De Wsnp en de dood (II)
In vervolg op deel I (afwikkeling Wsnp-boedel na overlijden saniet) worden nu de gevolgen voor de schuldsaneringsboedel worden besproken in het geval de saniet tijdens (of als ‘toekomstig saniet’ reeds vóór) de toepassing van de schuldsaneringsregeling erft (of heeft geërfd).
Wsnp Periodiek november 2012, nummer 27
Matthieu Verhoeven, Ronald Brinkman, Christiane Koppelman*
1. Inleiding
In deel I van dit artikel ging het over de afwikkeling van de Wsnp-boedel na het overlijden van de saniet. In dit tweede deel zullen de gevolgen voor de schuldsaneringsboedel worden besproken in het geval de saniet tijdens (of als ‘toekomstig saniet’ reeds vóór) de toepassing van de schuldsaneringsregeling erft (of heeft geërfd). De theorie zal in dit artikel op meer plaatsen worden verduidelijkt met als uitgangspunt de volgende casus. Vader en moeder hebben twee kinderen: Joop en Jan. Vader overlijdt. We gaan uit van een nalatenschap met een waarde van 120. Op Joop is de schuldsaneringsregeling van toepassing.
2. Erven algemeen
2.1 Erven bij versterf en krachtens testament
Er zijn twee manieren om te erven: op grond van de wet (erfopvolging bij versterf ) en op grond van een uiterste wilsbeschikking (testament). De echtgenoot en de kinderen van een overledene erven bijvoorbeeld op grond van de wet (art. 4:10 BW), indien er geen testament is opgemaakt. Door de wettelijke verdeling (art. 4:13 BW) gaan alle bezittingen en schulden op de langstlevende echtgenoot over, waartegenover de kinderen een vordering op de langstlevende krijgen ter grootte van hun erfdeel. De vordering is in beginsel pas opeisbaar als de langstlevende overlijdt.
Als vader in onze casus geen testament heeft gemaakt, erven moeder, Joop en Jan ieder 1/3 deel. Moeder wordt rechthebbende op alle bezittingen en schulden, met een saldo van 120. Daartegenover krijgt zij een schuld aan Joop en Jan van ieder 40 (1/3 van 120). Jan en Joop krijgen dus een vordering van 40, die zij (pas) kunnen opeisen als hun moeder is overleden.
Bij testament kan een erflater anderen – dan de erfgenamen bij versterf – tot erfgenamen benoemen. Hij kan ook een deel van de erfenis in de vorm van een legaat toekennen aan één of meer personen.1 Een legaat kan ook worden toegekend aan een erfgenaam (bij versterf ). Te denken valt daarbij bijvoorbeeld aan een geldbedrag of aan roerende zaken, die bij testament zijn gelegateerd aan een legataris (iemand die in de vorm van een legaat erft).
2.2 Testamentair bewind
De erflater kan bij testament de erfenis onder bewind (testamentair bewind) stellen met de aanstelling van een testamentair bewindvoerder.2 Een testamentair bewind kan bijvoorbeeld worden ingesteld om te voorkomen dat een erfgenaam zijn erfdeel ‘verbrast’.
2.3 Beperkingen: legitieme portie en vruchtgebruik
De erflater is niet helemaal vrij om bij testament af te wijken van de wet. In de eerste plaats kennen we de legitieme portie.3 Een kind4 van de erflater dat (gedeeltelijk) is ‘onterfd’, heeft aanspraak op een som geld (art. 4:80 BW) ter grootte van de helft van zijn normale erfdeel (art. 4:64 BW). De aanspraak van het kind noemen we de legitieme portie. We noemen het kind in dat geval ook wel de legitimaris. De legitimaris kan (binnen vijf jaar na het overlijden, art. 4:85 BW) aanspraak maken op de legitieme portie. In een langstlevende situatie is de legitieme portie meestal pas opeisbaar na het overlijden van de langstlevende. In andere gevallen meestal na zes maanden na het overlijden (art. 4:81 BW).
Stel dat vader in onze casus Joop heeft onterfd. Als moeder nog leeft, kan Joop zijn moeder een brief te schrijven waarin hij verklaart aanspraak te maken op zijn legitieme portie. Hij heeft dan recht op de helft van zijn erfdeel bij versterf ofwel (1/2 x 1/3 x 120=) 20. Hij kan die 20 pas opeisen na het overlijden van zijn moeder.
In het geval dat moeder al is (voor)overleden en Jan de enig erfgenaam is kan “onterfde” Joop zijn broer Jan een brief te schrijven waarin hij een beroep doet op zijn legitieme portie. Hij heeft dan recht op (1/2 x 1/2 x 120 =) 30. In dat geval kan hij zijn recht na zes maanden na het overlijden van vader bij zijn broer Jan opeisen.
Indien Joop tot de schuldsanering is toegelaten heeft de Wsnp-bewindvoerder deze mogelijkheden en Joop uiteraard niet. Zie ook hierna.
Een andere beperking van de vrijheid om bij testament over de nalatenschap te beschikken, is de dwingendrechtelijke erfrechtelijke aanspraak van de langstlevende op vruchtgebruik.5 Als de erflater zijn echtgenoot (gedeeltelijk) heeft onterfd, kan die echtgenoot het vruchtgebruik van de woning, de inboedel en mogelijk ook andere goederen opeisen (art. 4:29 e.v. BW). Stel dat vader in onze casus moeder heeft onterfd. Joop en Jan zijn dan de erfgenamen. Moeder kan echter aanspraak maken bij Joop en Jan op het vruchtgebruik van de erfenis. Als vastgesteld wordt6 dat moeder daar ook behoefte aan heeft, erven Joop en Jan dus niet de volle eigendom van de erfenis, maar slechts de blote eigendom. Dat betekent dat moeder in het huis kan blijven wonen. Het zal voor Joop en Jan moeilijk zijn om de blote eigendom te verkopen, maar het kan wel! Als Joop tot de schuldsanering is toegelaten, kan de Wsnp-bewindvoerder trachten het onverdeelde aandeel van Joop in de blote eigendom van de woning te verkopen.
3. Erven en schuldsanering
3.1 Beneficiair aanvaarden en verwerpen; erfgenaamschap en legaat
Een nalatenschap kan bestaan uit bezittingen en schulden. Op grond van artikel 295 lid 1 Fw valt de nalatenschap die de saniet erft in de schuldsaneringsboedel. De saniet verwerft de goederen van de nalatenschap immers tijdens de toepassing van de schuldsaneringsregeling. Om een nalatenschap ‘in de boedel te krijgen’ moet de Wsnp-bewindvoerder iets ondernemen. Om te voorkomen dat de saniet aansprakelijk wordt voor een ‘negatieve’ nalatenschap en daarmee de boedel belast, geldt als hoofdregel dat de Wsnp-bewindvoerder de nalatenschap namens de saniet beneficiair dient te aanvaarden (art. 313 jo. 41 lid 1 Fw). Slechts met machtiging van de rechter‑commissaris kan hij de nalatenschap verwerpen (art. 41 lid 2 Fw). Dat laatste gebeurt in de praktijk alleen wanneer direct duidelijk is dat de nalatenschap (ruimschoots) negatief is (meer schulden dan bezittingen). De Wsnp-bewindvoerder kan beneficiair aanvaarden of verwerpen door bij een verklaring af te leggen bij de rechtbank, die deze inschrijft in het boedelregister (art. 4:191 BW). Meestal zal dit gebeuren door tussenkomst van de notaris.
Als er beneficiair is aanvaard en de saniet de enige erfgenaam is, zal de Wsnp-bewindvoerder, mogelijk met inschakeling van een notaris, de nalatenschap moeten vereffenen. Indien de saniet één van de erfgenamen is en de erflater geen partner (meer) heeft, moeten de erfgenamen samen met de Wsnp-bewindvoerder de nalatenschap vereffenen (art. 4:195 BW). In dat geval zal meestal een van de erfgenamen, al dan niet met hulp van een notaris, als gevolmachtigde de nalatenschap vereffenen.
Een interessante vraag is of de notariskosten in zo’n geval ook een boedelschuld in de Wsnp vormen. Uitgangspunt dient ons inziens te zijn dat ook informele vereffeningskosten (zoals die van de notaris) als preferente schuld in de nalatenschapsboedel (en dus niet in de Wsnp-boedel) kunnen worden betrokken.7 Zouden de notariskosten onverhoopt de nalatenschapsboedel overtreffen, dan zijn de notariskosten (voor een aandeel van de saniet overeenkomend met zijn erfdeel) boedelschuld in de schuldsaneringsregeling. De Wsnp-bewindvoerder doet er, ter voorkoming van zijn mogelijke aansprakelijkheid jegens de Wsnp-boedel, goed aan de r‑c toestemming te vragen voor de inschakeling van de notaris. De r‑c zal doorgaans toestemming verlenen indien op grond van een globale boedelbeschrijving de nalatenschap positief lijkt of althans voldoende baten heeft om in ieder geval (een groot deel van) de kosten van vereffening te voldoen.
In bijzondere gevallen kan de Wsnp-bewindvoerder of een erfgenaam de rechtbank om benoeming van een vereffenaar vragen (art. 4:203 BW).
In het geval beide ouders zijn overleden en er dus (meestal) sprake is van opeisbare erfdelen, kan zich het probleem voordoen dat een erfdeel slechts met zeer veel inspanning (door de Wsnp-bewindvoerder) te gelde kan worden gemaakt voor de schuldeisers in de schuldsaneringsregeling. Dit doet zich bijvoorbeeld voor als de nalatenschap voor een deel of geheel bestaat uit een woning. Het is een feit van algemene bekendheid dat het in de huidige tijd lang kan duren voordat een woning is verkocht. De vertraging kan ook gelegen zijn in het feit dat overige erfgenamen willen wachten met verkoop tot er een betere prijs kan worden verkregen, bijvoorbeeld tot een moment gelegen na het einde van de schuldsaneringsregeling. Wij realiseren ons dat er sprake kan zijn van een bewuste vertragingstechniek.
Indien de overige erfgenamen niet mee willen werken, kan de Wsnp-bewindvoerder in het geval het erfdeel opeisbaar is, bij de rechtbank verdeling vorderen (art. 3:178 lid 1 BW). Ook kan de Wsnp-bewindvoerder op grond van art. 3:174 BW de rechter een machtiging te gelde making verzoeken. De woning kan dan toch worden verkocht, waarna eventueel verder kan worden gestreden over de verdeling van de opbrengst.
Ook is het mogelijk om te vorderen dat in het verdelingsvonnis wordt bepaald dat de medewerking tot verkoop en levering van een woning plaatsvindt door het vonnis in de plaats te stellen van die medewerking. Om ‘gedwongen’ verkoop tegen een lage prijs te voorkomen, kan het voor de overige erfgenamen, als zij willen wachten met verkoop, zinvol zijn om met de Wsnp-bewindvoerder in overleg te treden over een redelijke vergoeding aan saniet voor zijn erfdeel, zoals hierna onder 3.2 voor de langstlevende-situatie wordt besproken. Indien het desondanks noodzakelijk blijkt een machtiging te gelde making te laten afgeven of indeplaatsstelling door een vonnis door een rechter te laten bepalen, kan verlenging van de looptijd van de schuldsaneringsregeling (tot maximaal vijf jaar) aangewezen zijn.
Heeft de erflater aan de saniet een legaat vermaakt, dan kan dit niet negatief zijn.8 De Wsnp-bewindvoerder kan het legaat dus meestal zonder meer aannemen. Stel dat vader in onze casus aan Joop een legaat heeft gemaakt van zijn auto. De Wsnp-bewindvoerder zal dan de gelegateerde auto in ontvangst nemen. De Wsnp-bewindvoerder zal de auto vervolgens (in beginsel) ten behoeve van de boedel liquideren.
3.2 Legitieme portie
Is de saniet door een erflater (gedeeltelijk) onterfd, terwijl hij wel legitimaris is, dan dient de Wsnp-bewindvoerder een beroep te doen op de legitieme portie (art. 4:92 lid 2 BW). Zoals gezegd, kan dat door het schrijven van een brief aan de erfgenamen. Wegens de complexiteit van de legitieme-regeling9 kan het gewenst zijn een notaris in te schakelen, die namens de Wsnp-bewindvoerder de rechten geldend maakt.
Indien er sprake is van een gewone ‘langstlevende-situatie’ (waarbij de kinderen hun erfdeel krijgen in de vorm van een niet-opeisbare vordering op de langstlevende), kan de Wsnp-bewindvoerder van de saniet (het kind) in de praktijk nog weinig doen. Er valt immers nog niets op te eisen. In deze situatie heeft het dus in beginsel geen zin om een beroep te doen op de legitieme portie.10
Dat wil niet zeggen dat Wsnp-bewindvoerder dat erfdeel (die vordering) niet zou kunnen verkopen (bijvoorbeeld aan de broer of zus van de saniet of aan de langstlevende ouder).
Daarvoor is wel de bereidheid van broer of zus of langstlevende ouder nodig om de saniet, eerder dan na het volledig doorlopen van de schuldsaneringsregeling (met eventueel verlengde looptijd), uit de schuldensituatie te helpen en/of het zicht voor de familie op het behalen van enig voordeel door het erfdeel te kopen voor een lager bedrag dan het bij uitkering zal opbrengen. Indien de verkoop van het erfdeel voldoende oplevert om samen met het reeds aanwezige boedelsaldo de volledige (geverifieerde) schuldenlast en de kosten van de schuldsaneringsregeling, waaronder het salaris van de Wsnp-bewindvoerder, te voldoen, dan kan de schuldsaneringsregeling regelmatig of tussentijds eindigen. Indien de opbrengst van het erfdeel samen met het boedelsaldo niet tot volledige voldoening van de schuldenlast en de kosten van de schuldsaneringsregeling kan leiden, kan saniet besluiten een akkoord aan zijn schuldeisers aan te bieden. Struikelblok bij de homologatie van het akkoord kan zijn dat, indien het erfdeel tegen een lager bedrag dan de verwachte opbrengst bij het overlijden van de langstlevende is verkocht, de rechtbank oordeelt dat de (verwachte) baten van de boedel, de bij het akkoord bedongen som, aanmerkelijk te boven gaan (art. 338 lid 2 Fw jo. 153 lid 2 Fw) en de homologatie moet worden geweigerd. De vraag die hierbij opdoemt is, waarop de (contante) waarde van een ‘toekomstig’ (niet-opeisbaar) erfdeel moet worden gewaardeerd. Wellicht kan daarbij aansluiting worden gezocht bij hetgeen in art. 21 Successiewet jo. de artikelen 6 en 10 van het Uitv.besl. Successiewet is bepaald over de waarde van zaken en vorderingen op het moment dat er erfbelasting over wordt geheven. Voorbeeld hiervan is de situatie dat Joop een niet opeisbaar en renteloos erfdeel (vordering) krijgt van 40. Op grond van HR 11 juli 1989, BNB1989/260, wordt de contante waarde van het erfdeel van Joop berekend door het zogenaamde “fictieve vruchtgebruik” dat de langstlevende van de vordering heeft, af te trekken van de nominale waarde van de vordering. Als de langstlevende ouder bijvoorbeeld 68 jaar is, is de contante waarde van het erfdeel van Joop – voor de toepassing van de Successiewet – 52% van de volle waarde van 40, ofwel 20,8.
3.3 Echtgenoot11 van de saniet erft
Als de saniet in gemeenschap van goederen is getrouwd en de echtgenoot van de saniet, waarop de schuldsaneringsregeling niet van toepassing is, erfgenaam is in een nalatenschap, waarbij de erflater geen uitsluitingsclausule heeft opgenomen (art. 1:94 lid 2 aanhef en onder a BW, waardoor het erfdeel buiten de gemeenschap zou zijn gebleven), valt het erfdeel van die echtgenoot in de gemeenschap van goederen en dient de Wsnp-bewindvoerder de nalatenschap namens de echtgenoot (art. 313 jo. art. 63 lid 2 en lid 1 jo. art. 41 lid 1 Fw) beneficiair te aanvaarden.12 Op grond van art. 313 jo. art. 63 lid 1 Fw wordt de schuldsaneringsregeling van de saniet immers als schuldsaneringsregeling van de gemeenschap van goederen, waarin het erfdeel valt, aangemerkt.
Stel dat in onze casus Joops echtgenote (met wie hij in gemeenschap van goederen is getrouwd) in de schuldsanering zit, maar Joop zelf niet. Dan heeft de Wsnp-bewindvoerder van zijn echtgenote de ‘zeggenschap’ over de erfenis die Joop krijgt, tenzij Joops vader heeft geregeld dat het erfdeel buiten de gemeenschap valt (uitsluitingsclausule). De Wsnp-bewindvoerder moet dan dus actie ondernemen.
3.4 Testamentair bewind
Het staat de erflater vrij een testamentair bewind over het erfdeel in te stellen. Vraag is of het vermogen dat de saniet erft en dat onder testamentair bewind staat, ook in de schuldsaneringsboedel valt.
Hier maken we onderscheid tussen twee situaties:
1 Als de saniet tijdens de looptijd van de schuldsanering vermogen erft waarover een testamentair bewind is ingesteld (art. 4:153 e.v. BW), geldt het volgende:
- De Wsnp-bewindvoerder oefent de erfrechtelijke bevoegdheden van de saniet uit op grond van art. 4:92 lid 2 BW. Hij kan het bewind proberen aan te vechten met een beroep op de legitieme portie. Als uitgangspunt geldt dat een bewind een bezwaring van het erfdeel is, die de Wsnp-bewindvoerder niet hoeft te dulden (art. 4:72 aanhef en onder a BW). Dat betekent dat de Wsnp-bewindvoerder kan zorgen dat hij de legitieme portie in geld ontvangt, zonder dat daarop een bewind rust. Het eenvoudigst is om daarvoor – binnen drie maanden na het overlijden! – met de notaris contact op te nemen, die daarvoor een verklaring kan opstellen (waarvoor nog wel toestemming nodig is van de rechter‑commissaris).13 In dat geval verkrijgt de Wsnp-bewindvoerder een onbezwaard vorderingsrecht (tot uitbetaling van de legitieme portie) in de Wsnp-boedel. Stel dat in onze casus moeder al is overleden en dat vader Joops erfdeel van 60 (1/2 van 120) onder bewind heeft gesteld. Als uit de bewindregeling in het testament blijkt dat het bewind niet tijdens de looptijd van de schuldsanering zal eindigen,14 kan de Wsnp-bewindvoerder door het afleggen van bedoelde verklaring zorgen dat er 30 (1/2 van 60) in geld in de Wsnp-boedel vloeit. Vaak is in het testament opgenomen dat het bewind op een bepaalde leeftijd eindigt.15 Als die leeftijd is bereikt, eindigt het bewind. Is dat gedurende de looptijd van de Wsnp, dan valt het erfdeel op dat moment alsnog in de Wsnp-boedel. Mogelijk zou verlenging van de driejaarstermijn (tot maximaal vijf jaar) aangewezen zijn, wanneer beëindiging van het bewind op afzienbare termijn verwacht wordt (art. 349a Fw).
- 4:75 BW kan hier roet in het eten gooien: de waarde van het erfdeel komt toch in mindering van de legitieme portie, als het bewind is ingesteld omdat de legitimaris ongeschikt of onmachtig is om het vermogen zelf te beheren of omdat zonder bewind het erfdeel hoofdzakelijk in handen van de schuldeisers zouden vallen. In de praktijk komt het voor dat de erflater, omdat hij wist dat op zijn erfgenaam de schuldsaneringsregeling van toepassing was of zou worden, dit heeft opgenomen.
Onmachtig om vermogen te beheren kun je bijvoorbeeld zijn door een (blijvende) geestelijke stoornis of een (tijdelijke) verslaving. Ongeschikt ben je bijvoorbeeld als je ‘een gat in je hand hebt’. Het merendeel van de sanieten zal niet onmachtig zijn om een vermogen te beheren en ook niet iedere saniet is ongeschikt om vermogen te beheren. Immers de schuldsaneringsregeling wordt bijvoorbeeld eveneens van toepassing verklaard op personen wier eenmanszaak door de huidige economische crisis ten onder is gegaan of op personen, die door werkloosheid en/of de onverkoopbaarheid van hun woning, ten gevolge van de huidige stagnatie op de woningmarkt, in de financiële problemen zijn gekomen. Laatstgenoemde sanieten zijn niet door financieel wanbeheer in de schuldsaneringsregeling terecht gekomen. De Wsnp-bewindvoerder zou de genoemde redenen dan ook kunnen betwisten.
De Wsnp-bewindvoerder kan, afhankelijk van hoe hij de situatie beoordeelt, actie ondernemen als hij denkt dat de genoemde gronden (hoofdzakelijk aan schuldeisers ten goede komen/ongeschikt/onmachtig) onjuist zijn.
Het voert te ver dit nu uitvoerig te bespreken. In zo’n geval doet de Wsnp-bewindvoerder er goed aan met de notaris contact op te nemen.16
- Wanneer de saniet vóór de aanvang van de schuldsaneringsregeling vermogen, waarover een testamentair bewind is ingesteld, heeft geërfd, blijven de goederen op grond van art. 313 jo. 21 aanhef en onder 6 jo. 60a Fw buiten de schuldsaneringsregeling. In dat geval wordt in beginsel alleen aan de Wsnp-bewindvoerder uitgekeerd wat de goederen netto aan vruchten hebben opgebracht.
Tot slot merken we nog op dat in beide situaties (1 en 2) het niet ondenkbaar, zelfs verstandig, is dat de Wsnp-bewindvoerder met de testamentair bewindvoerder en de saniet om de tafel gaat zitten om, ervan uitgaande dat het erfdeel groot genoeg is voor betaling van de Wsnp-schulden, met de betrokkenen te bekijken of het zinnig is een deel van het erfdeel te gebruiken voor het betalen van de Wsnp-schuldeisers. Dat kan in het belang van alle partijen zijn, ook van dat van de saniet, al was het maar omdat hij dan weer “vrij” kan leven en weer zelfstandig kan beslissen over zijn eigen vermogen. Bij een onverdeelde nalatenschap zijn de overige erfgenamen in dat geval ‘verlost’ van de Wsnp-bewindvoerder van hun medeerfgenaam en dat kan hen ook wat waard zijn.
Dat de testamentair bewindvoerder het restant van de erfenis (misschien ter voorkoming van een herhaling van zetten) goed zal beheren, staat daar los van.
3.5 Informatieplicht
Bij de intake moet de Wsnp-bewindvoerder ons inziens in verband met het vorenstaande goed doorvragen hoe de familie van de saniet in elkaar zit en of er al naaste verwanten (grootouders, ouders, broers/zussen) van hem en/of zijn echtgenoot zijn overleden.17 Aangezien in de praktijk een erfgenaam vaak niet beseft dat hij, bijvoorbeeld als één van zijn ouders is overleden, al een niet-opeisbaar of een met vruchtgebruik belast erfdeel heeft (er wordt nogal eens gezegd: “ik heb toch nog niets?”, of: “ik heb afstand van mijn deel gedaan ten behoeve van mijn moeder…”)18, heeft de Wsnp-bewindvoerder basiskennis van het erfrecht nodig om te weten of de saniet al ergens recht op heeft (ook al is dat recht niet direct opeisbaar of met vruchtgebruik belast). De Wsnp-bewindvoerder dient er op te wijzen dat, zeker wanneer hij bij de intake met de saniet heeft gesproken en vragen heeft gesteld over eventuele (toekomstige) erfenissen, de saniet hem informatie moet verschaffen als dat van belang kan zijn voor de schuldsanering, ook als er niet uitdrukkelijk om de betreffende informatie wordt gevraagd (art. 327 jo. 105 Fw).19 Dit wordt ook wel de ‘pro-actieve inlichtingenplicht’ genoemd.20 De saniet dient de Wsnp-bewindvoerder bijvoorbeeld – uit eigen beweging – te informeren als een familielid tijdens de schuldsaneringsregeling komt te overlijden en hij daarvan kan erven (als erfgenaam, legataris of legitimaris).21
Ons inziens is de notaris verplicht om te controleren of op de echtgenoot van een erfgenaam, indien geen uitsluitingsclausule van toepassing is, de schuldsaneringsregeling van toepassing is. Als de notaris dat doet, zal de Wsnp-bewindvoerder als het goed is meestal vanzelf22 bericht van de notaris krijgen. Desalniettemin blijft het voor de Wsnp-bewindvoerder van belang de saniet er ook op te wijzen om hem informatie te verschaffen als zijn echtgenoot erfgenaam wordt.
Ter opluchting van de Wsnp-bewindvoerder merken we over de informatieplicht nog het volgende op. De informatieplicht gaat niet zover dat de saniet de Wsnp-bewindvoerder voortdurend op de hoogte moet houden over de gezondheidstoestand van een mogelijke erflater.
3.6 Erfenis na einde looptijd schuldsaneringsregeling
HR 24 februari 2012, LJN BV0890 heeft beslist dat de schuldsaneringsregeling eindigt door het aflopen van de termijn die ingevolge artikel 349a Fw voor de betrokken schuldsanering geldt (in beginsel drie jaar), hetgeen onder meer tot gevolg heeft dat als aan de saniet een erfenis opkomt na afloop van die termijn, het bepaalde in art. 295 lid 1 Fw niet geldt en dat die uit de erfenis ontvangen goederen dus niet tot de schuldsaneringsboedel behoren. De tijd tussen het moment dat de schuldsaneringsregeling eindigt door het aflopen van de termijn die ingevolge art. 349a Fw geldt en het moment van formele beëindiging, te weten bij het verbindend worden van de slotuitdelingslijst of het in kracht van gewijsde gaan van de uitspraak tot beëindiging van de schuldsaneringsregeling (art. 356 lid 2 Fw), wordt dus genegeerd voor zover het de in die tijd ontvangen erfenissen betreft.23
Zou tijdens de looptijd van de schuldsaneringsregeling een aan de Wsnp-bewindvoerder bekend erfdeel24 niet kunnen worden verkocht (omdat gewoonweg niemand het wil kopen), terwijl na afloop van de schuldsaneringsregeling het erfdeel wel kan worden verkocht,25 dan valt dit erfdeel niet aan te merken als ‘nagekomen bate’ (art. 356 lid 4 jo. 194 Fw) dat alsnog in de schuldsaneringsboedel valt en verdeeld moet worden onder de schuldeisers op de grondslag van de vroegere uitdelingslijsten, omdat tijdens de looptijd van de schuldsaneringsregeling het erfdeel wel bekend was, maar blijkbaar niet verkoopbaar. Tijdelijke niet-verkoopbaarheid kan zoals eerder opgemerkt wel een reden zijn om de looptijd van de schuldsaneringsregeling te verlengen.
4. Conclusie
In dit artikel en in ons vorige artikel hebben we geprobeerd enig inzicht te geven in de situatie waarin een saniet te maken krijgt met het erfrecht, ofwel omdat de saniet overlijdt (deel I), ofwel omdat de saniet erft (deel II). Wij adviseren Wsnp-bewindvoerders om meer aandacht te besteden aan het erfrecht, vooral bij het intakegesprek, omdat vaker dan bij eerste oogopslag lijkt, de saniet betrokken kan zijn bij een erfenis.
Als een ouder (of ander familielid) van de saniet overlijdt, kan het zijn dat de Wsnp-bewindvoerder niets hoort (omdat de saniet bijvoorbeeld is onterfd, of omdat de langstlevende niet naar de notaris gaat voor een verklaring van erfrecht).26 Basiskennis van het erfrecht kan helpen om meer baten in de schuldsaneringsboedel te krijgen.
Wsnp-bewindvoerders en r‑c’s zijn doorgaans geen specialist op erfrechtgebied en notarissen niet op insolventieterrein. Wij hebben met dit artikel getracht enige regelmatig voorkomende problemen in gevallen van samenloop van erfrecht en insolventierecht aan te stippen, niet uitputtend of met pasklare oplossingen. Het is voor Wsnp-bewindvoerders en notarissen raadzaam in voorkomende gevallen overleg te voeren met betrokkenen. Vaak kan dan gekozen worden voor een praktische en juridisch correcte oplossing, bijvoorbeeld afkoop of voorschot, zonder dat andere (lange en kostbare) wegen behoeven te worden bewandeld. Dat is doorgaans in het belang van alle betrokkenen.
Voetnoten
* Mr. Matthieu M. Verhoeven is werkzaam als coördinerend vice-president van de Rechtbank Almelo. Mr. Ronald. E. Brinkman is notaris te Hardenberg. Mr. Christiane Koppelman is werkzaam als secretaris op de Rechtbank Almelo.
- Een derde manier van erven kan door middel van een ‘lastbevoordeling’, zie art. 4:130 e.v. BW. Hierop zal verder niet worden ingegaan.
- In dit artikel zal ter voorkoming van verwarring in terminologie worden onderscheiden tussen een Wsnp-bewindvoerder en een testamentair bewindvoerder.
- Handboek erfrecht, prof.mr. M.J.A. van Mourik e.a., Kluwer 2011, hoofdstuk X, § 2.1, blz. 310.
- Waaronder bijv. ook een kleinkind kan vallen als het kind zelf voor de ouder is overleden. Zie art. 4:63 lid 2 BW.
- Handboek erfrecht, prof.mr. M.J.A. van Mourik e.a., Kluwer 2011, hoofdstuk XI, inleiding, p. 408.
- Bij de woning en inboedel is het uitgangspunt dat moeder recht heeft op het vruchtgebruik, tenzij de kinderen aantonen dat moeder daar geen behoefte aan heeft, art. 4:29 en 33 BW. Bij de overige bezittingen heeft moeder recht op het vruchtgebruik als zij kan aantonen dat zij daar behoefte aan heeft, art. 4:30 BW. Bij betwisting van de standpunten kunnen partijen de kantonrechter om een uitspraak vragen.
- Onder ‘de kosten van vereffening van de nalatenschap’ verstaat het Hof Amsterdam (8 maart 2011, LJN BQ0031) de kosten wegens handelingen die objectief noodzakelijk zijn bij de afwikkeling van een nalatenschap (ook indien geen sprake is van formele vereffening als bedoeld in Afdeling 4.6.3. BW). Het Hof is van oordeel dat uitgangspunt moet zijn dat de handelingen worden verricht ten behoeve van een algemeen belang – de afwikkeling van de nalatenschap ten behoeve van de gemeenschappelijke erfgenamen – en niet ten behoeve van een individueel belang. Het hof overweegt voorts dat de ten behoeve van de nalatenschap gemaakte proceskosten in beginsel onder artikel 4:7 lid 1 aanhef en onder c en d BW vallen. Dit is naar het oordeel van het Hof anders indien er sprake is van onnodig procederen.
- Als de legataris wel een verplichting is opgelegd, kan de Wsnp-bewindvoerder de verplichting verminderen, voor zover de waarde van het aan de saniet gelegateerde ontoereikend is om aan de opgelegde verplichtingen te voldoen (art. 4:121 lid 1 BW).
- Maar liefst 30 van de in totaal 233 artikelen van boek 4 BW zijn gewijd aan de legitieme portie!
- 1Tenzij het erfdeel van het kind door de erflater in zijn testament kleiner is vastgesteld dan de helft van zijn normale erfdeel. Maar ook in dat geval is de legitieme portie tijdens het leven van de langstlevende (meestal) niet opeisbaar (art. 4:81 e.v. BW).
- Daaronder wordt ook verstaan de geregistreerde partner.
- Slechts met machtiging van de rechtercommissaris kan hij de nalatenschap verwerpen (art. 41 lid 2 Fw).
- De notaris maakt een zogenaamde verklaring van verwerping met contantenverklaring klaar.
- De Wsnp-bewindvoerder dient daartoe de bewindbepalingen van het testament goed door te lezen.
- Zie ook de vorige noot.
- Kortgezegd komt het op het volgende neer: kan de Wsnp-bewindvoerder genoemde gronden met succes betwisten, dan kan hij de legitieme portie van de saniet in geld in de boedel laten vloeien. Lukt het hem niet om genoemde gronden te betwisten, dan zal de bewindvoerder het bewind dus (moeten) dulden en geldt het gestelde in situatie 2 overeenkomstig.
- In de standaard intake-checklist wordt slechts zeer summier hierop ingegaan. Gelet op de grote belangen die kunnen spelen (erfenissen van ouders zijn soms groot van omvang), zou hier meer aandacht voor moeten zijn.
- Met die “afstand van het erfdeel” wordt vaak bedoeld dat zij hebben berust in het testament en een niet-opeisbaar of met vruchtgebruik belast erfdeel hebben verkregen.
- Zie over de informatieplicht ook HR 15 februari 2002, LJN AD9144, NJ 2002, 259, m.n.t. B. Wessels.
- Zie B. Wessels, Insolventierecht, Schuldsanering natuurlijke personen, Tweede druk, p. 234.
- Of lastbevoordeelde of somgerechtigde, waarop hier niet nader wordt ingegaan.
- Dat wil zeggen nadat een van de andere erfgenamen zich bij de notaris heeft gemeld voor de afgifte van een verklaring van erfrecht.
- Zie ook: G.H. Lankhorst, ‘Saniet ontvangt erfenis tijdens schuldsanering cassatie in het belang der wet’, JBN 2012 (6), nr. 33. Overigens geldt de uitspraak niet alleen voor erfenissen, maar voor alle soorten baten die worden verkregen in gemelde periode.
- Al dan niet niet-opeisbaar of met vruchtgebruik belast.
- Of opeisbaar wordt of het vruchtgebruik daarop is geëindigd (bijvoorbeeld door het overlijden van de langstlevende ouder).
- Recent is ingevoerd dat cliënten van banken in “standaardsituaties” (tot € 100.000) geen verklaring van erfrecht meer nodig hebben.
Documentsoort
- Vakliteratuur
- Wsnp periodiek
Trefwoorden
- Nalatenschap/erfenis
- Wsnp Periodiek
Gerelateerd
Uitleg over een in gemeenschap van goederen gehuwd echtpaar wat de Wsnp doorloopt, waarbij één van hen de schone lei ontvangt en de ander overlijdt. Erft de partner de niet-gesaneerde schulden? En geldt de schone lei hiervoor?
Een erfenis die tijdens de Wsnp ontstaat, valt onder de werking van de Wsnp. Dit artikel licht toe hoe een Wsnp-bewindvoerder hierbij te werk kan gaan bij de afwikkeling.
Uitleg over een schuld uit een erfenis waarvoor meerdere erfgenamen aansprakelijk zijn. Hoe in de Wsnp om te gaan met het eventueel regresrecht? Vervolg op artikel 'Een conserverende aanslag?'.