Beëindiging Wsnp indien alle schulden zijn (of kunnen worden) voldaan (art. 350 lid 3 sub a)
De Wsnp kan vroegtijdig worden beëindigd als tijdens het traject voldoende baten zijn verzameld om alle vorderingen te kunnen voldoen. (O.g.v. art. 350 lid 3 sub a Fw) In dit artikel uitleg hierover.
WSNP Periodiek augustus 2013, nr. 3
Margreet van Bommel
1. Inleiding
De wettelijke schuldsaneringsregeling is geen strafmaatregel die koste wat kost drie jaar moet duren. Zodra tussentijds alle schulden ten aanzien waarvan de schuldsanering werkt kunnen worden voldaan, vervalt de reden om de schuldsanering voort te zetten. De rechtbank kan dan, op grond van art. 350 lid 1 jo. 350 lid 3 sub a, de schuldsaneringsregeling tussentijds beëindigen. De rechtbank kan dit ambtshalve doen, op voordracht van de rechter-commissaris of op verzoek van de bewindvoerder, van de schuldenaar dan wel van een of meer schuldeisers. De uitspraak geschiedt bij vonnis. Dit type van beëindiging komt weliswaar niet vaak1 voor maar het is goed om hieraan aandacht te besteden temeer daar de schuldenaar bij beëindiging ex art. 350 lid 3 sub a géén schone lei verkrijgt.2 De beëindigingsgrond is volgens de wettekst aan de orde als alle (pre-Wsnp) vorderingen zijn voldaan, maar in de praktijk wordt deze ook wel toegepast als er voldoende geld op de boedelrekening staat om alle vorderingen te kunnen voldoen.3
2. Verificatievergadering?
Art. 350 lid 4 bepaalt (onder meer) dat indien de schuldsaneringsregeling eindigt op grond van (art. 350) lid 3 sub a, de verificatie van vorderingen alsmede het opmaken van een uitdelingslijst achterwege blijft en dat de schuldsanering eindigt door het in kracht van gewijsde gaan van het vonnis. Mijns inziens verdient het de voorkeur om juist wél tot het houden van een verificatievergadering over te gaan indien alle schulden kunnen worden voldaan, teneinde meer zekerheid te hebben dat alle schuldeisers (daadwerkelijk) bekend zijn. Het is namelijk belangrijk te onderkennen dat sprake is van een tussentijdse beëindiging en dat de schuldenaar bij deze wijze van eindigen van de schuldsaneringsregeling geen schone lei krijgt. Immers, art. 358 (over de schone lei) verwijst alleen naar art. 356 lid 2 en niet naar art. 350. De kans bestaat dat een (grote) schuldeiser, hoewel opgenomen op de crediteurenlijst bij het verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling, (eventueel opzettelijk) nalaat zijn vordering in te dienen bij de bewindvoerder. Indien er dan enkel voldoende baten zijn om de andere crediteuren volledig te voldoen, zou de schuldsaneringsregeling eigenlijk ten onrechte beëindigd worden op grond van art. 350 lid 3 sub a. Nadien opkomende schuldeisers blijven bij tussentijdse beëindiging op grond van art. 350 lid 3 onder a gerechtigde van een volwaardige vordering en kunnen weer over gaan tot incasseren na de beëindiging van de schuldsaneringsregeling. Het lijkt mij dat indien ook maar enige twijfel bestaat dat niet alle crediteuren zich hebben gemeld, niet tot beëindiging van de schuldsanering zou moeten worden overgegaan op grond van art. 350 lid 3 sub a.4
Overigens merk ik op dat ook het houden van een verificatievergadering uiteraard niet per se inhoudt dat alle schuldeisers zich bij de bewindvoerder melden. Indien de bewindvoerder te maken krijgt met een schuldeiser die weigert de vordering ter verificatie in te dienen dan zou hij de schuldeiser kunnen aanschrijven met de mededeling dat hij geacht wordt te berichten of en zo ja welke vordering hij op de schuldenaar heeft en dat hij bij gebreke van enig bericht geacht wordt geen vordering te hebben dan wel geacht wordt daarvan af te zien. Dit biedt de schuldenaar geen volledige zekerheid dat die schuldeiser hem na tussentijdse beëindiging wegens het voldoen van alle (overige) schulden nog zal aanspreken, maar de kans bestaat wel dat de rechter hem een vorderingsrecht zal ontzeggen wegens de beperkende werking van redelijkheid en billijkheid (art. 6:2 BW).
Voor de schuldenaar is het uiteraard zeer onwenselijk als hij weer opnieuw geconfronteerd wordt met een schuldeiser nadat zijn schuldsaneringsregeling is beëindigd op grond van art. 350 lid 3 sub a. De schuldenaar kan in dat geval nog wel opnieuw de schuldsaneringsregeling aanvragen. Dat kan binnen de tienjaarstermijn, zie art. 288 lid 2 sub d. Daarbij lijkt het mij alleszins redelijk om de termijn van de eerdere schuldsaneringsregeling in mindering te brengen op de termijn van de tweede schuldsaneringsregeling indien het niet aan de schuldenaar is toe te rekenen dat de eerdere schuldsaneringsregeling is beëindigd op grond van art. 350 lid 3a.
Het probleem van het niet verlenen van een schone lei zou ondervangen kunnen worden door de looptijd van de schuldsaneringsregeling te verkorten op grond van art. 349a lid 3. Het is immers niet meer langer gerechtvaardigd om de schuldsaneringsregeling voort te zetten als alle schuldeisers volledig betaald kunnen worden. Indien de schuldenaar zijn verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling juist is nagekomen, wordt aan hem een schone lei verstrekt.
Uiteraard kan het ook voorkomen dat in een schuldsaneringsregeling reeds een verificatievergadering heeft plaatsgevonden en dat aan het einde van de regeling pas blijkt dat alle schuldeisers volledig betaald kunnen worden. Het Hof Den Bosch oordeelde dat een schuldenaar een gerechtvaardigd belang had bij een eindzitting en het opmaken van een slotuitdelingslijst ook al waren de ingediende en geverifieerde vorderingen reeds voldaan.5 In deze zaak had de rechtbank de schuldsanering tussentijds beëindigd op grond van art. 350 lid 3 aanhef en sub a. Ten tijde van de uitspraak van de rechtbank was de reguliere looptijd van de saneringsregeling reeds verstreken. De advocaat van de schuldenaar had aangevoerd dat de schuldenaar belang had bij het verlenen van een schone lei c.q. een beëindiging van de schuldsaneringsregeling op grond van art. 352 omdat wanneer er geen schone lei werd verleend, de schuldeisers die niet zijn opgekomen tijdens de schuldsaneringsregeling, alsnog bij de schuldenaar verhaal konden zoeken voor hun vorderingen die zijn blijven bestaan. Het Hof verwees de zaak naar de rechtbank voor het alsnog bepalen van een eindzitting op grond van art. 352. De rechtbank diende dan alsnog formeel op grond van art. 354 lid 1 te beoordelen of de schuldenaar de verplichtingen die voortvloeien uit de schuldsaneringsregeling was nagekomen.
3. Betwisting vordering door bewindvoerder
Een verificatievergadering houden is ook raadzaam indien alle schulden kunnen worden voldaan maar de bewindvoerder een vordering die opgenomen is op de voorlopig erkende crediteurenlijst, betwist. Naast de bewindvoerder kunnen ook andere schuldeisers een vordering betwisten (art. 112 en 119 lid 1). Wordt de betwisting door de bewindvoerder gedaan dan schrijven de Recofa-Richtlijnen voor dat de bewindvoerder in overleg treedt met de schuldeiser (art. 4.5). Blijft de betwisting aan de orde dan zal de rechter-commissaris bij de te houden verificatievergadering een bemiddelingspoging doen om de bewindvoerder en de schuldeiser tot elkaar te brengen. Mochten de partijen het niet eens met elkaar worden dan verwijst de rechter-commissaris de partijen door naar een door hem te bepalen terechtzitting van de rechtbank (renvooiprocedure, art. 122). De vordering wordt dan voorwaardelijk erkend in afwachting van de uitslag van die procedure. In de hiermee aanhangig gemaakte procedure staat de schuldeiser wiens vordering betwist wordt, tegenover de bewindvoerder en/of andere schuldeiser(s) die de betwisting doen, als wederpartij. Indien de schuldeiser in die procedure niet verschijnt dan wordt hij geacht zijn aanvraag te hebben ingetrokken (art. 122 lid 3). Heeft betwisting betrekking op een bij aanvang van de schuldsanering geschorste procedure, dan wordt die procedure voortgezet door de bewindvoerder of een schuldeiser tegen de betwistende bewindvoerder of schuldeiser (art. 29). Er vindt dan dus geen renvooiprocedure plaats omdat het geding al aanhangig is.
4. Betwisting vordering door schuldenaar
Wat indien de schuldenaar de vordering betwist? Op grond van art. 328 jo 126 is de schuldenaar bevoegd onder summiere opgaaf van gronden, zich te verzetten tegen een vordering van de schuldeiser. In dat geval geschiedt in het proces-verbaal van de verificatievergadering aantekening van de betwisting en van haar gronden, zonder verwijzing van partijen naar een renvooiprocedure. Indien de vordering niet betwist wordt door de schuldeisers of de bewindvoerder, dan wordt die vordering gewoon erkend. Echter, door de aantekening op het proces-verbaal heeft de schuldeiser geen executoriale titel jegens de schuldenaar hetgeen betekent dat de schuldeiser alsnog vonnis ‘moet halen’. Uiteraard zal de schuldenaar zich dan in de procedure verder moeten verweren. Is de procedure reeds voor aanvang van de schuldsaneringsregeling door de schuldeiser opgestart dan wordt die procedure geschorst bij aanvang van de schuldsaneringsregeling. De schuldenaar kan, indien hij de vordering betwist, de geschorste procedure tegen de schuldeiser voortzetten.
5. Hervatting betalingen art. 350 lid 3 onder b
Ik wijs nog op de mogelijkheid om een schuldsaneringsregeling tussentijds te beëindigen op de grond dat de schuldenaar in staat is zijn betalingen te hervatten (bijvoorbeeld omdat een grote schuldeiser wegvalt en/of de schuldenaar een substantiële verhoging van zijn afloscapaciteit heeft) ex art. 350 lid 3 sub b. Ook deze wijze van beëindigen van een schuldsaneringsregeling komt weinig voor.6 Deze wijze van beëindigen kent dezelfde voordelen van art. 350 lid 3 onder a, te weten dat een hernieuwde schuldsaneringsregeling binnen tien jaar mogelijk blijft en dat de renteverplichting niet herleeft.
6. Tot slot
Dat alle schulden volledig kunnen worden voldaan is voor alle betrokken partijen uiteraard goed nieuws. De keerzijde van dit type beëindiging is dat de schuldenaar geen schone lei verkrijgt met mogelijk alle gevolgen van dien. Ik hoop dat ik met mijn artikel heb bewerkstelligd dat betrokken partijen hieraan extra aandacht besteden.
Voetnoten
- Zie p. 35 en 36 Achtste Monitor Wet schuldsanering natuurlijke personen.
- Dit type van tussentijdse beëindiging brengt wel het ‘voordeel’ met zich mee dat de renteverplichting na datum toepassing schuldsaneringsregeling niet herleeft (art. 303 lid 2).
- Zie Dethmers (2005), Van schuldsanering tot schone lei, p. 172.
- Het is mij bekend dat mede daarom ook wel eens is gekozen voor de regel dat de schuldsaneringsregeling minimaal een jaar moest hebben geduurd. De gedachte daarbij is dat dan, middels de postblokkade, alle schuldeisers wel bekend zullen zijn geraakt.
- Hof Den Bosch 15 april 2009, LJN BI1472.
- Zie p. 35 en 36 Achtste Monitor Wet schuldsanering natuurlijke personen.
Documentsoort
- Vakliteratuur
- Wsnp periodiek
Trefwoorden
- Afbetaald/betalingsregeling
- Wsnp Periodiek
Gerelateerd
Geen schone lei wordt toegekend in een Wsnp die eindigt omdat alle (aangemelde) vorderingen voldaan kunnen worden. Dit artikel legt uit hoe te werk te gaan om toch een schone lei te krijgen.
Dit artikel beschouwt de afhandeling van de compensatie kinderopvangtoeslagaffaire in relatie met de Wsnp.
Dit artikel informeert over een aantal wetsvoorstellen ten aanzien van de Wsnp, te weten: verkorting goede-trouw-termijn en de flexibilisering wachttermijn tien jaar.