5.5.4 De reiskosten
Vtlb rapport juli 2023
Inhoud
- Colofon
- 1.Algemeen
- 2.De berekening van het vrij te laten bedrag en de afloscapaciteit
- 3.De beslagvrije voet volgens art. 475da Rv
- 3.1De verschillende leefsituaties
- 3.2De verschillende groepen schuldenaren op basis van het belastbaar inkomen
- 3.3Verhoging beslagvrije voet voor woonkosten
- 3.4Verlaging van de beslagvrije voet in verband met privégebruik auto van de zaak (artikel 475db lid 1c)
- 3.5Artikel 475db lid 1a Rv – Aftrek van inkomsten partner
- 4.Reserverings-en arbeidstoeslag, correctie voor Eigen Risico zorgverzekering en correctie voor PGL-norm
- 5.Kosten waarvoor gecorrigeerd kan worden door de rechter-commissaris
- 5.1Correctie individuele lasten
- 5.2Correctie woonlasten boven maximale bedrag voor huurtoeslag en niet gecorrigeerd in de beslagvrije voet
- 5.3Gemeente- en waterschapsbelastingen
- 5.4Ziektekosten
- 5.5Kosten auto en vervoer
- 5.6Studiekosten van kinderen van de schuldenaar
- 5.7Kosten kinderopvang
- 5.8Alimentatie, co ouderschap en omgangsregeling
- 5.9Correctie voor kosten budgetbeheer, budgetbegeleidingen en beschermingsbewind
- 5.10Overige correcties
- 5.11Geen correcties
- 6.Inkomsten
- 6.1Inkomsten die wel als inkomen worden aangemerkt
- 6.1.1Inkomsten in verband met meerderjarige inwoners
- 6.1.2Verdeling heffingskortingen
- 6.1.3Belastingaftrek specifieke ziektekosten/ Tegemoetkoming Specifieke Ziektekosten (TSZ)
- 6.1.4Tegemoetkoming arbeidsongeschikten en individuele inkomenstoeslag
- 6.1.5Inkomen van zzp’ers en andere zelfstandig ondernemers zijnde een natuurlijk persoon
- 6.2Inkomsten die niet als inkomen worden aangemerkt
- 6.2.1Nabestaanden- en wezen uitkering
- 6.2.2Kinderbijslag
- 6.2.3Bijzondere bijstand
- 6.2.4Studiefinanciering voor schuldenaar en/of partner
- 6.2.5Uitkeringen op grond van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten
- 6.2.6Kindgebonden budget (KGB)
- 6.2.7Zorgtoeslag
- 6.2.8Inkomsten uit overwerk
- 6.2.9Vakantiegeld, tijdsparen, uitbetaalde vakantiedagen, individueel keuzebudget
- 6.2.10Pleegkindvergoeding
- 6.2.11Persoonsgebonden budget (PGB)
- 6.2.12Onkostenvergoeding voor internationale chauffeurs
- 6.2.13thuiswerkkostenvergoeding
- 6.1Inkomsten die wel als inkomen worden aangemerkt
- 7.Overheveling
- Bijlage 1: De werking van de Vtlb-Calculator
- Bijlage 2: normbedragen
5.5.4 De reiskosten
Voor de reiskosten geldt als uitgangspunt dat iedere door de werkgever betaalde reiskostenvergoeding wordt aangemerkt als inkomen. De daadwerkelijk gemaakte reiskosten worden bij de beslagvrije voet opgeteld als correctie in het nominale bedrag.
Voor de vaststelling van de daadwerkelijke reiskosten bij gebruik van de auto, gelden thans de volgende uitgangspunten:
a. Bij een totale reisafstand van maximaal 4.600 km per jaar1, wordt in het vtlb rekening gehouden met een forfaitair bedrag van € 187,28 per maand. In het forfaitaire bedrag is rekening gehouden met wegenbelasting, autoverzekering, jaarlijkse APK en brandstof.
b. Wanneer de totale reisafstand meer dan 4.600 km per jaar bedraagt, wordt per gereden extra kilometer € 0,188 bij het forfaitaire bedrag opgeteld.
Voorbeeld
Als een saniet minder dan 100 km per week rijdt, (dus een aantal km tot 4.600 per jaar) geldt voor hem een nominale correctie op het vtlb van € 187,28. In het geval dat een saniet meer dan 4.600 km per jaar rijdt, bijvoorbeeld 250 km per week, dan is de rekensom als volgt: Per jaar rijdt hij 46 × 250 = 11.500km. Voor de eerste 4.600 km geldt het forfaitaire bedrag van € 187,28. Het aantal kilometers daarboven is 6.900 (11.500 - 4.600). Dat geeft recht op 6.900 × € 0,188 = € 1.297,20 per jaar, dit is per maand € 108,10. In totaal levert dit voor deze saniet een nominale correctie op van € 187,28 + € 108,10 = € 295,38 per maand.
Bij gebruik van het OV wordt gerekend met de daadwerkelijke kosten van kaarten of abonnementen en eventuele stallingskosten voor een fiets. Het kan zo zijn dat deze kosten hoger blijken te zijn dan wanneer gebruik wordt gemaakt van een auto. Dan dient in overleg met de schuldenaar een keuze te worden gemaakt. Gelet op de hiervoor onder §5.5.1 geschetste risico's die het bezit van een auto voor het verloop van de regeling meebrengen, dient niet te worden aangedrongen op de keuze voor een auto.
Bij gebruik van een brommer wordt gerekend met de daadwerkelijke benzinekosten (te berekenen op basis van de afstand). Daarnaast kunnen bij gebruik van brommer en fiets eventuele stallingskosten en incidenteel reparatiekosten worden opgevoerd. Van stallingskosten en reparaties moeten wel bewijsstukken worden overgelegd.
Bij langdurige ziekte van de schuldenaar overlegt de bewindvoerder met de rechter-commissaris in hoeverre de correctie voor de autokosten moet worden gehandhaafd. Daarbij kan rekening worden gehouden met de werkelijke kosten (o.a. verzekering en belasting). Maximum is altijd het forfaitaire bedrag. Indien geen uitzicht bestaat op hervatting van het werk waarvoor de auto noodzakelijk is, dan wordt er geen rekening meer gehouden met de kosten.
De correctie voor de autokosten is gebaseerd op een brandstofauto. In een uitzonderlijk geval kan het voorkomen dat de schuldenaar een elektrische auto blijkt te rijden. De kans is groot dat de auto dan, gezien de waarde ervan, moet worden verkocht c.q. moet worden omgeruild voor een goedkoper exemplaar. Is dat het niet geval, en blijft de schuldenaar gedurende de Wsnp elektrisch rijden, dan gelden vooralsnog de gebruikelijke correcties voor de autokosten. Indien de kosten aantoonbaar anders zijn, kan een ander, goed onderbouwd voorstel aan de rechter-commissaris worden voorgelegd.
1. Voor uitleg over keuze van 4.600 km per jaar: zie bijlage 2, hoofdstuk 5, autokosten.