Werkwijze afdracht vakantiegeld bij uitspraak Wsnp met een eerdere ingangsdatum
Dit artikel is een vervolg op het artikel in de nieuwsbrief van maart 2024. Hierin hebben we uitgelegd hoe het vakantiegeld moet worden afgedragen bij een looptijd van 18 maanden als er sprake is van een inkomen met afzonderlijk vakantiegeld.
Als het vakantiegeld tijdens de regeling 2x wordt uitbetaald leidt dit niet tot problemen. De schuldenaar draagt bij uitbetaling van het tweede vakantiegeld het bovenmatige vakantiegeld (het deel boven het “te behouden vakantiegeld’) over maand 13-18 af. Wordt het vakantiegeld 1x uitbetaald, dan moet de schuldenaar zelf het bovenmatige vakantiegeld over maand 13-18 afdragen. Tijdens de regeling moet de schuldenaar dus extra afdragen, maar na de regeling kan hij beschikken over het volledige vakantiegeld.
Hoe kan de schuldenaar deze extra afdracht realiseren?
Er zijn diverse mogelijkheden om extra afdracht te realiseren wanneer het vakantiegeld tijdens de regeling maar 1x wordt uitbetaald. De mogelijkheden 1, 2, 3 en 6 zijn in het vorige artikel al benoemd. In sommige regelingen kunnen opties 4 en 5 ook ingezet worden.
- Het (eerste en enige) vrij te laten deel van het vakantiegeld wordt hiertoe (deels) gereserveerd;
- De schuldenaar voldoet het extra af te dragen vakantiegeld uit het vrij te laten bedrag;
- De schuldenaar kan dit bedrag, in afwachting van de daadwerkelijke uitbetaling van het vakantiegeld en met toestemming van de schuldhulpverlener (tijdens Msnp) of rechter-commissaris (tijdens Wsnp) voorgeschoten krijgen van de partner (niet in de regeling) of van een andere derde;
- De schuldenaar maakt de keus betaalde overuren te maken waarmee hij extra kan afdragen (na toestemming van de rechter-commissaris om 50% van de inkomsten uit het overwerk vrij te laten, waarna díe 50% kan worden ingezet om het vakantiegeld af te dragen);
- De schuldenaar maakt de keus om - met toestemming - bovenwettelijke vakantiedagen te verkopen en de opbrengst in te zetten;
- Nadat de Wsnp-verplichtingen zijn geëindigd wordt de volledige afloscapaciteit voor korte tijd gebruikt om af te dragen.
Hoe werkt de afdracht van het vakantiegeld bij een eerdere looptijd?
Het uitgangspunt van de afdracht van vakantiegeld tijdens de Wsnp is dat bij een looptijd van 18 maanden ook 18 maanden het bovenmatige deel vakantiegeld afgedragen wordt aan de boedel (het deel van het vakantiegeld boven het ‘Te behouden vakantiegeld’). Dit uitgangspunt geldt ook bij een eerdere ingangsdatum van de Wsnp, de looptijd verandert immers niet.
Het is belangrijk dat tijdens het minnelijk traject duidelijk is geadministreerd dat het bovenmatige deel vakantiegeld naar de spaarrekening voor de schuldeisers (reserveringsrekening shv) is gegaan. Is dit niet het geval, dan is dit ‘regulier’ spaargeld geworden dat bij uitspraak Wsnp in de boedel valt. Na uitspraak Wsnp moet dan alsnog, over de gehele looptijd van het traject (meestal 18 maanden), het bovenmatige deel vakantiegeld afgedragen worden.
Hieronder kunt u een aantal voorbeelden bij een eerdere ingangsdatum Wsnp bekijken.
Let op: Is het inkomen voor de regeling op of maar net boven het minimum dan zal de afdracht van het vakantiegeld niet zo hoog zijn en mag het gehele of het grootste deel van de vakantietoeslag behouden blijven. De hoogte van het af te dragen deel van het vakantiegeld loopt geleidelijk op naarmate het inkomen (en dus ook het vakantiegeld) toeneemt. Als het inkomen hoger wordt, wordt ook het bovenmatige vakantiegeld hoger. Het moeten inlopen van extra maanden afdracht wordt dan een grotere uitdaging.