Vtlb en het vakantiegeld
Elk jaar in april en mei krijgen wij relatief veel vragen over het vakantiegeld. Dit jaar verwachten we extra veel vragen in dossiers die na 1 juli 2023 zijn gestart, nu de looptijd van het schuldsaneringstraject per die datum is verkort tot 18 maanden.
Afhankelijk van het moment waarop toelating plaatsvond, ontvangt de schuldenaar daardoor 1x of 2x vakantiegeld tijdens de looptijd van de Wsnp. Het oude uitgangspunt dat tijdens een looptijd van drie jaar ook driemaal een deel van het vakantiegeld wordt afgedragen – voor iedereen, ongeacht de startdatum van de Wsnp – gaat in deze dossiers niet meer op. De Vtlb-werkgroep heeft een nieuwe berekeningswijze opgenomen in het Vtlb-rapport, in paragraaf 6.2.9. Graag attenderen we u daar nog eens op.
Hoe zit het ook alweer bij inkomens met afzonderlijk vakantiegeld?
In de berekening van het vtlb wordt maandelijks een bedrag aan vakantiegeld gereserveerd, onder de noemer “te reserveren vakantiegeld”. Het maandelijks Vtlb is hierdoor lager, maar bij uitbetaling van het vakantiegeld mag men een deel behouden, het “te behouden vakantiegeld”. Het bedrag boven het “te behouden vakantiegeld” moet uiteraard wel afgedragen worden.
Bij een looptijd van 3 jaar wordt 36 maal een bedrag gereserveerd en wordt 3 maal het vakantiegeld uitbetaald. Van dit vakantiegeld mag men een deel houden en draagt men het bovenmatige deel af. Het maakt hierbij niet uit wanneer men is toegelaten tot de Wsnp.
Bij een looptijd van 18 maanden wordt 18 maal een bedrag gereserveerd, maar wordt het vakantiegeld 1x of 2x uitbetaald. Wat mag men dan houden en wat moet er afgedragen worden?
Vakantiegeld wordt tijdens de Wsnp 2x uitbetaald
Afhankelijk van het moment van toelating kan er tijdens de Wsnp 2x vakantiegeld worden uitbetaald. Bij uitbetaling van het eerste vakantiegeld wordt het volledige bedrag van het ‘te behouden vakantiegeld’, zoals dat staat opgenomen in de uitdraai van de vtlb-berekening, vrij gelaten. Het bedrag boven het vrij te laten deel van het vakantiegeld moet natuurlijk wel aan de boedel afgedragen worden.
Een jaar later loopt de Wsnp nog en wordt voor de tweede maal het vakantiegeld uitbetaald. Het eerste jaar is al een afdracht van 12 maanden van het bovenmatige vakantiegeld gedaan, zodat voor dit tweede jaar nog een afdracht van 6 maanden bovenmatig vakantiegeld overblijft. De helft van het bedrag boven het vrij te laten deel van het vakantiegeld moet worden afgedragen, de andere helft mag schuldenaar behouden, naast het vrij te laten deel van het vakantiegeld. Op die manier vloeit in totaal over 18 maanden het bovenmatige vakantiegeld in de boedel. In eerdergenoemde paragraaf 6.2.9 van het Vtlb-rapport vindt u een rekenvoorbeeld.
Vakantiegeld wordt tijdens de Wsnp 1x uitbetaald
Ook kan het zo zijn, afhankelijk van het moment van toelating, dat de schuldenaar tijdens de Wsnp “maar” eenmaal vakantiegeld ontvangt. En ook dan wordt bij uitbetaling van het eerste (en enige) vakantiegeld het volledige bedrag van het ‘te behouden vakantiegeld’ zoals dat staat opgenomen in de uitdraai van de vtlb-berekening vrijgelaten. Het bedrag boven het vrij te laten deel van het vakantiegeld wordt uiteraard aan de boedel afgedragen. Daarmee is over een periode van 12 maanden ook het bovenmatige vakantiegeld afgedragen. Tijdens de Wsnp volgt echter niet nógmaals een uitbetaling van het vakantiegeld.
Om dan toch tot een totaal van 18 maanden afdracht van het vakantiegeld te komen, moet de schuldenaar daarnaast nog over 6 maanden het bedrag boven het gereserveerde deel van het vakantiegeld afdragen aan de boedel. Een rekenvoorbeeld vindt u wederom in paragraaf 6.2.9. De verplichting tot deze (extra) afdracht moet tijdig besproken worden met de schuldenaar, bij voorkeur tijdens het huisbezoek, met een schriftelijke bevestiging én vermelding in het aanvangsverslag. In uw verslaglegging aan de rechter-commissaris geeft u zo spoedig mogelijk, liefst direct in het eerste verslag maar uiterlijk bij gelegenheid van het eindverslag, een prognose van het bedrag dat de schuldenaar in dit kader extra moet afdragen en in hoeverre dit reeds is afgedragen.
Er moet dus richting het einde van de Wsnp nog een bedrag aan de boedel worden afgedragen, dat pas na afloop van de Wsnp door de schuldenaar ook daadwerkelijk wordt ontvangen. Er zijn verschillende mogelijkheden om die afdracht te realiseren.
- Het (eerste en enige) vrij te laten deel van het vakantiegeld wordt hiertoe gereserveerd;
- De schuldenaar voldoet het af te dragen vakantiegeld uit het vrij te laten bedrag;
- Nadat de Wsnp-verplichtingen zijn geëindigd wordt de volledige afdrachtcapaciteit aangewend om het resterende vakantiegeld af te dragen.
Optie 1 heeft de voorkeur, nu de impact daarvan klein is. Optie 2 zal vaak lastig(er) te realiseren zijn omdat er binnen het vtlb doorgaans weinig ruimte voor zal zijn. Optie 3 is het laatste redmiddel, omdat de Wsnp daardoor nog niet kan worden beëindigd. Ziet het er naar uit dat optie 3 de enige optie is? Dan is afstemming met de rechter-commissaris vereist. Een alternatief, teneinde uitstel van de afwikkeling te voorkomen, zou nog kunnen zijn dat schuldenaar het bedrag krijgt voorgeschoten van een derde, bijvoorbeeld een familielid of de werkgever.
Het bovenstaande geldt, zoals u ook in paragraaf 6.2.9 van het Vtlb-rapport kunt lezen, eveneens voor de eindejaarsuitkering.
Let op! Voor dit artikel wordt uitgegaan van een reguliere looptijd van 18 maanden zonder eerdere ingangsdatum. Bij een afwijkende duur van de totale schuldsaneringsregeling geldt dat de afdracht wordt berekend over het inkomen inclusief vakantiegeld en eindejaarsuitkering gedurende het aantal maanden dat de schuldsaneringsregeling duurt. In onze volgende nieuwsbrief zullen wij hier nog meer aandacht aan besteden.