3.3.1 Woonlasten die hoger zijn dan het maximale bedrag waarbij nog huurtoeslag mogelijk is
Vtlb rapport juli 2024
Inhoud
- Colofon
- 1.Algemeen
- 2.De berekening van het vrij te laten bedrag en de afloscapaciteit
- 3.De beslagvrije voet volgens art. 475da Rv
- 3.1De verschillende leefsituaties
- 3.2De verschillende groepen schuldenaren op basis van het belastbaar inkomen
- 3.3Verhoging beslagvrije voet voor woonkosten
- 3.4Verlaging van de beslagvrije voet in verband met privégebruik auto van de zaak (artikel 475db lid 1c)
- 3.5Artikel 475db lid 1a Rv – Aftrek van inkomsten partner
- 4.Reserverings-en arbeidstoeslag, correctie voor Eigen Risico zorgverzekering en correctie voor PGL-norm
- 5.Kosten waarvoor gecorrigeerd kan worden door de rechter-commissaris
- 5.1Correctie individuele lasten
- 5.2Correctie woonlasten boven maximale bedrag voor huurtoeslag en niet gecorrigeerd in de beslagvrije voet
- 5.3Gemeente- en waterschapsbelastingen
- 5.4Ziektekosten
- 5.5Kosten auto en vervoer
- 5.6Studiekosten van kinderen van de schuldenaar
- 5.7Kosten kinderopvang
- 5.8Alimentatie, co ouderschap en omgangsregeling
- 5.9Correctie voor kosten budgetbeheer, budgetbegeleidingen en beschermingsbewind
- 5.10Overige correcties
- 5.11Geen correcties
- 6.Inkomsten
- 6.1Inkomsten die wel als inkomen worden aangemerkt
- 6.1.1Inkomsten in verband met meerderjarige inwoners
- 6.1.2Verdeling heffingskortingen
- 6.1.3Belastingaftrek specifieke ziektekosten/ Tegemoetkoming Specifieke Ziektekosten (TSZ)
- 6.1.4Tegemoetkoming arbeidsongeschikten en individuele inkomenstoeslag
- 6.1.5Inkomen van zzp’ers en andere zelfstandig ondernemers zijnde een natuurlijk persoon
- 6.2Inkomsten die niet als inkomen worden aangemerkt
- 6.2.1Nabestaanden- en wezen uitkering
- 6.2.2Kinderbijslag
- 6.2.3Bijzondere bijstand
- 6.2.4Studiefinanciering voor schuldenaar en/of partner
- 6.2.5Uitkeringen op grond van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten
- 6.2.6Kindgebonden budget (KGB)
- 6.2.7Zorgtoeslag
- 6.2.8Inkomsten uit overwerk
- 6.2.9Vakantiegeld, eindejaarsuitkering, tijdsparen, uitbetaalde vakantiedagen, individueel keuzebudget
- 6.2.10Pleegkindvergoeding
- 6.2.11Persoonsgebonden budget (PGB)
- 6.2.12Onkostenvergoeding voor internationale chauffeurs
- 6.2.13thuiswerkkostenvergoeding
- 6.1Inkomsten die wel als inkomen worden aangemerkt
- 7.Overheveling
- Bijlage 1: De werking van de Vtlb-Calculator
- Bijlage 2: normbedragen
3.3.1 Woonlasten die hoger zijn dan het maximale bedrag waarbij nog huurtoeslag mogelijk is
Artikel 475 da lid 5 Rv
Indien de beslagvrije voet gelijk is aan het voor de desbetreffende leefsituatie in het eerste lid opgenomen bedrag en de geëxecuteerde woonkosten heeft die ten minste 10% meer bedragen dan de in art. 13 lid 1 Rv, onderdeel a, van de Wet op de huurtoeslag opgenomen rekenhuur, wordt de beslagvrije voet op verzoek van de geëxecuteerde voor de duur dat de geëxecuteerde deze woonkosten heeft, doch ten hoogste gedurende een bij ministeriële regeling van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid te bepalen termijn, verhoogd met het bedrag waarmee de woonkosten de eerder genoemde rekenhuur vermeerderd met 10% ophoging overstijgen. Indien de geëxecuteerde gehuwd is, wordt dit verzoek gehonoreerd, voor zover de niet onder beslag liggende inkomsten van de echtgenoot onvoldoende zijn om de hogere woonkosten te betalen.
Verhoging van de beslagvrije voet is mogelijk als de woonlasten meer dan 110% van de maximale huur voor huurtoeslag bedragen. Dat drempelbedrag is per 1 januari 2024 € 967,63 (=110%). Concreet betekent dit dus, dat bij woonlasten van bijvoorbeeld € 1.100,- de beslagvrije voet met € 132,37 wordt verhoogd.
In dit wetsartikel is verder opgenomen dat:
- het bedrag ter hoogte van de eerste 10% boven de maximale huur waarbij nog huurtoeslag mogelijk is, niet wordt gecorrigeerd in de beslagvrije voet;
- de verhoging het bedrag betreft boven 10% ophoging van de maximale huur waarbij nog huurtoeslag mogelijk is;
- de verhoging per 1 januari 2023 geldt voor de duur dat de schuldenaar deze woonkosten heeft, maar ten hoogste gedurende de bij ministeriële regeling van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid bepaalde termijn van 18 maanden.
- de verhoging niet wordt toegekend als het inkomen van de partner die niet in de regeling zit voldoende is om de hogere woonlasten te betalen
Dit laatste is aan de orde als de partner minimaal beschikt over de halve beslagnorm, plus de eigen correcties plus de gevraagde extra woonlasten.
De woonlasten die op basis van bovenstaand wetsartikel niet gecorrigeerd worden in de beslagvrije voet, kunnen - uiteraard na toestemming - in het nominaal deel gecorrigeerd worden.
Voorbeeld
Jan, alleenstaand zonder kinderen, heeft een zodanig hoog inkomen dat zijn beslagvrije voet het vaste bedrag betreft. Dit is per juli 2024 € 2.019,60. Zijn woonlasten zijn € 1.100,- per maand. De woonlasten worden als volgt gecorrigeerd:
- Bedrag tot € 879,66 is al gecorrigeerd in de beslagvrije voet;
- Bedrag tussen € 879,66 en € 967,63 (10% ophoging, € 87,97), wordt niet gecorrigeerd in de beslagvrije voet, kan wel in nominaal deel gecorrigeerd worden als aan de voorwaarden wordt voldaan;
- Huur tussen € 967,63 en € 1.100,- (€ 132,37) wordt voor maximaal 18 maanden gecorrigeerd in beslagvrije voet.
Dit betekent dat de beslagvrije voet de eerste 18 maanden wordt verhoogd met € 132,37; na die 18 maanden wordt de beslagvrije voet € 2.019,60. Het bedrag van € 132,37 kan dan in het nominaal deel gecorrigeerd worden, naast het bedrag van de 10% ophoging. Het vtlb blijft gelijk en wordt, behoudens andere omstandigheden, in de eerste 18 maanden € 2.151,97 + € 87,97= € 2.239,94 en daarna € 2.019,60 + € 132,37 + € 87,97= € 2.239,94.