Weigering schone lei vanwege ernstig misdrijf en nieuwe schuld
Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank tot weigering van de schone lei bij einddatum WSNP (looptijd 5 jaar). Schuldenaar is toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van de verplichtingen: aan hem is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd wegens een tijdens de looptijd gepleegd ernstig misdrijf; daarnaast is een nieuwe schuld ontstaan ter zake schadevergoeding aan de benadeelde partij. In dit arrest beslist het hof dat verlenging niet meer mogelijk is en dat aan de schuldenaar niet de schone lei wordt verleend.
Procesverloop
De schuldenaar is bij vonnis van 1 september 2022 door de rechtbank Gelderland veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar. Daarnaast is hij veroordeeld tot betaling van schadevergoeding ter hoogte van € 2.280,- aan materiële schade en smartengeld, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf datum misdrijf. De schuldenaar is op 9 september 2022 in hoger beroep gekomen van het strafvonnis.
Op 2 november 2022 heeft in zijn Wsnp de pro forma verificatievergadering bij de rechtbank plaatsgevonden, en aansluitend de eindzitting. Bij vonnis van 16 november 2022 heeft de rechtbank vastgesteld dat de Wsnp zal eindigen met het verbindend worden van de slotuitdelingslijst; aan de schuldenaar wordt geen schone lei verleend.
Van dat vonnis is de schuldenaar (eveneens) in hoger beroep gekomen. Hij verzoekt het hof dat vonnis te vernietigen en alsnog de schone lei te verlenen, of te bepalen dat de looptijd van zijn Wsnp wordt verlengd totdat in de strafzaak een onherroepelijke uitspraak is gedaan.
De beoordeling
Bij de beoordeling van het hoger beroep in de Wsnp-zaak neemt het hof artikel 349a lid 1 Fw tot uitgangspunt, waarin, kort gezegd, staat dat de rechter de termijn van de schuldsaneringsregeling op ten hoogste vijf jaar kan stellen. Deze maximale looptijd is al bereikt op 6 november 2022. De wet voorziet niet in een langere looptijd, zodat het verzoek van de saniet om de schuldsanering te verlengen totdat in hoger beroep een onherroepelijke uitspraak is gedaan, niet kan worden toegewezen. Voor een onbepaalde aanhouding van de beslissing ziet het hof geen aanleiding.
Artikel 354 lid 1 Fw bepaalt dat (in het kader van de beëindiging van de schuldsaneringsregeling) moet worden beoordeeld of de schuldenaar in de nakoming van een of meer uit die regeling voortvloeiende verplichtingen is tekortgeschoten en, als dat zo is, of de tekortkoming aan hem kan worden toegerekend. De rechter kan daarbij op grond van artikel 354 lid 2 Fw bepalen dat de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, buiten beschouwing moet blijven. Of sprake is van een tekortkoming die aan het verlenen van schone lei in de weg staat, moet het hof vaststellen door weging van de op dat moment bekende feiten en omstandigheden. Weliswaar komt aan het strafvonnis geen dwingende bewijskracht toe, maar wel vrije bewijskracht zodat het hof dit strafvonnis wel in zijn overweging betrekt.
Het hof is van oordeel dat het plegen van een misdrijf tijdens een wettelijk schuldsaneringstraject niet getuigt van een saneringsgezinde houding van de saniet en niet verenigbaar is met de doelstellingen van dat traject. De saniet neemt daarmee het risico dat hij wordt veroordeeld tot een geldboete, het ondergaan van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, het verrichten van een taakstraf en/of betaling van een ontnemingsvordering en een schadevergoeding aan de benadeelde partij. Dat alles kan bijvoorbeeld tot gevolg hebben dat de saniet tijdelijk niet beschikbaar is voor het verrichten van betaalde werkzaamheden, waarmee schuldeisers worden benadeeld en mogelijk nieuwe schulden ontstaan.
De schuldenaar heeft tijdens de eindzitting bij de rechtbank op 2 november 2022 de hem ten laste gelegde strafbare feiten ontkend. Hij heeft verklaard dat hij toevallig op de verkeerde tijd en plaats was. Het hof citeert diverse passages uit het strafvonnis en komt tot de conclusie dat het hof bij deze stand van zaken geen reden ziet om de door de strafkamer van de rechtbank bewezen verklaarde betrokkenheid van de schuldenaar bij de gepleegde (ernstige) strafbare feiten en zijn veroordeling niet in de beoordeling over de schone lei te betrekken. Het hof is daarom, anders dan de schuldenaar aanvoert, van oordeel dat de schuldenaar toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen. Dat leidt er toe dat aan de schuldenaar geen schone lei kan worden verleend.
Tot slot merkt het hof op dat in het geval de schuldenaar in de strafzaak in hoger beroep mocht worden vrijgesproken, de vordering benadeelde partij daarmee ook vervalt. In dat geval geldt dat het (laten) ontstaan van een nieuwe schuld tijdens de schuldsaneringsregeling niet in de weg hoeft te staan aan toewijzing van een mogelijk toekomstig toelatingsverzoek binnen de 10 jaarstermijn (artikel 288 lid 2, aanhef en onder d Fw). In het geval van vrijspraak is de niet-saneringsgezinde houding die hem nu wordt verweten, eveneens van de baan.
Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Gelderland van 16 november 2022.
Organisatie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Documentsoort
- Uitspraken en jurisprudentie
Trefwoorden
- Beëindigingsgrond
- Niet voldoen verplichtingen
- Nieuwe schulden
- Rechtspraak
- Verbod nieuwe schulden
- Verplichtingen Wsnp
Gerelateerd
Aan de start van de Wsnp, vóórdat de schuldenaar beschikt over het eerste vtlb, behoudt de schuldenaar in beginsel een deel van zijn financiële middelen, om daarmee in de kosten van levensonderhoud en vaste lasten te kunnen voorzien.
In dit artikel wordt de casus die aanleiding was voor het arrest van de Hoge Raad van 12 juni 2009 (LJN BI0455) besproken. Daarin is bepaald dat voor tussentijdse beëindiging van een Wsnp wegens het niet nakomen van de Wsnp-verplichtingen (art. ...
Verzamelde uitspraken waarin het verzoek om toelating tot de Wsnp wordt afgewezen, omdat onder andere de goede trouw ten aanzien van het ontstaan en/of onbetaald laten van de schulden ontbreekt.