Maatwerk afdracht banksaldo bij aanvang Wsnp
Aan de start van de Wsnp, vóórdat de schuldenaar beschikt over het eerste vtlb, behoudt de schuldenaar in beginsel een deel van zijn financiële middelen, om daarmee in de kosten van levensonderhoud en vaste lasten te kunnen voorzien.
De Hoge Raad schrijft voor dat de Wsnp-bewindvoerder, als de situatie hierom vraagt, aan de start van de Wsnp maatwerk mag toepassen bij het overdragen van alle goederen die tot de boedel behoren. (Concreet: de uitvoering van art. 296 lid 2 Fw.)
Strikte toepassing art. 296 Fw kan leiden tot problemen
De schuldenaar is aan de start van de Wsnp verplicht om alle goederen aan de Wsnp-bewindvoerder af te leveren o.g.v. art. 296 lid 2 Fw. In de praktijk gaat het vooral om het banksaldo en spaargeld, dit moet overgeboekt worden naar de boedelrekening. `
Een strikte toepassing van bovenstaande verplichting kan leiden tot problemen. Bijvoorbeeld als de Wsnp wordt uitgesproken (kort) nadat het inkomen (salaris/uitkering) overgeboekt is. In deze situatie ‘ontvangt’ de schuldenaar zijn eerste vtlb pas in volgende maand. Het volledig banksaldo overmaken aan de boedelrekening leidt ertoe dat er in de eerste maand géén financiële middelen zijn voor de vaste lasten en levensonderhoud. Hierdoor ontstaan er automatisch nieuwe schulden1.
Om deze situatie te voorkomen, mag de Wsnp-bewindvoerder bepalen dat, zolang de schuldenaar niet beschikt over het (eerste) vtlb, deze (een deel van) zijn financiële middelen mag houden. Dit zodat de schuldenaar zijn vaste lasten kan betalen en kan voorzien in zijn levensonderhoud.
Zo bepaalt de Hoge Raad in ECLI:NL:HR:2021:1670, zie vooral r.o. 4.2.4.
Verschil van inzicht: voorleggen aan rechter-commissaris
Als de Wsnp-bewindvoerder en de schuldenaar van inzicht verschillen over het in dit artikel beschreven maatwerk, kan de kwestie, door de Wsnp-bewindvoerder of de schuldenaar, voorgelegd worden aan de rechter-commissaris o.g.v. art. 317 Fw. Zie ECLI:NL:HR:2021:1670 r.o. 424, laatste zin.
Voetnoot
- Schulden die ontstaan tijdens de Wsnp kunnen een reden zijn voor een tussentijdse beëindiging van de Wsnp o.g.v. art. 350 lid 3 sub d Fw of het niet verstrekken van de schone lei o.g.v. art. 358 lid 2 Fw.
Organisatie
- Hoge Raad
Documentsoort
- Uitspraken en jurisprudentie
Bron
Trefwoorden
- Afdrachtplicht
- Maatwerk/uitzonderingen
- Niet voldoen verplichtingen
- Nieuwe schulden
- Rechtspraak
- Verbod nieuwe schulden
- Verplichtingen Wsnp
Gerelateerd
Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank tot weigering van de schone lei bij einddatum WSNP (looptijd 5 jaar). Schuldenaar is toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van de verplichtingen: aan hem is een onvoorwaardelijke ...
De Hoge Raad buigt zich over de vraag of het hof mocht oordelen dat de afdrachtverplichting herleeft nadat de boedelachterstand is ingelopen.
De hoofdregel in de Wsnp is dat immateriële schadevergoedingen in de boedel vallen. Op grond van artikel 295 lid 1 Fw omvat de boedel immers alle goederen van de schuldenaar ten tijde van de uitspraak tot toepassing van de ...