Verrekeningsrecht na de beëindiging van de Wsnp met schone lei
Artikel over verrekening door de uitkeringsinstanties, wat tijdens de Wsnp is toegestaan op grond van art. 307 Fw. En is verrekening in specifieke gevallen ook na verlening van de schone lei nog toegestaan?
Wsnp Periodiek november 2015, nummer 23
Margreet van Bommel en Mechteld van der Wal*
1. Verrekeningsrecht uitkeringsinstanties tijdens de Wsnp
Verrekening tijdens de Wsnp is slechts toegestaan als voldaan is aan de vereisten van artikel 307 Fw: ‘hij die zowel schuldenaar als schuldeiser is van de persoon ten aanzien van wie de schuldsaneringsregeling is uitgesproken, kan zijn schuld met zijn vordering ten aanzien waarvan de schuldsaneringsregeling werkt, slechts verrekenen indien beide zijn ontstaan vóór de uitspraak tot de toepassing van de schuldsaneringsregeling.’ Het verrekeningsrecht tijdens de Wsnp wordt in de praktijk met name uitgeoefend door uitkeringsinstanties en de Belastingdienst. Verrekening door een uitkeringsinstantie is alleen toegestaan als de saniet een schuld heeft aan de uitkeringsinstantie die is ontstaan vóór de datum toelating tot de Wsnp en het recht op de uitkering tevens is ontstaan vóór het moment van de toelating tot de Wsnp. Dit heeft onder meer tot gevolg dat tijdens de Wsnp niet meer verrekend mag worden als het recht op een uitkering steeds weer iedere maand ontstaat. Zo bestaat er, kort gezegd, wel een verrekeningsrecht in het kader van een militair prepensioen maar niet bij de ziektewetuitkering en de WWB-uitkering1. Dit artikel is toegespitst op de Wsnp-zaken waarbij verrekening door de uitkeringsinstanties tijdens de Wsnp wel is toegestaan op grond van art. 307 Fw. In paragraaf 2 wordt de vraag beantwoord of de uitkeringsinstanties het recht hebben te blijven verrekenen nadat de Wsnp is beëindigd met een schone lei. Daarnaast wordt in paragraaf 3 kort stil gestaan bij het verrekeningsrecht door de Belastingdienst na de verlening van de schone lei. In paragraaf 4 wordt een arrest behandeld van het Hof Den Haag van 27 november 2012 over verrekening na verlening van de schone lei in een privaatrechtelijke rechtsverhouding. In paragraaf 5 worden de specifieke bepalingen in de Awb uitgelegd ten aanzien van publiekrechtelijke vorderingen.
2. Verrekeningsrecht uitkeringsinstanties na verlening schone lei
Kan een uitkeringsinstantie die tijdens de Wsnp een verrekeningsrecht had, na beëindiging van de Wsnp doorgaan met verrekenen? Voor de saniet is dit uiteraard een belangrijke vraag: als verrekening is toegestaan, zou hij na de verwerving van de schone lei geconfronteerd worden met verrekening door zijn uitkeringsinstantie van zijn uitkering met een schuld die hij reeds jaren geleden, nog voordat hij werd toegelaten tot de Wsnp, heeft laten ontstaan. Laten wij eerst vaststellen dat de schuldsaneringsregeling werkt ten aanzien van vorderingen op de schuldenaar die ten tijde van de uitspraak tot de toepassing van de schuldsanering bestaan, art. 299 lid 1 sub a Fw. Art. 358 Fw bepaalt verder dat indien de schuldsaneringsregeling eindigt nadat de slotuitdelingslijst verbindend is geworden, de vordering ten aanzien waarvan de schuldsanering werkt, voor zover deze onvoldaan is gebleven, niet langer afdwingbaar is. De zogenaamde schone lei. De schone lei geldt ook voor de vordering die door de schuldeiser niet is ingediend. Omdat de vordering niet langer afdwingbaar is door de schuldeiser, resteert er een natuurlijke verbintenis (art. 6:3 lid 2 sub a BW).
Na de beëindiging van de Wsnp geldt niet meer het bijzondere verrekeningsrecht van art. 307 Fw, maar dan gelden de verrekeningsbepalingen zoals die zijn opgenomen in art. 6:127 e.v. BW. Dit artikel bepaalt in lid 2 dat een schuldenaar bevoegd is tot verrekening wanneer hij een prestatie te vorderen heeft die beantwoordt aan zijn schuld jegens dezelfde wederpartij en hij bevoegd is zowel tot betaling van de schuld als tot het afdwingen van de betaling van de vordering. Omdat een natuurlijke verbintenis niet afdwingbaar is, is verrekening op grond van dit artikel dus niet toegestaan.
3. Verrekeningsrecht Belastingdienst na verlening schone lei
De Belastingdienst is op grond van art.73.2.2 van de Leidraad Invordering 2008 bevoegd om na beëindiging schuldsanering vastgestelde belastingteruggaven die betrekking hebben op de periode vóór toepassing van de schuldsanering, te verrekenen met de inmiddels tot natuurlijke verbintenissen gereduceerde vorderingen. Hetzelfde geldt voor de Toeslagen (Huur-, zorg-, kinderopvangtoeslag en kindgebonden budget), zie art. 79.3 Leidraad Invordering 20082.
Met betrekking tot te betalen belastingaanslagen en terugvorderingen (ter zake van toeslagen) die betrekking hebben op de periode waarin de wettelijke schuldsaneringsregeling van toepassing was en die zijn vastgesteld na beëindiging (met schone lei) van die regeling, zal de ontvanger in beginsel afzien van invordering3. Daarbij geldt dat aannemelijk moet zijn dat:
- de bewindvoerder de aan de betreffende aanslag of terugvordering voorafgaande voorlopige aanslagen/ teruggaven of voorschotten voldoende op juistheid heeft getoetst; en
- over de resultaten van die toetsing in voorkomend geval tijdig contact heeft opgenomen met de Belastingdienst.
4. Verrekeningsrecht in privaatrechtelijke rechtsverhouding na verlening schone lei
Het Hof Den Haag heeft op 27 november 20124 een opmerkelijk arrest gewezen over de mogelijkheid om tot verrekening over te gaan ná verlening van de schone lei. Het betreft een privaatrechtelijke kwestie tussen een gemeente en een schuldenaar die op basis van een overeenkomst leerlingenvervoer verzorgde. De casus is als volgt. In rechte is komen vast te staan dat schuldenaar een vordering heeft op de gemeente van circa € 3.200,-. In 2002 komt in reconventie vast te staan dat de gemeente een nog grotere vordering op de schuldenaar heeft; bijna € 66.000,-. Daarna wordt de schuldenaar in juli 2003 toegelaten tot de Wsnp. Klein detail: de gemeente dient haar vordering niet in bij de bewindvoerder. De bewindvoerder gaat vervolgens niet over tot incasseren van de vordering van de schuldenaar op de gemeente. De reden hiervoor zal vast zijn, denken wij, dat de gemeente niet tot betaling over zou gaan omdat zij zich zou kunnen beroepen op verrekening op grond van art. 307 Fw: immers haar eigen vordering overtrof de vordering van de schuldenaar. De schuldenaar krijgt in juli 2006 de schone lei. Vervolgens probeert de schuldenaar in 2010 zijn eigen vordering alsnog te incasseren bij de gemeente. Hij stelt daarbij dat de vordering van de gemeente onder de schone lei is komen te vallen waardoor de gemeente geen recht meer zou hebben om te verrekenen met zijn vordering.
Het hof oordeelde dat de vordering van de gemeente weliswaar niet langer afdwingbaar was, maar dat de gemeente jegens de schuldenaar tóch een beroep kon doen op verrekening. Het hof overweegt dat een bevoegdheid om zich op verrekening te beroepen (alleen) aanwezig is in het geval dat beide vorderingen opeisbaar zijn (art. 6:127 BW) maar dat er een uitzondering op die regel is vervat in art. 6:131, eerste lid BW: de bevoegdheid tot verrekening eindigt niet door verjaring van de rechtsvordering. Het hof is van oordeel dat aanvaard moet worden dat deze bepaling in het onderhavige geval analoog van toepassing kan worden geacht. Immers, voorafgaand aan de schuldsanering was de gemeente in beginsel bevoegd tot verrekening; er is geen grond om aan te nemen dat schuldenaar enkel als gevolg van de uit de schuldsanering voortgevloeide schone lei, in een betere positie moet kunnen komen dan de gemeente. Het hof concludeert dan dat de gemeente weliswaar niet langer haar vordering in rechte kan afdwingen, maar zich wel op verrekening kan beroepen ten opzichte en tot het beloop van de door schuldenaar ingestelde, door de gemeente niet betwiste, vordering.
Hoezeer het ook valt te begrijpen dat het hof wilde voorkomen dat de schuldenaar wel erg bevoordeeld zou worden ten opzichte van de gemeente en een andersluidend oordeel wellicht ingaat tegen het rechtsgevoel, het neemt niet weg dat naar onze mening de wet niet goed is toegepast. In de Faillissementswet wordt duidelijk ten aanzien van welke schulden de schuldsaneringsregeling werkt en wordt de betekenis van de schone lei uitgelegd (zie par. 2). Niet valt in te zien waarom art. 6:131 BW analoog zou moeten worden toegepast en hoe daarmee de bepalingen van de Faillissementswet opzij kunnen worden geschoven.
5. Specifieke bepalingen in de Awb
Het is goed te weten dat, afgezien van de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling, op publiekrechtelijke vorderingen de Algemene Wet Bestuursrecht (Awb) van toepassing is met de daarin opgenomen regeling bestuursrechtelijke geldschulden. Bij een vordering die voortvloeit uit een bestuursrechtelijk voorschrift of een appellabel besluit moet het bestuursorgaan rekening houden met de specifieke bepalingen uit titel 4.4 van de Awb. Deze regeling, die is ingevoerd per 1 juli 2009, geeft regels met betrekking tot de vaststelling van geldschulden aan en van de overheid, verzuim en wettelijke rente, verjaring en invordering. Op sommige punten wijkt de regeling af van het BW. Zo bepaalt artikel 4:93 Awb dat verrekening alleen is toegestaan als de bevoegdheid bij wet is gegeven. In het sociale zekerheidsrecht is de bevoegdheid tot verrekening in de afzonderlijke wetten gegeven. Wel moet, op grond van artikel 4:93 lid 4 Awb, rekening worden gehouden met de beslagvrije voet.
Artikel 4:104 lid 2 Awb bepaalt dat een bestuursorgaan na voltooiing van de verjaring de vordering niet langer kan afdwingen door middel van verrekening of tenuitvoerlegging van een dwangbevel. Daarnaast wordt in lid 1 bepaald dat de rechtsvordering verjaart vijf jaren nadat de betalingstermijn is verstreken. Indien de burger als schuldeiser van de overheid een recht heeft tot verrekenen, eindigt dit recht niet door verjaring van zijn rechtsvordering (artikel 4:108 Awb). De wetgever vond het wenselijk dit ook in het bestuursrecht te laten gelden, aansluitend voor rechtsvorderingen tot betaling door de overheid aan de burger. Het gevolg hiervan is dat het recht tot verrekenen voor de burger niet kan verjaren. Als zijn vordering op het bestuursorgaan verjaard is, kan hij zich bij wijze van verweer tegen de vordering tot nakoming van de bestuursorgaan, beroepen op zijn natuurlijke vordering (Kamerstukken II 29 702 nr. 3, p. 57). Een bestuursorgaan kan zich bij een publiekrechtelijke vordering dus niet beroepen op artikel 6:131 BW indien zijn vordering is verjaard5. Dit betekent, ons inziens, dat het bestuursorgaan, analoog redenerend aan de conclusie van de vorige paragraaf, niet over kan gaan tot verrekenen.
6. Conclusie
Een vordering waar een schone lei voor is verleend, is op grond van artikel 358 lid 1 Fw niet afdwingbaar, zodat verrekening na verlening van de schone lei niet mogelijk is. Immers, artikel 127 lid 2 BW bepaalt dat een vordering afdwingbaar moet zijn, wil men zich op verrekening kunnen beroepen. De hierboven besproken uitspraak van het Hof Den Haag brengt daar geen verandering in. Wij zijn van mening dat de gemeente toch gehouden is de schuld die zij heeft aan de schuldenaar te betalen, omdat zij zich niet kan beroepen op verrekening. Wel zou de betaling door de gemeente aan de schuldenaar aangemerkt kunnen worden als een nagekomen bate in de schuldsaneringsregeling van de schuldenaar (art. 356 lid 4 jo 194 Fw). Weliswaar was de bewindvoerder bekend met de bate maar de bate was tijdens de Wsnp, in verband met het verrekeningsrecht van de gemeente, niet te realiseren6. Nu de schuldenaar alsnog deze bate naar zich toe trekt, valt deze in de boedel.
Voetnoten
*Mechteld van der Wal is schuldhulpverlener in Amsterdam.
- Zie artikel Margreet van Bommel, ‘Verrekenings recht uitkeringsinstanties’, WP, 2010/01, p. 1.
- Zie ook: Arie van Eijsden en Cynthia Lamur, ‘Toeslagen en de samenloop met verrekening, beslag en insolventie’, WP, 2010/02, p. 13.
- ‘Afzien van invordering’ betekent dat niet wordt verrekend met voorschotten of teruggaven over de periode na de Wsnp. Zie B. Engberts, ‘Toelichting op de wijziging van artikel 73.2.2. van de Leidraad Invordering 2008’, WP, 2010/02, p. 21.
- ECLI:NL:GHSGR:2012:BZ0889.
- T&C Algemene Wet Bestuursrecht, artikel 4:108, aant. 1.
- Zie ook HR 19 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3678.
Documentsoort
- Vakliteratuur
- Wsnp periodiek
Trefwoorden
- Wsnp Periodiek
Gerelateerd
Dit artikel beschouwt de afhandeling van de compensatie kinderopvangtoeslagaffaire in relatie met de Wsnp.
Geen schone lei wordt toegekend in een Wsnp die eindigt omdat alle (aangemelde) vorderingen voldaan kunnen worden. Dit artikel legt uit hoe te werk te gaan om toch een schone lei te krijgen.
Dit artikel informeert over een aantal wetsvoorstellen ten aanzien van de Wsnp, te weten: verkorting goede-trouw-termijn en de flexibilisering wachttermijn tien jaar.