De schuldenaar wil een opleiding volgen tijdens de schuldsanering – mag dat?
Het volgen van een opleiding staat in beginsel in de weg aan toelating tot de schuldsanering. Uitzonderingen zijn mogelijk, vooral als de resterende studietijd vrij kort is. Tijdens een lopend Wsnp-traject zal de rechter-commissaris niet snel toestemming geven een opleiding te gaan volgen. Alleen wanneer de schuldeisers daarmee niet worden benadeeld, en vaak onder strikte voorwaarden en met verlenging van de regeling, zal dat worden toegestaan.
Wsnp Periodiek augustus 2011, nummer 22
Marie José Geradts en Matthijs Akkaya*
1. Inleiding
Uit de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (Wsnp) vloeien verplichtingen voort, die hun grond vinden in de doelstelling van die wet welke erop neerkomt dat aan natuurlijke personen die in een uitzichtloze financiële positie zijn gekomen de kans wordt geboden weer met een schone lei verder te kunnen gaan. Van de schuldenaar wordt een actieve medewerking aan een doeltreffende uitvoering van de schuldsaneringsregeling gevergd. Hij moet zich maximaal inspannen om zoveel mogelijk inkomsten te verwerven voor de schuldeisers. Hij zal gedurende de schuldsaneringsregeling betaalde arbeid moeten verrichten. In de Recofa-richtlijnen (3.5.e.) is vermeld dat het volgen van een opleiding, integratiecursus of andere cursus niet in de weg mag staan aan het verrichten van of het solliciteren naar fulltime werk.
Een schuldenaar die zonder werk zit kan ervoor kiezen een opleiding te volgen, omdat hij met een afgeronde opleiding zijn kansen op het vinden van een baan hoopt te vergroten.
In dit artikel staan de vragen centraal of het volgen van een opleiding toelating tot de schuldsanering in de weg staat en of het rechtens mogelijk is gedurende de tijd dat de schuldsaneringsregeling van toepassing is een opleiding te (gaan) volgen in plaats van het verrichten van arbeid in loondienst, en bij gebreke van een baan, het solliciteren naar een arbeidsplaats.
2. Het volgen van een opleiding/studie staat toelating tot de schuldsanering in de weg
De eerste vraag diende zich aan in de zaak die heeft geleid tot een arrest van 18 januari 2011 van het Gerechtshof te Amsterdam. In die zaak verzocht een alleenstaande moeder, die kort daarvoor in het kader van de Wet Investering Jongeren een drie jaar durende MBO-opleiding Pedagogisch Medewerker was aangevangen, toegelaten te worden tot de schuldsanering. Schuldenares wilde haar opleiding afmaken omdat dat de kans op het vinden van een baan zou vergroten. Tegen een verlenging van de looptijd met twee jaar had zij geen bezwaar. De rechtbank heeft het verzoek van schuldenares afgewezen omdat niet was voldaan aan het bepaalde in artikel 288 lid 1 aanhef en sub c Faillissementswet (Fw). Gelet op het feit dat schuldenares sinds kort een drie jaar durende fulltime opleiding volgt, was het volgens de rechtbank niet aannemelijk dat zij aan de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen kan voldoen en zich voldoende zal inspannen om zoveel mogelijk baten voor de boedel te verwerven. Schuldenares heeft dit oordeel in hoger beroep betwist. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bekrachtigd, overwegende dat de aard van de schuldsaneringsregeling eraan in de weg staat vrijstelling te verlenen van de inspanningsverplichting teneinde in de periode van de schuldsanering een opleiding te kunnen volgen.
Het hof gooit hiermee de deur naar de schuldsanering dicht voor mensen die gedurende de (gehele) looptijd van de schuldsaneringsregeling een opleiding willen volgen in plaats van het verrichten van arbeid. Volgens het hof is het volgen van een opleiding gedurende de looptijd van de schuldsaneringsregeling niet verenigbaar met de aard van de regeling. Kortom, het een verhoudt zich niet met het ander. In de Memorie van Toelichting is in dit verband opgenomen dat tegenover het verstrekken van de schone lei aan de schuldenaar van hem een zo groot mogelijke bijdrage en inspanning moeten worden gevergd om zoveel mogelijk activa in de boedel te brengen in het belang van de schuldeisers. Tegen deze achtergrond alsmede gelet op het hoofddoel dat de wetgever voor ogen heeft gehad bij het in het leven roepen van de schuldsaneringsregeling heeft het hof terecht en op goede gronden het hoger beroep van schuldenares verworpen. Toelating van schuldenares tot de schuldsanering zou immers tot gevolg hebben dat gedurende de looptijd van de regeling ten behoeve van de schuldeisers niet of nauwelijks wordt gespaard, terwijl schuldenares – door het volgen van een opleiding – intussen aan haar toekomstperspectief werkt. Het evenwicht tussen enerzijds de verplichting van de schuldenaar zich zoveel als mogelijk in te spannen om inkomsten te genereren en anderzijds het genieten van de rust als gevolg van het ingetreden moratorium gedurende de schuldsaneringsregeling en het uitzicht op de schone lei na afloop wordt daarmee dusdanig verstoord dat zulks tegen het karakter van de regeling is. De door schuldenares geopperde mogelijkheid van verlenging van de schuldsaneringsregeling met twee jaar leidt volgens het hof niet tot een ander oordeel. Kennelijk is het hof van oordeel dat dat een belasting van het Wsnp-systeem met zich brengt die niet gerechtvaardigd is. Uitgangspunt is immers dat in een wettelijke schuldsanering voorrang moet worden gegeven aan het sparen voor de schuldeisers. Dit kan slechts anders zijn zo valt te lezen in overweging 2.3. van het hof als schuldenares op het moment van de beslissing op het verzoek tot toelating bijna aan het einde is van de lopende opleiding. Hoewel het hof zulks niet expliciet aangeeft is het denkbaar dat daarbij gedoeld wordt op een resterende looptijd van maximaal een half jaar tot een jaar waarin tevens is verdisconteerd dat het maar de vraag is of de opleiding binnen de gestelde termijn wordt afgerond. Reeds in 2005 is ook de rechtbank Arnhem tot een zelfde beslissing gekomen waarbij is overwogen dat het volgen van een fulltime studie strijdig wordt geacht met de aard en het karakter van een schuldsaneringsregeling. Van een andersluidende beslissing zou een zodanige precedentwerking uitgaan dat veel schuldenaren ervoor zouden kiezen een opleiding te volgen in plaats van het verrichten van arbeid.
3. Uitzonderingen op de regel
Betekent deze uitspraak nu dat het volgen van een opleiding toelating altijd in de weg staat? Denkbaar is dat de beslissing anders zou luiden als schuldenares in de laatste fase van haar opleiding verkeerde waarbij het een kwestie van tijd is dat deze wordt afgerond. In dat geval zou toelating tot de schuldsanering tot de mogelijkheden kunnen behoren. Dat de omstandigheden van het geval bepalend zijn blijkt onder meer uit de zaak die heeft geleid tot een arrest van 19 februari 2007 van het Gerechtshof te Arnhem. Schuldenares, die toelating tot de schuldsanering had verzocht, wilde gedurende anderhalf jaar van de looptijd van de schuldsaneringsregeling een studie gaan volgen en daarnaast ongeveer 16 uur per week gaan werken, waarmee de afloscapaciteit zowel op korte termijn als op langere termijn hoger zou zijn dan wanneer zij haar studie stopte. De rechtbank heeft het verzoek tot toelating afgewezen omdat gegronde vrees bestaat dat schuldenares haar uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen niet naar behoren zal nakomen. Voorts heeft de rechtbank overwogen dat bij de toelating tot de schuldsanering als uitgangspunt geldt dat het volgen van een opleiding niet in de weg mag staan aan het vervullen van of het solliciteren naar fulltime werk. Het hof vernietigde het vonnis. Na berekeningen bleek dat schuldenares gelijk had met haar stelling dat de afloscapaciteit hoger was in geval zij met haar studie zou voortgaan dan wanneer zij zou stoppen met de studie. In het laatste geval zou zij immers geen aanspraak kunnen maken op studiefinanciering.
Noemenswaardig in dit verband is ook het arrest van het Gerechtshof te ‘s‑Hertogenbosch van 1 maart 2011. In die zaak heeft het hof, anders dan de rechtbank, de schuldenaar toegelaten tot de schuldsanering, terwijl hij gedurende het eerste jaar van de regeling een opleiding zou volgen, waarbij hij drie dagen per week stage loopt en een dag per week naar school gaat. Het hof acht – gelet op het huidige opleidingsniveau van de schuldenaar en de in beginsel daaruit voortvloeiende beperkte mogelijkheden om baten voor de boedel te verwerven – het in het belang van de schuldeisers dat de schuldenaar de door hem voorgenomen éénjarige opleiding met bijbehorende stage gaat volgen aangezien na succesvolle afronding hiervan een gerede kans bestaat dat de schuldenaar een baan vindt waarmee hij gedurende de resterende looptijd van de schuldsaneringsregeling meer inkomen zal verwerven dan thans mogelijk lijkt. In het belang van de schuldeisers heeft het hof de looptijd van de schuldsaneringsregeling bepaald op vier jaar.
4. Een opleiding (gaan) volgen tijdens de Wsnp
Een schuldenaar kan ook lopende de regeling het plan opvatten een opleiding te gaan volgen. In welke gevallen en onder welke voorwaarden is dat toelaatbaar?
Van belang is allereerst dat de wens om een opleiding te gaan volgen wordt besproken met de bewindvoerder en de rechter‑commissaris. De door de rechter‑commissaris te verlenen toestemming kan (of liever: zal) voorwaarden bevatten waaraan de schuldenaar moet voldoen.
Het volgen van een opleiding mag in geen geval de belangen van de schuldeisers schaden. Benadeling van de schuldeisers kan tot tussentijdse beëindiging leiden (artikel 350 lid 3 onder e Fw). Als een schuldenaar een opleiding wil beginnen of voltooien zal de verwachting moeten bestaan dat niet alleen de schuldenaar maar ook zijn schuldeisers daarbij gebaat zijn.
In een zaak die heeft geleid tot de 81 RO-beslissing van de Hoge Raad van 11 november 2005 had schuldenares in hoger beroep aangevoerd dat zij – anders dan de rechtbank en uiteindelijk ook het hof oordeelde – wel aan haar inspanningsverplichting had voldaan door het volgen van een opleiding. Uit de conclusie van de AG bij dit arrest blijkt dat zij was uitgekeken op haar werkzaamheden en zich wilde omscholen naar beter gekwalificeerd en beter betaald werk. Een begrijpelijke wens, aldus de AG, maar het kan niet zo zijn dat zij door het volgen van een opleiding niet kan werken en nauwelijks aflost en na ommekomst van de scholingsperiode met een schone lei wordt bevrijd van haar schulden. Het hof overwoog in dat verband dat schuldenares niet een doel van de schuldsanering heeft nagestreefd maar haar eigen persoonlijk streven.
In de praktijk verleent de rechter-commissaris zelden toestemming om een opleiding te (gaan) volgen en eigenlijk alleen als de opleiding niet al te lang duurt en met enige zekerheid leidt tot betaald werk (baangarantie) en een verhoogde afloscapaciteit. Soms wordt afgesproken dat de schuldenaar naast de (dag) opleiding een x aantal per week uren gaat werken. Ook een leer-werktraject waarbij de schuldenaar bovenop een uitkering een stagevergoeding krijgt, wordt weleens toegestaan. Het feit dat de schuldenaar tijdens de opleiding een periode niet beschikbaar is voor betaald werk en dan een minimale aflossingscapaciteit heeft, wordt nog wel eens gecompenseerd met een verlenging van de looptijd van de regeling.
5. Inkomsten / uitgaven
Voor de vtlb-berekening is nog het volgende van belang. Ontvangt de schuldenaar studiefinanciering, dan valt dat niet in de boedel (artikel 11 lid 3 Wet op de studiefinanciering). Hetzelfde geldt voor een uitkering op grond van de Wet tegemoetkoming studiekosten (artikel 76 lid 1). De tegemoetkoming wordt in mindering gebracht op de studiekosten. Eventuele studiekosten die daaruit niet kunnen worden voldaan kunnen uit de boedel worden betaald, maar uitsluitend met toestemming van de rechter‑commissaris. Ook hier zal reden voor toestemming (kunnen) zijn dat met het afronden van de studie een voordeel voor de boedel kan worden behaald (zie ook onder 4.13.1 en 4.13.3 van het vtlb rapport van januari 2011).
Studiefinanciering bestaat deels uit een lening. Studenten in het wetenschappelijk onderwijs en het hoger beroepsonderwijs kunnen ook een collegegeldkrediet krijgen. In beginsel staan ‘nieuwe schulden’, en dus ook deze leningen, aan het verkrijgen van een schone lei in de weg (artikel 350 lid d). De Wet op de studiefinanciering kent een eigen aflossingsregime. De rechter kan daarin reden zien ondanks het bestaan van die leningen (nieuwe schuld) de schone lei te verlenen. Overigens is dat regime ook de reden dat een studiefinancieringschuld van voor de schuldsaneringsregeling niet onder de werking van de schone lei valt (artikel 299a Fw).
6. Tussentijdse beëindiging
Voldoet een schuldenaar niet aan de verplichtingen die voor hem voortvloeien uit de schuldsaneringsregeling, dan kan de rechtbank op voordracht van de rechter‑commissaris of op verzoek van de bewindvoerder de toepassing van de regeling tussentijds beëindigen (artikel 350 Fw), vanzelfsprekend zonder toekenning van de schone lei waar het allemaal om begonnen was.
In een zaak die diende voor het Gerechtshof te Amsterdam was schuldenares tot tweemaal toe zonder toestemming van de rechter‑commissaris een opleiding begonnen. Schuldenares betoogde dat zij juist haar verantwoordelijkheid heeft willen nemen om door middel van het volgen van deze opleidingen haar kansen op de arbeidsmarkt te vergroten. Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank waarbij de regeling tussentijds is beëindigd vanwege (naast andere problemen) niet nakoming van de informatie- en inspanningsverplichting.
Ook het niet voldoen aan door de rechter-commissaris gestelde voorwaarden bij de toestemming een opleiding te volgen kan leiden tot tussentijdse beëindiging van de regeling.
Een voorbeeld daarvan is te vinden in het arrest van het Gerechtshof te Arnhem van 19 januari 2006. Schuldenares volgde met behoud van haar bijstandsuitkering een dagopleiding die twee jaar zou duren, waarna zij zich zou inspannen om fulltime werk te vinden. Schuldenares had bijna twee jaar langer nodig om haar opleiding af te ronden en uit informatie van het opleidingsinstituut bleek dat ze veelvuldig afwezig was geweest. Schuldenares voerde aan dat een en ander te maken had met haar zwakke gezondheid maar rechtbank en hof zagen in de overgelegde stukken geen aanleiding schuldenares hierin te volgen. Ook het argument dat het niet zinvol was te solliciteren voordat de opleiding was afgerond kon een tussentijdse beëindiging niet verhelpen; de sollicitatieplicht ziet niet alleen op werk waarvoor men is opgeleid maar op alle algemeen geaccepteerde arbeid.
In een Amsterdamse zaak had de schuldenaar – overigens zonder toestemming van de bewindvoerder en de rechter-commissaris – een tweejarige master opleiding gevolgd en afgerond. Daarop volgend heeft de schuldenaar een baan (stipendium) in het buitenland geaccepteerd. Ditmaal met toestemming van de rechter‑commissaris, is hij daar aan de slag gegaan met de afspraak dat hij de bewindvoerder maandelijks zou informeren en een vaste maandelijkse boedelbijdrage zou voldoen. Toen hij deze afspraken niet nakwam beëindigde de rechtbank de regeling. In hoger beroep voerde de schuldenaar aan dat hij met het stipendium beter geschoold zou raken en meer mogelijkheden zou hebben op een goede baan. Dit heeft hem niet mogen baten; het hof bekrachtigde het vonnis.
7. Conclusie
Het volgen van een opleiding staat in beginsel in de weg aan toelating tot de schuldsanering. Uitzonderingen zijn mogelijk, vooral als de resterende studietijd vrij kort is. Lopende een saneringsregeling zal de rechter-commissaris niet snel toestemming geven een opleiding te gaan volgen. Alleen wanneer de schuldeisers daarmee niet worden benadeeld en vaak onder strikte voorwaarden en met verlenging van de regeling zal dat worden toegestaan.
*Marie José Geradts en Matthijs Akkaya zijn beide werkzaam als rechter‑commissaris bij Team Handel, Insolventieafdeling van de Rechtbank Amsterdam.
Documentsoort
- Vakliteratuur
- Wsnp periodiek
Trefwoorden
- Beëindigingsgrond
- Inspanningsplicht
- Maatwerk/uitzonderingen
- Wsnp Periodiek
Gerelateerd
In hoeverre moet of kan voor de Wsnp een ontheffing van de sollicitatieplicht door een uitkeringsinstantie worden overgenomen? Een beschouwing aan de hand van jurisprudentie.
Artikel 288, eerste lid, onder c, van de Faillissementswet bepaalt dat de schuldenaar ‘zich zal inspannen om zoveel mogelijk baten voor de boedel te verwerven’. Hieruit vloeit de sollicitatieplicht voort. Dit artikel bespreekt de ...
In dit artikel wordt de casus die aanleiding was voor het arrest van de Hoge Raad van 12 juni 2009 (LJN BI0455) besproken. Daarin is bepaald dat voor tussentijdse beëindiging van een Wsnp wegens het niet nakomen van de Wsnp-verplichtingen (art. ...