Eerdere ingangsdatum Wsnp door afdracht in minnelijk traject
Een overzicht van uitspraken waarin werd beslist op het verzoek om toelating tot de Wsnp, waarbij ook een verzoek om een eerdere ingangsdatum van de Wsnp werd gedaan.
Inleiding
Artikel 349a lid 1 Fw bepaalt sinds 1 juli 2023 dat de termijn van de WSNP begint te lopen op de dag van de uitspraak tot de toepassing van de WSNP, dan wel van de dag waarop de eerste aflossing is gedaan in het kader van de buitengerechtelijke schuldregeling indien die dag eerder is gelegen.
In het Landelijk Procesreglement is in bijlage 5, onder 5.3.6, nader omschreven onder welke voorwaarden een eerdere ingangsdatum kan worden vastgesteld, althans wanneer er sprake is van 'aflossingen in het kader van een buitengerechtelijke schuldregeling':
- Aflossen is maximaal aflossen.
- De hoogte van de aflossing wordt vastgesteld aan de hand van het vrij te laten bedrag zoals berekend met de calculator die via het internet beschikbaar is.
- Invulling van de inspanningsplicht zoals in de Wsnp:
- Sollicitatieplicht die op dezelfde wijze wordt ingevuld als in de WSNP.
- Controle op sollicitatieplicht op vergelijkbare wijze als in de WSNP.
- Vrijstelling sollicitatieplicht die op vergelijkbare wijze wordt ingevuld als in de WSNP.
WSNP duurt minimaal 6 maanden
In deze casus (ECLI:NL:RBOVE:2023:4142) gaat de ingangsdatum niet zoveel eerder in als schuldenaar verzocht. Een Wsnp-traject mag namelijk niet korter zijn dan 6 maanden. Die tijd heeft de bewindvoerder nodig voor de uitvoering van zijn wettelijke taken. Lees hier meer over deze casus.
Toewijzing verzoek eerdere ingangsdatum (al dan niet deels)
Rechtbank Den Haag, 1 augustus 2023
In deze zaak vragen verzoekers om de looptijd van de Wsnp te verkorten met 18 maanden. De rechtbank vat dit op als een verzoek om de ingangsdatum te bepalen op de datum 18 maanden voorafgaand aan de datum van een te wijzen toelatingsvonnis. De looptijd van de Wsnp blijft immers 18 maanden, alleen vanaf een andere (eerdere) ingangsdatum dan de datum van het toelatingsvonnis.
Uitgangspunten bij verzoek eerdere ingangsdatum
Bij de beoordeling van het verzoek om een eerdere ingangsdatum, en daarmee de beoordeling van de vraag of sprake is van aflossingen in het kader van een buitengerechtelijke schuldregeling, neemt de rechtbank de hierboven genoemde uitgangspunten in het Landelijk Procesreglement (Bijlage 5, onder 5.3.6) in acht.
Beoordeling rechtbank
In rechtsoverweging 2.9 oordeelt de rechtbank dat, om voor een eerdere ingangsdatum in aanmerking te komen, achtereenvolgend maandelijks sprake moet zijn van aflossingen die tenminste gelijk zijn aan het verschil tussen de netto inkomsten en het Vtlb.
In de situatie van verzoekers is dat niet het geval, omdat er sprake was van loonbeslag. Daardoor is een deel van de inkomsten ten goede gekomen aan alleen de beslag leggende schuldeiser(s).
In de WSNP daarentegen geldt dat op het vermogen van de schuldenaar een algemeen beslag komt te rusten ten behoeve van alle schuldeisers en dat afdrachten volgens de daarvoor geldende wettelijke regels onder alle schuldeisers worden verdeeld.
Om deze reden zal de rechtbank, bij het bepalen van een eerdere ingangsdatum, niet uitgaan van de verzochte 18 maanden.
Onder verwijzing naar de toelichting bij het ingediende en aangenomen amendement nr. 29 leidt de rechtbank daar uit af dat de wetgever bij een volledig schuldsaneringstraject (dus het minnelijk traject én het wettelijke traject) een aflosperiode van 18 maanden tot uitgangspunt neemt.
Geen 18 maanden, wel 1 maand eerder
De rechtbank stelt vast dat het door verzoekers in het minnelijk traject gespaarde bedrag het (fictieve) bedrag dat in de maand voorafgaand aan de zitting had kunnen worden afgelost overstijgt, maar niet de twee maanden voorafgaand aan de zitting. De rechtbank zal daarom de ingangsdatum van de Wsnp bepalen op de datum die één maand vóór het vonnis is gelegen, dus op 1 juli 2023.
Volledigheidshalve waarschuwt de rechtbank nog dat, indien het spaarsaldo uit het minnelijk traject niet op korte termijn op de boedelrekening wordt gestort, er een boedelachterstand ontstaat die kan leiden tot verlenging of tussentijdse beëindiging van de Wsnp (zonder schone lei). Dit kan ook het geval zijn indien vast komt te staan dat vanaf de ingangsdatum andere WSNP-verplichtingen niet (correct) zijn nagekomen.
Rechtbank Overijssel, 7 augustus 2023
In deze zaak vragen verzoekers de Wsnp op hen van toepassing te verklaren en daarbij te bepalen dat de looptijd van de Wsnp start op 1 oktober 2022, zijnde 10 maanden eerder.
Verzoek eerdere ingangsdatum
Nadat de rechtbank vaststelt dat de wettelijke schuldsaneringsregeling op verzoekers van toepassing kan worden verklaard, gaat de rechtbank in op het verzoek om een eerdere ingangsdatum te bepalen. De rechtbank gaat ervan uit dat met ‘aflossing’ in de aangepaste wettekst van artikel 349a lid 1 Fw wordt gedoeld op ‘afdracht’ ten behoeve van de gezamenlijke schuldeisers en dan volgens de tijdens de wettelijke schuldsaneringsregeling geldende normen, zoals ook in het procesreglement is opgenomen.
Maximaal afgedragen
Op basis van door verzoekers overlegde stukken concludeert de rechtbank dat van oktober 2022 tot en met juli 2023 maximaal en conform wettelijke schuldsaneringsnormen is afgedragen. De rechtbank gaat ervan uit dat de wetgever heeft bedoeld dat in dit geval de ingangsdatum van de termijn van de schuldsaneringsregeling moet worden bepaald op tien maanden voor de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling, zijnde 1 oktober 2022.
Schrijnende en onaanvaardbare gevolgen?
Wel vraagt de rechtbank zich in het vonnis af, "of de wetswijziging van artikel 349a lid 1 Faillissementswet niet tot schrijnende en onaanvaardbare gevolgen leidt, nu ‘aflossing’ in het voortraject voor een aanmerkelijk deel van de schuldenaren, zonder dat hen dat te verwijten is, niet mogelijk is. Te denken valt hierbij aan schuldenaren die volledig arbeidsongeschikt zijn en een inkomen ontvangen dat lager of gelijk is aan het vrij te laten bedrag of schuldenaren die door beslag op hun inkomen niet kunnen afdragen ten behoeve van hun gezamenlijke schuldeisers. Echter zolang de wetgever niet anders bepaalt, de Hoge Raad geen andere uitleg aan de nieuwe wetgeving heeft gegeven en er geen bestendige en andere plausibele uitleg uit jurisprudentie van de gerechtshoven en rechtbanken blijkt, zal de rechtbank uitgaan van de uitleg die er vermoedelijk aan de nieuwe wetgeving moet worden gegeven en die in het procesreglement is opgetekend".
Rechtbank Den Haag, 16 augustus 2023
Verzoekster heeft de rechtbank gevraagd om toelating tot de WSNP. De rechtbank wijst dat verzoek toe. Ook heeft verzoekster gevraagd om de ingangsdatum van de WSNP op een eerdere datum te bepalen. Dat verzoek wordt gedeeltelijk toegewezen.
Geen verkorting looptijd maar eerdere ingangsdatum
Zij verzoekt de looptijd van de WSNP te verkorten met acht maanden. Mede gelet op hetgeen ter terechtzitting is besproken, begrijpt de rechtbank dit als een verzoek om de ingangsdatum te bepalen op de datum acht maanden voorafgaand aan de datum van een te wijzen toelatingsvonnis. Bij de beoordeling van dit verzoek neemt de rechtbank de uitgangspunten uit het Landelijk Procesreglement (bijlage 5, 5.3.6) in acht.
Loonbeslag
In de situatie van verzoekster is geen sprake van 'maximaal aflossen', omdat een deel van haar inkomsten aan een beslaglegger is toegekomen. Daardoor is een deel van de inkomsten ten goede gekomen aan de beslag leggende schuldeiser. In de WSNP daarentegen geldt dat op het vermogen van de schuldenaar een algemeen beslag komt te rusten ten behoeve van alle schuldeisers en dat afdrachten volgens de daarvoor geldende wettelijke regels onder alle schuldeisers worden verdeeld.
Zelfde stramien, andere rekensom
De rechtbank volgt hierna hetzelfde stramien als in de uitspraak van 1 augustus 2023, alleen de rekensom (in ro. 2.13) is anders. Het door verzoekster in het minnelijk traject wél gespaarde bedrag - inclusief de reservering over de maand juli 2023 - komt, kort gezegd, overeen met zes maanden (maximale) aflossing. De rechtbank bepaalt de ingangsdatum daarom op de datum die zes maanden vóór het vonnis is gelegen, dus op 16 februari 2023.
Rechtbank Gelderland, 23 augustus 2023
De rechtbank spreekt de toepassing van de Wsnp uit, maar wijst het verzoek om een eerdere ingangsdatum af. De rechtbank wijst dit verzoek af omdat het verzoek onvoldoende is onderbouwd en daarnaast in het VTLB een correctie kinderalimentatie is opgenomen zodat niet volgens de normen van het VTLB rapport is afgedragen.
Rechtbank Den Haag, 12 september 2023
Verzoeker vraagt om toelating tot de Wsnp in verband met zijn problematische schulden. De rechtbank meent dat vraagtekens kunnen worden geplaatst bij de goede trouw van verzoeker ten aanzien van het ontstaan van bepaalde schulden. Gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is besproken, acht de rechtbank echter voldoende aannemelijk dat verzoeker de omstandigheden die (mede) bepalend zijn geweest voor het ontstaan van zijn schulden in voldoende mate onder controle heeft gekregen. Met toepassing van de hardheidsclausule wijst de rechtbank dan ook het verzoek toe.
Vervolgens beoordeelt de rechtbank het verzoek om een eerdere ingangsdatum. Hierbij volgt rechtbank Den Haag hetzelfde stramien als in de uitspraken van 1 augustus en 16 augustus, zoals hierboven omschreven. Het verzoek om een zeven maanden eerdere ingangsdatum wordt toegewezen.
Rechtbank Overijssel, 2 april 2024
Na de standaard behandeling van het Wsnp-verzoek komt de rechtbank toe aan het verzoek om te bepalen dat de ingangsdatum van de termijn van de schuldsaneringsregeling vóór de datum van toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling ligt.
Verzoekster heeft vanaf november 2023 tot april 2024, dus in totaal vijf maanden, maximaal afgedragen ten behoeve van de gezamenlijke schuldeisers. Hoewel zij op grond van de Vtlb-berekening geen afdrachtcapaciteit heeft, heeft zij afgedragen conform de NVVK-norm.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat de ingangsdatum van de termijn van de schuldsaneringsregeling conform artikel 349a lid 1 Faillissementswet op 2 november 2023 – zijnde vijf maanden eerder dan 2 april 2024 – moet worden bepaald, en gaat daartoe over.
Afwijzing verzoek eerdere ingangsdatum
Rechtbank Den Haag, 12 september 2023
In deze zaak voldoet verzoekster aan de toelatingsvoorwaarden voor de Wsnp en wijst de rechtbank het verzoek zonder veel omhaal toe. Voor de beoordeling van het verzoek om een eerdere ingangsdatum heeft de rechtbank wat meer woorden nodig.
Om voor een eerdere ingangsdatum in aanmerking te komen moet, aldus de rechtbank, achtereenvolgend maandelijks sprake zijn van aflossingen die tenminste gelijk zijn aan het verschil tussen de netto inkomsten en het Vtlb. In de situatie van verzoekster is dat niet het geval, omdat een deel van de inkomsten van verzoekster aan verschillende beslagleggers is toegekomen. Daardoor is dat deel van de inkomsten alleen ten goede gekomen aan de beslag leggende schuldeisers.
Na de zitting heeft de schuldhulpverlener nog een nadere onderbouwing van het verzoek tot looptijdverkorting (lees: een eerdere ingangsdatum) aan de rechtbank toegezonden. Daarvan stelt de rechtbank vast dat het overzicht betrekking heeft op een periode van 20 maanden, waarbij er in totaal 11 maanden sprake zou zijn geweest van loonbeslag door diverse beslagleggers. Het overzicht vermeldt geen maandelijkse looninkomsten maar enkel een opsomming van bedragen geïnd via loonbeslagen en bedragen die gespaard zouden zijn in die periode. Het overzicht is ook niet onderbouwd met Vtlb-berekeningen, bankafschriften of inkomensspecificaties (buiten die van mei, juni en juli 2023 aangeleverd bij het verzoekschrift WSNP). De rechtbank is van oordeel dat het verzoek om verkorting van de looptijd onvoldoende is onderbouwd met bewijsstukken. De rechtbank wijst dat verzoek daarom af.
Rechtbank Midden Nederland, 24 oktober 2023
Ook in deze zaak krijgt de schuldenaar geen termijnverkorting. Onduidelijk is namelijk hoe de schuldhulpverlener de aanvraag voor de afdracht heeft berekend, en de rechtbank kan dit niet controleren want inkomensspecificaties ontbreken. Schuldenaar, die een ziektewetuitkering ontvangt, krijgt dus geen termijnverkorting. Ook al heeft zij zich volgens de rechtbank maximaal ingespannen tijdens het buitengerechtelijk traject.
Documentsoort
- Uitspraken en jurisprudentie
Trefwoorden
- Afdrachtplicht
- Ingangsdatum
- Rechtspraak
- Schuldhulpverlening (Msnp)
- Wetswijziging 1 juli 2023
Gerelateerd
Het langverwachte antwoord van de Hoge Raad op de prejudiciële vragen die het gerechtshof Den Haag heeft gesteld is er! Bijna precies een jaar geleden, namelijk op 22 december 2023, stelde het hof prejudiciële vragen over de uitleg van het per 1 ...
Schuldenaar verzoekt om toelating tot de wsnp en om de looptijd van de wsnp met 18 maanden te verkorten. De rechtbank wijst dat verzoek gedeeltelijk toe met een korting van 12 maanden. Schuldenaar heeft voor de verdere looptijd van zes maanden ...
In dit artikel is een overzicht opgenomen van uitspraken waarin door de betreffende instantie het verzoek om een eerdere ingangsdatum van de Wsnp is afgewezen.