6.2.9 Vakantiegeld, tijdsparen, uitbetaalde vakantiedagen, individueel keuzebudget
Vtlb rapport juli 2023
Inhoud
- Colofon
- 1.Algemeen
- 2.De berekening van het vrij te laten bedrag en de afloscapaciteit
- 3.De beslagvrije voet volgens art. 475da Rv
- 3.1De verschillende leefsituaties
- 3.2De verschillende groepen schuldenaren op basis van het belastbaar inkomen
- 3.3Verhoging beslagvrije voet voor woonkosten
- 3.4Verlaging van de beslagvrije voet in verband met privégebruik auto van de zaak (artikel 475db lid 1c)
- 3.5Artikel 475db lid 1a Rv – Aftrek van inkomsten partner
- 4.Reserverings-en arbeidstoeslag, correctie voor Eigen Risico zorgverzekering en correctie voor PGL-norm
- 5.Kosten waarvoor gecorrigeerd kan worden door de rechter-commissaris
- 5.1Correctie individuele lasten
- 5.2Correctie woonlasten boven maximale bedrag voor huurtoeslag en niet gecorrigeerd in de beslagvrije voet
- 5.3Gemeente- en waterschapsbelastingen
- 5.4Ziektekosten
- 5.5Kosten auto en vervoer
- 5.6Studiekosten van kinderen van de schuldenaar
- 5.7Kosten kinderopvang
- 5.8Alimentatie, co ouderschap en omgangsregeling
- 5.9Correctie voor kosten budgetbeheer, budgetbegeleidingen en beschermingsbewind
- 5.10Overige correcties
- 5.11Geen correcties
- 6.Inkomsten
- 6.1Inkomsten die wel als inkomen worden aangemerkt
- 6.1.1Inkomsten in verband met meerderjarige inwoners
- 6.1.2Verdeling heffingskortingen
- 6.1.3Belastingaftrek specifieke ziektekosten/ Tegemoetkoming Specifieke Ziektekosten (TSZ)
- 6.1.4Tegemoetkoming arbeidsongeschikten en individuele inkomenstoeslag
- 6.1.5Inkomen van zzp’ers en andere zelfstandig ondernemers zijnde een natuurlijk persoon
- 6.2Inkomsten die niet als inkomen worden aangemerkt
- 6.2.1Nabestaanden- en wezen uitkering
- 6.2.2Kinderbijslag
- 6.2.3Bijzondere bijstand
- 6.2.4Studiefinanciering voor schuldenaar en/of partner
- 6.2.5Uitkeringen op grond van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten
- 6.2.6Kindgebonden budget (KGB)
- 6.2.7Zorgtoeslag
- 6.2.8Inkomsten uit overwerk
- 6.2.9Vakantiegeld, tijdsparen, uitbetaalde vakantiedagen, individueel keuzebudget
- 6.2.10Pleegkindvergoeding
- 6.2.11Persoonsgebonden budget (PGB)
- 6.2.12Onkostenvergoeding voor internationale chauffeurs
- 6.2.13thuiswerkkostenvergoeding
- 6.1Inkomsten die wel als inkomen worden aangemerkt
- 7.Overheveling
- Bijlage 1: De werking van de Vtlb-Calculator
- Bijlage 2: normbedragen
6.2.9 Vakantiegeld, tijdsparen, uitbetaalde vakantiedagen, individueel keuzebudget
Vakantiegeld
Artikel 475da Rv verwijst naar de Participatiewetnorm. In deze norm is 5% netto vakantiegeld begrepen. Dit vakantiegeld wordt op het maandelijks te verstrekken bedrag aan uitkering ingehouden en jaarlijks in juni uitgekeerd (artikelen 19 en 45 Participatiewet).
Als voor de berekening van het vtlb wordt uitgegaan van de beslagvrije voet inclusief vakantiegeld, valt het werkelijk uit te keren vakantiegeld in dat geval helemaal in de boedel.
Deze werkwijze heeft grote nadelen. Niet alleen vinden de meeste schuldenaren het prettig eenmaal per jaar een extra bedrag te krijgen, maar bovendien is dit bedrag vaak een nuttige spaarpot voor het oplossen van problemen zoals nieuwe schulden of een boedelachterstand, dan wel voor aanschaf van kleding of huisraad.
Het in de beslagvrije voet opgenomen bedrag aan vakantiegeld wordt daarom bij de slotberekening van het vtlb maandelijks niet meegenomen, maar afgetrokken onder de noemer reservering vakantiegeld. Dit (vakantie)geld wordt in mei of juni als totaliteit meegenomen in de berekening van het vtlb. Het bedrag aan vakantiegeld dat behouden mag worden, is in die maand maximaal 100% van de toepasselijke Pw-norm (en minder als het inkomen lager is dan de bijstandsnorm).
Het vakantiegeld dat van de werkgever of uitkeringsinstantie ontvangen wordt, valt geheel in de boedel, maar in de maand mei of juni is het vtlb dus hoger met als gevolg dat de schuldenaar (een deel van) het ontvangen vakantiegeld mag behouden.
De vraag die rijst bij deze manier van berekenen van het vakantiegeld, is de volgende: Ontvangt de schuldenaar in het eerste jaar van de schuldsanering toch het ‘volledige’ vakantiegeld volgens de berekening?
Bij een looptijd van 36 maanden ontvangt de schuldenaar in het eerste jaar van de schuldsanering toch het "volledige" vakantiegeld. De schuldenaar draagt namelijk, uitgaande van een looptijd van drie jaar, driemaal het niet vrij te laten deel van zijn vakantiegeld af.
Vanaf het begin van de regeling wordt het vrij te laten bedrag maandelijks verminderd met het te ontvangen deel van het vakantiegeld, doordat wordt uitgegaan van 90% in plaats van 95% de bijstandsnorm (of van het inkomen als dit lager is dan de bijstandsnorm). Hierdoor kan de schuldenaar bij ontvangst van het vakantiegeld het vrij te laten deel van het vakantiegeld houden, omdat dit gedurende de regeling maandelijks wordt gereserveerd.
Bij een looptijd van 36 maanden wordt er (bij overwegend ongewijzigde omstandigheden) altijd drie keer vakantiegeld uitbetaald. Tegelijkertijd is er ook drie jaar lang maandelijks in het vrij te laten bedrag rekening gehouden met het te ontvangen vakantiegeld. Het vrij te laten bedrag is maandelijks al met 1/12e deel van het vakantiegeld verminderd.
Bij een looptijd van 18 maanden wordt het vakantiegeld één of twee keer uitbetaald, afhankelijk van de maand waarin men de regeling is gestart. De werkgroep werkt aan een uniforme en werkbare methode om verschillen in afdracht van het vakantiegeld te ondervangen.
Het is ook mogelijk dat de bewindvoerder vanaf de start van de regeling het vakantiegeld maandelijks meeneemt in de betreffende norm. Het vtlb is dan dus iedere maand iets hoger met als gevolg dat de schuldenaar maandelijks minder hoeft af te dragen. Er is dan geen recht op een vrij te laten deel vakantiegeld in mei of juni. Dit kan bijv. als de schuldenaar zijn vakantiegeld ook feitelijk maandelijks krijgt uitgekeerd, zoals bij payroll-constructies, uitzendwerk of een IKB (individueel keuzebudget). Dit geldt zowel bij een looptijd van 36 maanden als een looptijd van 18 maanden.
Tijdsparen
In sommige sectoren wordt het systeem van tijdsparen gehanteerd. De werkgever stort dan elke betaalperiode (4 weken/maand) een bedrag in het spaarfonds, dat de werknemer op een later moment kan opnemen. Het gaat om de geldwaarde van vakantiedagen, de reserve voor weinig-werk/verletdagen (‘spaaruren’), eventueel overwerk en een vergoeding voor reisuren, maar ook om de vakantietoeslag en – soms – opleidingen.
De vakantietoeslag wordt doorgaans in mei uitbetaald. De overige tegoeden kunnen vrij opgenomen worden, waarbij wel geldt dat bedragen voor opleidingen ook aan dat doel besteed moeten worden.
In sommige CAO’s is bovendien opgenomen dat men verplicht is om een minimum aantal spaaruren op te bouwen, zodat deze opgenomen kunnen worden in periodes dat er weinig werkaanbod/verlet is. Deze dagen gelden niet als vakantiedagen. Het meerdere boven dit verplichte aantal uren wordt in de regel eenmaal per jaar uitbetaald.
Voor de berekening van het vtlb wordt dan uitgegaan van het volgende:
- Bij de vakantiegeldcomponent heeft de – werkende – schuldenaar in principe recht op 100% van het vakantiegeld horend bij de toepasselijke Participatiewetnorm, het overige moet worden afgedragen.
- Voor het deel van de tegoeden dat ziet op doorbetaling van het loon tijdens de vakantiedagen heeft de schuldenaar recht op het vtlb voor 20 verplichte vrije dagen per jaar en 5 overige dagen. De bewindvoerder kan aan de hand van de overzichten zien voor welke vakantieperiode het tegoed is opgenomen.
- Als betrokkene door de zgn. weinig-werk of verletdagen in een bepaalde maand een zo laag inkomen heeft dat zijn maandelijks inkomen daalt tot onder zijn vtlb dan kan hij – met toestemming van de bewindvoerder-het spaarfonds gebruiken voor een aanvulling tot op het vtlb.
- Het gebruik van het opleidingsbudget kan uitsluitend plaats vinden na overleg met de bewindvoerder.
- Als sprake is van een geldelijke storting in verband met persoonlijk verricht overwerk dan gelden daarvoor de gebruikelijke vtlb-regels.
Het eventueel resterende vrije saldo aan het eind van het jaar (dus na uitbetaling vakantietoeslag en vtlb voor 25 vrije dagen en eventuele aanvulling tot op het vtlb) moet worden afgedragen op de boedelrekening. De schuldenaar dient op verzoek een overzicht van zijn tegoeden te tonen aan de bewindvoerder.
Uitbetaalde vakantiedagen
Steeds vaker doet zich de situatie voor, bijvoorbeeld bij uitzendcontracten, payrolling en nulurencontracten, dat werknemers wekelijks of maandelijks direct bij hun salaris ook hun vakantiegeld en vakantie-urenopbouw uitbetaald krijgen.
Waar het gaat om vakantiegeld wordt verwezen naar de laatste alinea hierboven onder vakantiegeld. Er kan in die gevallen gekozen worden voor een vtlb inclusief een maandelijks vakantiegeld. Er dient dan alleen jaarlijks in mei nog bezien te worden of het totaal recht op vakantiegeld is uitbetaald.
Wanneer het gaat om uitbetaalde vakantie-uren kan worden aangesloten bij de systematiek van het tijdsparen. Jaarlijks bestaat recht op minimaal 20 dagen doorbetaalde vakantie en 5 vrije dagen. Het hangt van de omvang van de functie af in hoeverre het noodzakelijk en gewenst is vanuit de boedel te voorzien in een inkomen voor de periode waarin de werknemer geen inkomen verwerft doordat hij vakantie-uren opneemt. Het bedrag dat voorziet in de opbouw van vakantiedagen is inkomen. Bij een verzoek om vakantie op te mogen nemen, wordt door de bewindvoerder beoordeeld wat is opgebouwd dan wel afgedragen en wat kan worden uitgekeerd van de boedel.
Individueel Keuze Budget
Het Individueel Keuzebudget (IKB) is een systeem waarmee werknemers meer speelruimte wordt gegund om de regie te voeren rond aan- en verkoop van vakantiedagen, het moment van uitbetalen van vakantiegeld en eindejaarsuitkering en overige secundaire arbeidsvoorwaarden. Aan het einde van het kalenderjaar wordt het restant van het IKB uitbetaald. Steeds meer werkgevers gaan over op (een vorm van) dit systeem.
In het IKB kan opgenomen zijn dat een x-aantal uur bovenwettelijk verlof wordt gekocht, zodat men, in plaats van alleen de wettelijke 20 dagen, 25 verlofdagen opbouwt bij een fulltime dienstverband. Aankoop van deze uren (tot een maximum van 25 dagen) is toegestaan, mits de regeling het volle kalenderjaar duurt. Gebruik van het IKB voor andere zaken dan aankoop van een x-aantal bovenwettelijke verlofuren tot maximaal 25 dagen bij fulltime dienstverband is niet toegestaan of moet gecompenseerd worden uit het vrij te laten bedrag.
Hoofdregel bij een duur van 36 maanden is dat tijdens de regeling driemaal het bovenmatig vakantiegeld over een jaar, de eindejaarsuitkering en het restant IKB is afgedragen.
Voorgenomen wijzigingen van het IKB mogen niet ten koste gaan van spaarcapaciteit en moeten altijd besproken worden met de bewindvoerder.