De wettelijke schuldsaneringsregeling en nagekomen baten
Regelmatig komt het voor dat nadat de wettelijke schuldsaneringsregeling (hierna: de Wsnp) is geëindigd alsnog blijkt van baten. De auteur bespreekt hoe om te gaan met deze (nagekomen) baten, alsmede een aantal recentelijk over dit onderwerp verschenen uitspraken.
Wsnp Periodiek augustus 2012, nummer 19
Mincke Melissen*
1. Inleiding
Regelmatig komt het voor dat nadat de wettelijke schuldsaneringsregeling (hierna: de Wsnp) is geëindigd alsnog blijkt van baten. In deze bijdrage zal worden besproken hoe om te gaan met deze (nagekomen) baten. Verder zal een aantal recentelijk over dit onderwerp verschenen uitspraken worden besproken.
2. Het wettelijk kader
De Wsnp eindigt als zij aan het einde van haar termijn is gekomen door het verbindend worden van de slotuitdelingslijst (art. 356 Fw).
Alleen indien sprake is van een vereenvoudigde procedure ex art. 354a Fw of indien de schuldsaneringsregeling tussentijds door de rechtbank wordt beëindigd ex art. 350 Fw eindigt de Wsnp anders dan door het verbindend worden van de slotuitdelingslijst. Bij een vereenvoudigde procedure eindigt de Wsnp door het in kracht van gewijsde gaan van de uitspraak van de rechtbank (art. 356 lid 2 Fw). Bij een tussentijdse beëindiging van de Wsnp op grond van art. 350 Fw eindigt de Wsnp als er geen baten zijn voor uitdeling door het in kracht van gewijsde gaan van het vonnis (art. 350 lid 4 Fw); als er wel baten zijn, volgt van rechtswege het faillissement van de schuldenaar.
In art. 356 lid 4 Fw wordt art. 194 Fw van overeenkomstige toepassing verklaard. In art. 194 Fw is bepaald dat indien na het verbindend worden van de slotuitdelingslijst gereserveerde uitdelingen aan de boedel terugvallen of blijkt van baten die bij de vereffening niet bekend waren, de uitdeling van deze baten, op bevel van de rechtbank, door de curator (in de schuldsaneringsregeling: door de bewindvoerder) plaatsvindt op basis van de eerdere uitdelingslijst(en). Het moet dus gaan om (i) bedragen die waren gereserveerd in verband met betwiste vorderingen en die terugvallen aan de boedel omdat de betwiste vorderingen niet zijn komen vast te staan of (ii) om baten die ten tijde van de vereffening niet bekend waren. Omdat het in de Wsnp niet vaak voorkomt dat in verband met betwistingen gereserveerde bedragen vrijvallen, zal ik mij richten op de tweede categorie.
In het arrest van hof Arnhem van 21 juli 2011 (LJN BR3497) is beslist dat belastingteruggaven die binnenkomen na beëindiging van de Wsnp, maar betrekking hebben op de periode van de Wsnp, kwalificeren als nagekomen baten. Het hof overweegt, naar aanleiding van het verweer van de schuldenaar dat de bewindvoerder bekend had kunnen zijn met de teruggaven, dat de omvang van een belastingteruggave pas duidelijk is nadat aangifte is gedaan en de beschikking van de Belastingdienst is ontvangen.
Een ander voorbeeld volgt uit de zaak die heeft geleid tot het arrest van de Hoge Raad van 24 februari 2012 (LJN BV0890). Het ging in deze zaak om een nalatenschap die was opgekomen nadat de termijn van de schuldsanering ex art. 349a Fw (meestal: drie jaar) was geëindigd, maar voordat de slotuitdelingslijst verbindend was geworden. De Hoge Raad oordeelt dat de nalatenschap niet in de boedel valt omdat die is verkregen na afloop van de termijn van art. 349a Fw. De nalatenschap kan ook niet als nagekomen bate worden aangemerkt omdat het niet gaat om een bate die tijdens de looptijd al bestond, maar pas later bekend is geworden.
Op een door de rechtbank gegeven bevel ex art. 194 Fw is art. 85 Fw van toepassing. Dit betekent dat tegen een dergelijk bevel geen hoger beroep, maar wel beroep in cassatie openstaat. De (voor)vraag óf sprake is van een nagekomen bate is geen beslissing over het beheer of de vereffening in de zin van art. 85 Fw omdat die (voor)vraag zich juist voordoet nadat het beheer en de vereffening in het kader van de Faillissementswet zijn geëindigd. Tegen de beslissing op voormelde (voor)vraag staat op basis van het reguliere art. 358 Rv hoger beroep open. Voormalig saniet(en) moeten voorts door de rechtbank worden gehoord over de (voor) vraag of sprake is van een nagekomen bate, althans zij moeten daartoe behoorlijk worden opgeroepen. (Dit alles volgt uit HR 15 april 2011, NJ 2012, 212, met nt. F.M.J. Verstijlen).
Van belang is dus dat de bate wel bestond tijdens de looptijd van de Wsnp (ex art. 349a Fw), maar niet bekend was. Een bate die opkomt na de looptijd valt niet in de boedel. Art. 295 Fw bepaalt immers dat de boedel (i) de goederen van de schuldenaar ten tijde van de uitspraak tot de toepassing van de schuldsaneringsregeling omvat, alsmede (ii) de goederen die hij tijdens de Wsnp verkrijgt (boven het vtlb). Indien er na een reguliere beëindiging van de Wsnp sprake is van zo’n bate kan de rechtbank (op verzoek van de bewindvoerder) de uitdeling van deze baten bevelen. Uitdeling vindt vervolgens plaats op basis van de eerdere uitdelingslijst. Indien de nagekomen bate minder dan € 2.000,- bedraagt, kan de bewindvoerder de nagekomen bate informeel uitdelen (zie ook WP, 2011/02, p.31). Een informele uitdeling vindt plaats aan de hand van een door de bewindvoerder opgemaakte informele uitdelingslijst.
3. Belastingteruggaven
Sinds 1 juli 2010 bevat de Leidraad Invordering 2008 een bepaling over belastingteruggaven die betrekking hebben op de periode van de schuldsaneringsregeling nadat de Wsnp is geëindigd (art. 73.2.2). De regeling houdt in dat teruggaven (eventueel na verrekening) van minder dan € 500,- worden uitbetaald aan de belastingschuldige. Bij hogere bedragen wordt contact opgenomen met de gewezen bewindvoerder. Als de teruggave betrekking heeft op de periode voor of van de schuldsaneringsregeling kan de bewindvoerder de rechtbank ex art. 356 lid 4 Fw jo art. 194 Fw vragen de uitdeling van deze nagekomen baten te bevelen; voor bedragen tussen de € 500,- en € 2.000,- geldt ook hier dat deze door de bewindvoerder informeel kunnen worden uitgedeeld.
4. Nagekomen baten indien de Wsnp eindigt door tussentijdse beëindiging zonder faillissement (art. 350 lid 4 Fw) of door een vereenvoudigde procedure (art. 354a Fw)
Het zal niet vaak voorkomen dat er in deze gevallen sprake is van nagekomen baten; het gaat immers om beëindigingen, waarin juist geen baten voor uitdeling aan crediteuren zijn te verwachten. Toch kan zich ook hier een nagekomen bate voordoen, bijvoorbeeld in de vorm van een belastingteruggave. Art. 356 Fw is hier niet van toepassing; er wordt in deze zaken immers geen (slot)uitdelingslijst opgemaakt. De wet voorziet niet hoe in deze gevallen moet worden omgegaan met een nagekomen bate. De nagekomen bate zal derhalve aan de schuldenaar moeten worden gegeven. Bij een tussentijdse beëindiging (zonder faillissement) heeft de schuldenaar geen schone lei verkregen en kunnen schuldeisers (opnieuw) verhaal nemen op het vermogen van de schuldenaar, waaronder de nagekomen bate. In geval van een vereenvoudigde procedure is echter een schone lei verleend en zijn de vorderingen die onder de werking van de Wsnp vallen niet langer afdwingbaar. Als een vereenvoudigde procedure wordt overwogen maar nog een kans op een nagekomen bate bestaat, kan ook worden geopteerd voor een verkorting van de looptijd ex art. 349a Fw. De Wsnp eindigt dan met het verbindend worden van de slotuitdelingslijst en nagekomen baten kunnen dan wel worden uitgedeeld.
* Mr. W.A.H. Melissen is rechter‑commissaris, tevens voorzitter van het team Insolventiezaken bij de Rechtbank Amsterdam en voorzitter van Recofa.
Documentsoort
- Vakliteratuur
- Wsnp periodiek
Trefwoorden
- Afdrachtplicht
- Wsnp Periodiek
Gerelateerd
Reactie op de suggestie van mr. Goederee (WP 2020/3) dat de helft van het vanuit het vtlb gespaarde geld aan de boedel zou moeten worden afgedragen.
Een beschouwing over geld gespaard uit het vtlb, of de 'afdrachtplicht' hier een werking op heeft, en of het afgestaan moet/kan worden aan de schuldeisers.
In de Wsnp komt het voor dat de schuldenaar (dankzij/ondanks) het vtlb veel geld kan sparen. Vooral voor alleenstaanden met kinderen is dit mogelijk. De auteur legt het uit en maakt het inzichtelijk.