Alimentatie en schuldsanering – rechtspraak en richtlijnen
De alimentatierechter bepaalt de hoogte van de alimentatie en de insolventierechter bepaalt de hoogte van het Vtlb. Voor beide rechters bestaan richtlijnen over eventuele nihilstelling van de alimentatieplicht voor het geval de alimentatieplichtige in de Wsnp zit. Maar de rolverdeling tussen beide rechters is niet helemaal duidelijk. Dit artikel geeft een overzicht van de wettelijke bepalingen, de richtlijnen en de bestaande rechtspraak over alimentatie en de Wsnp.
Noot van de redactie: Dit artikel geeft de stand van zaken per 2010 weer. De huidige stand van zaken voor wat betreft te betalen alimentatie in verhouding tot het Vtlb leest u in het Vtlb-rapport op de website van Bureau Wsnp.
Wsnp Periodiek augustus 2010, nummer 17
Arnoud Noordam
1. Inleiding
Inkomsten van de saniet die het vrij te laten bedrag (vtlb) overschrijden, vallen in de Wsnp-boedel (art. 295 lid 2 en 3 Fw). Hetzelfde geldt voor alimentatie die de saniet ontvangt. Voor het geval de saniet alimentatieplichtig is, geeft de Wsnp geen enkele regeling. Bijna twaalf jaar na de invoering van de Wsnp levert dat gebrek aan regelgeving nog steeds talloze juridische problemen op, om maar te zwijgen van de juridische kosten en het persoonlijke leed van alle betrokkenen.
Alimentatieverplichtingen die opeisbaar worden na de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling dient de saniet te voldoen uit het vrij te laten bedrag. Zo heeft de Hoge Raad (HR) in 2002 overwogen. Die te betalen alimentatie komt dus in mindering op het bedrag waar de saniet over kan beschikken voor zijn eigen levensonderhoud.
De saniet kan de alimentatierechter echter verzoeken om te bepalen dat de saniet, gezien zijn financiële toestand, helemaal geen alimentatie meer behoeft te bepalen (nihilstelling door de rechter wegens gebrek aan draagkracht). Alimentatierechters en insolventierechters maakten al in 2001 een afspraak dat de rechter een dergelijk verzoek om nihilstelling in beginsel toewijst, maar deze afspraak liet ook ruimte voor uitzonderingen. Een andere oplossing is dat het vrij te laten bedrag wordt verhoogd zodat de saniet alimentatie kan blijven betalen en ook in zijn eigen levensonderhoud kan voorzien. Die verhoging van het vtlb gaat uiteraard wel ten koste van de overige schuldeisers (de aflossingscapaciteit vermindert door de alimentatiebetaling).
In de rechtspraktijk doet zich het probleem voor dat alleen de alimentatierechter de hoogte van de alimentatie kan vaststellen en dat alleen de insolventierechter de hoogte van het vtlb kan vaststellen. Van beide rechters is een beslissing vereist om tot een oplossing te komen. Zowel de richtlijnen van de alimentatierechters (Rapport alimentatienormen) als het Rapport vtlb van Recofa bevatten bepalingen over eventuele nihilstelling van de alimentatieplicht voor het geval de alimentatieplichtige in de Wsnp zit. De inhoud van die richtlijnen maakt de rolverdeling tussen deze twee rechters niet geheel duidelijk. Uit de jurisprudentie blijkt dat de alimentatierechter zijn beslissing over een verzoek tot nihilstelling soms laat afhangen van de beslissing van de insolventierechter over de hoogte van het vrij te laten bedrag. Hieronder bespreek ik eerst enkele regels uit het Burgerlijk Wetboek (BW) over alimentatie (paragraaf 2), dan twee uitspraken van de Hoge Raad en enige lagere rechtspraak (paragraaf 3). In paragraaf 4 worden de diverse richtlijnen belicht waaronder de laatste versies van juli 2010, paragraaf 5 rondt af met een samenvatting en conclusies.
2. Alimentatie en nihilstelling
2.1 Echtgenoten zijn tijdens het huwelijk onder meer gehouden elkaar levensonderhoud te verschaffen (art. 1:81 BW). Ook geregistreerde partners hebben die plicht (zie de schakelbepaling van art. 1:80b BW), kortheidshalve spreek ik verder alleen nog over (ex-)echtgenoten. Die huwelijkse onderhoudsplicht van rechtswege vervalt door echtscheiding. In een echtscheidingsconvenant kunnen partijen een alimentatieverplichting vastleggen. Ook de rechter kan partneralimentatie toekennen (art. 157 lid 1 BW). De alimentatieplicht duurt in beginsel maximaal twaalf jaar, bij een kort en kinderloos huwelijk is deze periode veel korter (art. 1:157 lid 5 en 6 BW).
2.2 Alle ouders zijn verplicht hun minderjarige en meerderjarige kinderen van levensonderhoud te voorzien, vast te stellen naar draagkracht en behoefte (art. 1:392 en 1:397 BW). Ouders moeten daarnaast voorzien in studiekosten van kinderen tussen 18 en 21 jaar oud (art. 1:395a BW). Sinds 1 maart 2009 bepaalt de wet dat alimentatie te betalen aan kinderen tot 21 jaar bevoorrecht is boven andere alimentatie zoals partneralimentatie (art. 1: 400 lid 1 BW). Die bepaling geldt indien de draagkracht van de onderhoudsplichtige onvoldoende is om zowel aan de ex-partner als aan (alle) kinderen alimentatie te betalen – dat zal bij de saniet veelal het geval zijn.
2.3 De hoogte van de (kinder-)alimentatie is afhankelijk van de behoefte van de alimentatiegerechtigde (kind of ex-echtgenoot) en de draagkracht van de alimentatieplichtige (ouder of ex-echtgenoot), zie art. 1:397 BW, maar bij partneralimentatie kunnen ook andere, niet-financiële maatstaven een rol spelen. De rechter kan in alle gevallen de termijn en de hoogte van de alimentatie wijzigen indien deze niet langer aan de wettelijke maatstaven voldoet als gevolg van ‘wijziging van omstandigheden’. Indien de alimentatieplichtige in de Wsnp komt, zal zich vaak een relevante wijziging van omstandigheden voordoen. Volgens de Recofa-richtlijnen moet de saniet zelfs om nihilstelling vragen.
3. Uitspraken HR 2002 en 2008
Reeds in 2002 overwoog de HR dat de rechter bij de beoordeling van een verzoek van een alimentatieplichtige om een vastgestelde uitkering tot levensonderhoud op grond van een wijziging van de omstandigheden op een lager bedrag of nihil vast te stellen, in aanmerking zal kunnen nemen dat ten aanzien van de alimentatieplichtige de schuldsaneringsregeling van toepassing is en dat de alimentatierechter veelal de in dat (Wsnp-)verband vastgestelde feiten tot uitgangspunt zal kunnen nemen. In 2008 herhaalde de HR dit oordeel en voegde daar nog een hoofdregel en twee uitzonderingen aan toe (HR 14 november 2008, LJN BD7589, rechtsoverweging 3.3.2). Ik parafraseer deze regels als volgt:
Hoofdregel: Gedurende de Wsnp kan de saniet slechts beschikken over het vrij te laten bedrag in principe overeenkomend met de beslagvrije voet van art. 475d Rv, tenzij de rechter‑commissaris het vrij te laten bedrag heeft verhoogd op de voet van art. 295 lid 3 Fw. Nu de beslagvrije voet onder het bijstandsniveau ligt, moet worden aangenomen dat een saniet niet over draagkracht beschikt om onderhoudsbijdragen te betalen, aldus de HR.
Eerste uitzondering: Volgens de HR kan het zijn dat deze aanname inzake onvoldoende draagkracht niet opgaat wegens door de HR niet nader aangeduide ‘bijzondere omstandigheden’ van het geval.
Tweede uitzondering: Het vrij te laten bedrag is door de rechter‑commissaris op een hoger bedrag bepaald (dus beslagvrije voet plus een nominaal bedrag). Voor deze tweede uitzondering geeft de HR ook een procesrechtelijke vingerwijzing aan de alimentatierechter: Indien in een procedure tot wijziging van alimentatie een verweer van de alimentatiegerechtigde daartoe aanleiding geeft, dan wel de alimentatierechter informatie daaromtrent wenst, zal de saniet kenbaar moeten maken of de rechter‑commissaris het vrij te laten bedrag op een hoger bedrag heeft bepaald en, zo niet, of de saniet om een hoger vtlb heeft verzocht. Is dit laatste niet het geval, dan kan de alimentatierechter de beslissing aanhouden teneinde de saniet in de gelegenheid te stellen alsnog dat verzoek te doen, aldus de HR.
In de lagere rechtspraak zijn zowel voorbeelden te vinden van de eerste uitzondering (bijzondere omstandigheden) als van toepassing van de procesrechtelijke (uitzonderings)regel dat de alimentatierechter de saniet opdraagt aan de insolventierechter te verzoeken alsnog een hoger vtlb vast te stellen om zodoende alimentatiebetaling mogelijk te maken. In de noot bij dit artikel vindt U verwijzingen naar enkele uitspraken waarin de alimentatierechter zich uitspreekt over het al dan niet bestaan van dergelijke bijzondere omstandigheden1. Hoewel er in de rechtspraak dus uitzonderingen zijn te vinden, stellen de rechtbanken de (kinder-)alimentatie veelal op nihil vanaf de eerste dag van de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling. Een dergelijke nihilstelling wordt overigens ook wel uitgesproken tijdens het minnelijk traject2 en in faillissement3.
4. Richtlijnen
Artikel 4.7 van het Rapport alimentatienormen (ook wel Tremarapport genoemd) luidde als volgt (versie 2009):
‘4.7 Schuldsanering
Indien een onderhoudsplichtige is toegelaten tot de schuldsanering uit hoofde van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen, beveelt de werkgroep aan de geldende onderhoudsverplichtingen desgevraagd voor de duur van de schuldsanering op nihil te bepalen, uiteraard slechts in die gevallen waarin voor het vrij te laten inkomen niet met die verplichtingen rekening is gehouden. Daarbij wordt ervan uitgegaan dat de rechter-commissaris bij de toelating reeds heeft getoetst of die toelating gegrond is.’
Deze richtlijn zei dus tegen de alimentatierechter: nihilstelling tenzij het vtlb is verhoogd.
Artikel 4.7 van het Recofa Vtlb-rapport luidde in de versie van januari 2010:
‘Te betalen alimentatie door de schuldenaar Het beleid met betrekking tot bestaande alimentatieverplichtingen is afgestemd met de alimentatierechters en heeft geleid tot de volgende vuistregels:
- De schuldenaar moet verzoeken tot nihilstelling van zijn alimentatieverplichtingen. De netto-kosten die met dit verzoek zijn gemoeid komen in principe ten laste van de boedel.
- Kan geen nihilstelling verkregen worden en moet naar de mening van de alimentatierechter alimentatie betaald worden, wordt vooralsnog gecorrigeerd voor te betalen alimentatie. Als de alimentatierechter van mening is dat de alimentatie uit het vtlb betaald kan worden, wordt niet gecorrigeerd.’
Deze richtlijn zei dus tegen de insolventierechter: indien de alimentatierechter oordeelt dat de saniet alimentatie moet betalen dan wordt het vtlb verhoogd tenzij de alimentatierechter vindt dat de alimentatie uit het (bestaande) vtlb betaald kan worden. Opmerkelijk is onder meer dat, volgens deze richtlijn, het oordeel van de alimentatierechter beslissend is voor de verhoging van het vrij te laten bedrag. Terwijl het Rapport Alimentatienormen die beslissing nu juist bij de insolventierechter laat. Kort gezegd: de twee betrokken sectoren van de rechtbanken verwezen naar elkaar.
Om tot een landelijk uniforme werkwijze te komen, heeft overleg plaatsgevonden tussen het Landelijk Overleg Voorzitters Familiekamer (LOVF) en de Recofa, vervolgens zijn de Alimentatienormen en het Vtlb-rapport aangepast. Samengevat komen de nieuwe alimentatienormenophetvolgendeneer(art.4.7, versie juli 2010): (1) De alimentatierechter zal de door de saniet te betalen partneralimentatie op nihil blijven stellen tenzij het vtlb door de insolventierechter is verhoogd, (2) de alimentatierechter mag ervan uitgaan dat het vtlb voor de kinderalimentatie wordt verhoogd met een bedrag van maximaal € 136 per maand per kind. De normen zeggen dat niet met zoveel woorden, maar kennelijk is de bedoeling dat de alimentatierechter de kinderalimentatie bepaalt op maximaal € 136 per maand per kind. Het bedrag van € 136 is gebaseerd op de forfaitaire persoonsgebonden belastingaftrek. Dit te betalen alimentatiebedrag moet dan via de fiscus in de boedel terugkeren. De alimentatienormen maken een uitzondering voor het geval het kind of de rechthebbende ouder in de bijstand zit: dan wordt ook de kinderalimentatie op nihil bepaald. Die uitzondering moet voorkomen dat de gemeente de ontvangen kinderalimentatie verrekent met de bijstand. Bij verrekening krijgt het kind immers niets extra, er is dan geen reden om de saniet te dwingen kinderalimentatie te betalen, dat zou slechts ten goede komen van de gemeente. Het Recofa vtlb-rapport versie juli 2010 verwijst naar de nieuwe Alimentatienormen en merkt ten aanzien van de kinderalimentatie op: ‘Dit betekent dat vanaf 1 juli 2010 in het nominaal bedrag rekening wordt gehouden met een alimentatieverplichting voor zover die volgens bovenstaande richtlijn is opgelegd’. Indien de bestaande alimentatie hoger is dan de forfaitaire aftrek dient vermindering gevraagd te worden, aldus Recofa. Ten aanzien van de partneralimentatie dient de saniet nog steeds nihilstelling te vragen, zo begrijp ik de Recofa-richtlijn (juli 2010), maar de alimentatierechter laat zijn beslissing nog steeds afhangen van een eventuele verhoging van het vtlb (Alimentatienormen juli 2010).
5. Samenvatting en conclusies
Bij toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling is het uitgangspunt lang geweest dat door de saniet te betalen kinderalimentatie en partneralimentatie op nihil wordt gesteld. Indien zich ‘bijzondere omstandigheden’ voordoen wordt dit uitgangspunt door de rechter opzij gezet, bijvoorbeeld wanneer de saniet alle schulden kan aflossen en toch nihilstelling vraagt of wanneer de saniet eerst geen schulden had maar hertrouwt met een partner die wel veel schulden heeft. De alimentatierechter houdt zijn beslissing soms aan totdat duidelijk is geworden of de insolventierechter het vrij te laten bedrag wil verhogen om zodoende alimentatiebetalingen door de saniet mogelijk te maken. Om tot landelijke uniformiteit te komen en indachtig de forfaitaire fiscale aftrekbaarheid is in de Alimentatienormen versie juli 2010 bepaald dat de kinderalimentatie in Wsnp-zaken maximaal € 136 per kind per maand bedraagt tenzij het kind of de ontvangende ouder een bijstandsuitkering ontvangt, dan wordt de kinderalimentatie toch op nihil gesteld. Ten aanzien van de partneralimentatie gaan de Alimentatienormen uit van nihilstelling maar dat kan nog steeds anders zijn als het vtlb is verhoogd door de insolventierechter…
Ik vraag me af of met de gewijzigde richtlijnen alle perikelen nu zijn opgelost. Het is afwachten hoe de rechters met de nieuwe richtlijnen in de praktijk zullen omgaan, maar vooralsnog blijft de uitkomst van de wisselwerking tussen beslissingen van de alimentatierechter (vaststelling alimentatie) en de insolventierechter (vaststelling vtlb) ongewis. Zou het niet beter zijn tot een wettelijke regeling te komen met een nihilstelling van partneralimentatie van rechtswege, behoudens (wettelijke) uitzonderingen, en eventueel een vast bedrag aan kinderalimentatie (ook weer met uitzonderingen…)? In het wetgevingsproces kan dan rekening gehouden worden met alle betrokken belangen, met name ook met de belangen van de andere schuldeisers waaronder de gemeente als bijstandsverlener, en gezorgd worden voor afstemming met de sociale zekerheidswetgeving4. Met een wettelijke regeling in de Faillissementswet inzake alimentatieverplichtingen van de saniet zou het aantal alimentatieprocedures in Wsnp-zaken hopelijk beperkt kunnen worden, althans zouden verwijzingen tussen rechters (sectoren van de rechtbank) onderling en de vertragingen van dien voorkomen kunnen worden.
Voetnoten
- Zie bijv. Hof Den Bosch 6 maart 2008 LJN BC6049 (geen bijzondere omstandigheden), Hof Amsterdam 15 december 2009 LJN BK8042 (bijzondere omstandigheden gelegen in (a) tweede huwelijk saniet met echtgenote die veel schulden heeft, terwijl saniet na eerste huwelijk geen schulden had en (b) aanzienlijke aflossingen aan Wsnp-schuldeisers) en Hof Den Bosch 12 mei 2010 LJN BM4296 (bijzondere omstandigheden o.a. gelegen in volledige aflossing Wsnp-schuldeisers na 3 jaar).
- Hof Amsterdam 15 december 2009 LJN BK8067; Hof Den Haag 4 maart 2008 LJN BH 9182 betrof nihilstelling in de zogenoemde stabilisatiefase.
- Hof Arnhem 2 februari 2010 LJN BL5756; Hof Arnhem 30 maart 2010 LJN BM1300 houdt het verzoek tot nihilstelling aan en geeft de failliet de opdracht aan de r‑c verhoging van het vtlb te verzoeken, zie art. 21 3e Fw.
- In relatie tot de nihilstelling merk ik nog op dat er een nieuw art. 56 WWB in de maak is dat de bijstandsgerechtigde juist verplicht om kinderalimentatie door de rechter te laten vaststellen.
Documentsoort
- Vakliteratuur
- Wsnp periodiek
Trefwoorden
- Alimentatie
- kinderalimentatie
- partneralimentatie
- Wsnp Periodiek
Gerelateerd
Uitleg over kinderalimentatie tijdens de Wsnp. Tijdens de Wsnp heeft schuldenaar in beginsel geen draagkracht; kinderalimentatie wordt nihilgesteld. Uitzonderlijke gevallen daargelaten.
Dit artikel bespreekt de achtergrond van de standaardverhoging van het vtlb, de overwegingen van de HR, de door de HR gewenste werkwijze en de gevolgen van deze uitspraak voor de praktijk. Dit betreft de stand van zaken in 2012, naar aanleiding ...
Een overzicht van de belangrijkste rechtspraak van de Hoge Raad sinds medio 2013.