Afwijzing dwangakkoord - verzameling uitspraken
Diverse rechtbankuitspraken waarbij het verzoek tot oplegging van een dwangakkoord wordt afgewezen.
ECLI:NL:RBROT:2021:9047
Rechtbank Rotterdam, 16 augustus 2021
Niet maximaal haalbare en niet goed en betrouwbaar gedocumenteerd voorstel. Parttime dienstbetrekking. Verzoekster in staat om fulltime te werken. Geen medische rapport of vrijstelling. Geen sollicitaties overgelegd. Wettelijke schuldsaneringsregeling biedt meer waarborgen.
In deze zaak is de rechtbank van oordeel dat er geen sprake is van een goed en betrouwbaar gedocumenteerd voorstel. Evenmin is vast komen te staan dat het voorstel het uiterste is waartoe verzoekster in staat moet worden geacht. Immers het aanbod is gebaseerd op de huidige inkomsten die verzoekster heeft op basis van haar parttime dienstbetrekking van 27 uur per week. Uit het verzoekschrift en het verhandelde ter zitting is gebleken dat verzoekster in staat is om fulltime betaalde arbeid te verrichten en geen ontheffing van de (aanvullende) inspanningsverplichting heeft. Verzoekster heeft geen keuringsrapport of andere medische stukken overgelegd, waaruit blijkt dat zij deels arbeidsongeschikt is. De rechtbank kan dus niet zonder meer vaststellen dat de huidige afloscapaciteit van verzoekster het maximale is. Tevens is niet gebleken dat verzoekster zich de afgelopen tijd heeft ingespannen om fulltime betaalde arbeid te vinden of haar kansen op de arbeidsmarkt te vergroten. Ook heeft zij geen sollicitatiebewijzen, hoewel door de rechtbank opgevraagd, overgelegd. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat de wettelijke schuldsaneringsregeling meer waarborgen biedt aan de schuldeisers vanwege de wettelijke verplichtingen, zoals de arbeids- en sollicitatieverplichting, de strenge controle door een bewindvoerder en een rechter-commissaris en de sancties indien de verplichtingen niet worden nagekomen.
ECLI:NL:RBNHO:2024:5352
Rechtbank Noord-Holland, 4 juni 2024
De rechtbank wijst het dwangakkoord af: niet is uitgesloten dat schuldenares betaald werk kan krijgen zodat mogelijk meer gespaard kan worden. Het staat daarom volgens de rechtbank niet vast dat het maximum haalbare is aangeboden.
In deze zaak heeft de schuldenares een totale schuldenlast van € 8.669,19. De schuld aan de weigerende schuldeiser (de Verhuurder) is € 4.910,92 en dat is 56,65% van de totale schuldenlast. Schuldenares heeft op basis van een saneringskrediet aangeboden om schuldeisers zonder voorrang 11,75 % van hun vordering te betalen. Dit percentage is berekend aan de hand van haar maandelijkse spaarvermogen op basis van haar Wajong-uitkering.
De rechtbank overweegt dat niet uitgesloten is dat schuldenares betaald werk krijgt zodat mogelijk meer gespaard kan worden. Aldus staat niet vast dat schuldenares met haar aanbod van 11,75% het maximaal haalbare heeft geboden. Ter zitting heeft de schuldhulpverlener aangegeven dat als schuldenares fulltime gaat werken, zij - gelet op haar ervaring en opleiding - slechts het minimumloon zou kunnen verdienen. Hiermee zou zij geen hogere afloscapaciteit hebben dan met een uitkering, doordat zij dan geen recht meer zou hebben op diverse toeslagen. Dit argument is echter niet met een op schuldenares toegespitste berekening onderbouwd, zodat de rechtbank het gestelde niet kan verifiëren. De rechtbank gaat derhalve hieraan voorbij.
Het dwangakkoord wordt afgewezen; het subsidiaire Wsnp-verzoek wordt behandeld en toegewezen.
ECLI:NL:RBDHA:2024:8916
Rechtbank Den Haag, 10 juni 2024
De verzoeker bevindt zich in een problematische schuldensituatie: hij heeft een schuldenlast van afgerond 1,65 miljoen Euro opgebouwd. Hij heeft een voorstel gedaan aan zijn schuldeisers, waarbij een deel van de vordering(en) wordt voldaan en het resterende deel door de schuldeiser wordt kwijtgescholden. Omdat niet alle schuldeisers met dit voorstel hebben ingestemd, heeft verzoeker de rechtbank verzocht het aangeboden akkoord dwingend op te leggen. Dit verzoek wordt door de rechtbank afgewezen.
De weigerende schuldeiser heeft een vordering van ruim 1,6 miljoen Euro, dat is ruim 97% van de totale schuldenlast. De rechtbank kan een zogenaamd ‘dwangakkoord’ opleggen wanneer de weigering van de schuldeiser in de gegeven omstandigheden onredelijk is. Om te kunnen beoordelen of dat het geval is, moet de rechtbank de belangen van alle betrokkenen afwegen: van de verzoeker zelf, van de weigerende schuldeiser(s) en van de schuldeisers die wél hebben ingestemd. Op basis van die belangenafweging is de rechtbank tot het oordeel gekomen dat een dwangakkoord hier niet op zijn plaats is.
De rechtbank acht het voorstel dat verzoeker aan zijn schuldeisers heeft gedaan niet het maximaal haalbare. Het gedane aanbod - 0,45% tegen finale kwijting - is gebaseerd op het inkomen van verzoeker. Hij is in dienst van een Stichting, waarvan de zoon de voorzitter, secretaris en penningmeester is. Verzoeker ontvangt, volgens de salarisspecificatie van januari 2024, een inkomen op basis van een uurloon van € 11,16. Dit inkomen ligt onder het wettelijk minimumuurloon van € 13,27. Ter zitting heeft verzoeker verklaard dat hij zich bezig houdt met de verhuur van appartementen in het buitenland. Hij regelt de zaken zoals de sleuteloverdracht, onderhoud en schoonmaak. Dit doet hij zowel fysiek ter plaatse als op afstand. De rechtbank is echter van oordeel dat niet voldoende aannemelijk is gemaakt dat verzoeker, gelet op zijn kennis en ervaring in het vastgoed, geen betere baan kan vinden met een hoger inkomen. De enkele verklaring dat hij geen opleiding heeft genoten en het een kwestie is van vraag en aanbod acht de rechtbank onvoldoende.
Verzoeker is er niet in geslaagd om aannemelijk te maken dat het gedane voorstel het maximaal haalbare is en dat de weigering van verweerster onredelijk is. De rechtbank wijst het verzoek tot oplegging van een dwangakkoord af.
ECLI:NL:RBDHA:2024:8915
Rechtbank Den Haag, 3 juni 2024
Afwijzing dwangakkoord. Weigering is niet onredelijk. Voor de verstrekte lening is een borg gesteld. Deze borgstelling vervalt, op grond van artikel 6:160 lid 1 BW, als verweerster instemt met het akkoord. Het belang van verzoekster wordt door de weigering niet onredelijk geschaad, omdat zij op basis van het akkoord 36 maanden moet sparen, en als zij tot de Wsnp wordt toegelaten - het subsidiaire verzoek - thans nog maar 18 maanden moet sparen voor haar schuldeisers.
Organisatie
- Rechtbank Rotterdam
Documentsoort
- Uitspraken en jurisprudentie
Trefwoorden
- Dwangakkoord (287a Fw)
- Dwangmiddelen
- Rechtbank
- Rechtspraak
- Schuldhulpverlening (Msnp)
Gerelateerd
ING stemt als enige schuldeiser niet in met een aangeboden schuldregeling. Naar het oordeel van de rechtbank wekt ING de indruk dat niet-NVVK-leden meer en niet-noodzakelijke gegevens moeten aanleveren, voordat een voorstel in behandeling wordt ...
Van de 29 schuldeisers stemmen 28 schuldeisers in met de aangeboden schuldregeling. Verzoekster werkt parttime, aan alle waarborgen die ervoor moeten zorgen dat zij het maximale ten behoeve van haar schuldeisers zal afdragen, is voldaan. De ...
CJIB weigert op formalistische grond, en niet uit de wet of jurisprudentie van de Hoge Raad af te leiden weigeringsgronden, het aanbod in het minnelijk traject. De rechtbank oordeelt dat dit onnodige kostenopdrijvend is en misbruik van recht ...