3.1.2 Artikel 475da lid 1 sub c en d Rv – Gehuwden zonder of met kinderen
Vtlb rapport januari 2024
Inhoud
- Colofon
- 1.Algemeen
- 2.De berekening van het vrij te laten bedrag en de afloscapaciteit
- 3.De beslagvrije voet volgens art. 475da Rv
- 3.1De verschillende leefsituaties
- 3.2De verschillende groepen schuldenaren op basis van het belastbaar inkomen
- 3.3Verhoging beslagvrije voet voor woonkosten
- 3.4Verlaging van de beslagvrije voet in verband met privégebruik auto van de zaak (artikel 475db lid 1c)
- 3.5Artikel 475db lid 1a Rv – Aftrek van inkomsten partner
- 4.Reserverings-en arbeidstoeslag, correctie voor Eigen Risico zorgverzekering en correctie voor PGL-norm
- 5.Kosten waarvoor gecorrigeerd kan worden door de rechter-commissaris
- 5.1Correctie individuele lasten
- 5.2Correctie woonlasten boven maximale bedrag voor huurtoeslag en niet gecorrigeerd in de beslagvrije voet
- 5.3Gemeente- en waterschapsbelastingen
- 5.4Ziektekosten
- 5.5Kosten auto en vervoer
- 5.6Studiekosten van kinderen van de schuldenaar
- 5.7Kosten kinderopvang
- 5.8Alimentatie, co ouderschap en omgangsregeling
- 5.9Correctie voor kosten budgetbeheer, budgetbegeleidingen en beschermingsbewind
- 5.10Overige correcties
- 5.11Geen correcties
- 6.Inkomsten
- 6.1Inkomsten die wel als inkomen worden aangemerkt
- 6.1.1Inkomsten in verband met meerderjarige inwoners
- 6.1.2Verdeling heffingskortingen
- 6.1.3Belastingaftrek specifieke ziektekosten/ Tegemoetkoming Specifieke Ziektekosten (TSZ)
- 6.1.4Tegemoetkoming arbeidsongeschikten en individuele inkomenstoeslag
- 6.1.5Inkomen van zzp’ers en andere zelfstandig ondernemers zijnde een natuurlijk persoon
- 6.2Inkomsten die niet als inkomen worden aangemerkt
- 6.2.1Nabestaanden- en wezen uitkering
- 6.2.2Kinderbijslag
- 6.2.3Bijzondere bijstand
- 6.2.4Studiefinanciering voor schuldenaar en/of partner
- 6.2.5Uitkeringen op grond van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten
- 6.2.6Kindgebonden budget (KGB)
- 6.2.7Zorgtoeslag
- 6.2.8Inkomsten uit overwerk
- 6.2.9Vakantiegeld, eindejaarsuitkering, tijdsparen, uitbetaalde vakantiedagen, individueel keuzebudget
- 6.2.10Pleegkindvergoeding
- 6.2.11Persoonsgebonden budget (PGB)
- 6.2.12Onkostenvergoeding voor internationale chauffeurs
- 6.2.13thuiswerkkostenvergoeding
- 6.1Inkomsten die wel als inkomen worden aangemerkt
- 7.Overheveling
- Bijlage 1: De werking van de Vtlb-Calculator
- Bijlage 2: normbedragen
3.1.2 Artikel 475da lid 1 sub c en d Rv – Gehuwden zonder of met kinderen
Voor de definitie van gehuwden wordt verwezen naar de Participatiewet, artikel 3.
In dit artikel is te lezen dat onder gehuwden ook ongehuwd/ongeregistreerd samenwonenden, samenwonende broers of zussen, vriendinnen, etc. vallen, wanneer een gezamenlijke huishouding bestaat en dus sprake is van wederzijdse verzorging.
Hieronder vallen niet:
- Woningdelers (zonder gezamenlijke huishouding);
- De persoon die een gezamenlijke huishouding voert met een bloedverwant in de eerste graad (bijvoorbeeld moeder en zoon);
- Bloedverwanten in de tweede graad, waarbij een van de bloedverwanten een zorgbehoefte heeft.
Als de schuldenaar aanspraak maakt op de norm voor echtgenoten, zal hij desgevraagd aan moeten tonen dat een gezamenlijke huishouding met wederzijdse verzorging bestaat.
Bij een gemeenschap van goederen kan worden volstaan met één vtlb-berekening; de inkomens van beide partners worden bij elkaar opgeteld.
Bestaat er gemeenschap van goederen, maar is slechts één van de partners toegelaten tot de Wsnp, dan valt het inkomen van beide partners in de boedel (art. 63 Fw, overeenkomstig van toepassing via art. 313 van dezelfde wet).
De berekening maakt daarom in deze situatie geen onderscheid tussen ‘één in de regeling’ of ‘beiden in de regeling’. De partner die onder de Wsnp valt, dient aan de boedel af te dragen het volledige verschil tussen de gezamenlijke inkomens en het berekende vtlb.
Bestaat er geen gemeenschap van goederen en is de Wsnp van toepassing op beide echtgenoten, dan wordt voor iedere echtgenoot een afzonderlijke berekening gemaakt. Zoals hierna aangegeven in §3.5, wordt het uiteindelijk bepaalde onbeslagen inkomen inclusief vakantiegeldaanspraak van echtgenoot A in mindering gebracht op de voor echtgenoot B geldende beslagvrije voet en omgekeerd tot maximaal de helft van de beslagvrije voet inclusief eventuele correcties voor woonlasten.