De beschermingsbewindvoerder als parachute?
De Wsnp en beschermingsbewind gaan vaak gepaard. Wie is verantwoordelijk voor het nakomen van de Wsnp-verplichtingen, de schuldenaar of de beschermingsbewindvoerder?
Wsnp Periodiek februari 2016, nummer 4
Nick Poggenklaas*
1. Inleiding
Vaak hoor ik tijdens een intakegesprek aan het begin van de Wsnp dat mensen het (over)zicht over hun administratie zijn kwijtgeraakt, waardoor de schulden zijn opgelopen. De schuldsaneringsregeling zelf zal in veel situaties helpen dit overzicht terug te krijgen. In veel gevallen zal het echter noodzakelijk blijven dat de schuldenaar hulp houdt bij het beheren van zijn budget en administratie. Een budgetbeheerder of een beschermingsbewindvoerder is in zo’n geval een oplossing.
Bij budgetbeheer krijgt een persoon hulp bij het beheren van zijn of haar budget. Beschermingsbewind gaat een stapje verder. De beschermingsbewindvoerder regelt de financiële zaken van een persoon die dat zelf niet kan. Het onvermogen van een persoon om zijn administratie te doen, kan verschillende oorzaken hebben. Denk hierbij aan psychische stoornissen, maar ook aan bepaalde lichamelijke klachten. Het is dan ook niet mogelijk om “zomaar” met het beschermingsbewind te stoppen. Een kantonrechter zal moeten oordelen of dit bewind al dan niet nog nodig is.
In dit kader moet worden opgemerkt dat er wel samenwerking nodig is tussen de schuldenaar en de beschermingsbewindvoerder. De schuldenaar zal de bewindvoerder moeten informeren over wijzigende persoonlijke omstandigheden, zodat de beschermingsbewindvoerder de financiën op een goede wijze kan beheren. Zonder informatie kan de beschermingsbewindvoerder bijvoorbeeld niet controleren of het VTLB op juiste wijze is vastgesteld, of er voldoende wordt afgedragen en of toeslagen terecht worden ontvangen. Anderzijds moet een bewindvoerder voor bepaalde handelingen toestemming hebben van de schuldenaar, waardoor de bewindvoerder de schuldenaar op volledige en juiste wijze moet informeren. Ook moet worden opgemerkt, dat een beschermingsbewindvoerder niet altijd kan voorkomen dat een schuldenaar nieuwe schulden maakt.
Mijn ervaring is dat een schuldsanering over het algemeen beter verloopt wanneer sprake is van een beschermingsbewindvoerder. Dit is echter niet altijd het geval. Ook wanneer een schuldenaar professionele hulp krijgt bij het beheren van diens budget ontstaan er regelmatig nieuwe schulden of wordt niet alle relevante informatie tijdig aan de Wsnp-bewindvoerder verstrekt. De vraag is hoe hiermee omgegaan moet worden door Wsnp-bewindvoerders en rechters-commissarissen. Het laten ‘doormodderen’ van een schuldsanering is namelijk geen optie. Op enig moment zullen er consequenties moeten volgen wanneer een schuldsanering niet correct verloopt. Aan de andere kant kan worden betoogd dat de schuldenaar niet toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen. Een schuldenaar met een beschermingsbewindvoerder zal namelijk vaak niet over de stukken beschikken die in het kader van de Wsnp overgelegd moeten worden en beheert niet zijn eigen budget. Sterker nog, hij of zij moet geacht worden hiertoe niet in staat te zijn.
In dit artikel zal ik een aantal uitspraken bespreken waarin het Hof ‘s-Hertogenbosch en het Hof Amsterdam zich hebben moeten buigen over het hierboven beschreven dilemma. In al deze zaken ging het erover dat zowel de schuldenaar als de beschermingsbewindvoerder hadden nagelaten de verplichtingen van de Wsnp na te komen, door bijvoorbeeld rekeningen niet te betalen of informatie niet op te sturen. Aan de hand van deze uitspraken zal ik proberen de norm te formuleren zoals die thans in de rechtspraak lijkt te worden gehanteerd. Vervolgens zal ik ingaan op de vraag of deze huidige norm de juiste is, of dat een koerswijziging wenselijk is. Hierna zal ik kort ingaan op de vraag welke stappen een schuldenaar kan nemen tegen zijn beschermingsbewindvoerder wanneer deze heeft verzuimd zijn taak uit te voeren en dit negatieve gevolgen heeft gehad voor de schuldsanering.
2. Hof Amsterdam, 25 oktober 2010
In de eerste zaak die ik wil bespreken, voldeed de schuldenaar niet aan de informatieplicht, waren er diverse nieuwe schulden ontstaan en tot slot was de schuldenaar zonder toestemming van de rechter-commissaris een opleiding gaan volgen. De rechtbank heeft in eerste aanleg de schuldsanering tussentijds beëindigd zonder schone lei. De rechtbank was namelijk van oordeel dat het handelen (en nalaten) van de beschermingsbewindvoerder voor rekening moet komen van de schuldenaar. De schuldenaar is immers degene die is toegelaten tot de Wsnp en niet de beschermingsbewindvoerder. In hoger beroep heeft de schuldenaar aangevoerd dat – voor zover de verplichtingen niet correct zijn nagekomen – dit niet aan hem valt toe te rekenen. In hoger beroep stelt ook de Wsnp-bewindvoerder zich achter het standpunt dat het niet nakomen van de informatieplicht vanwege het beschermingsbewind niet aan de schuldenaar kan worden toegerekend. Het Hof Amsterdam beslist echter dat niet aannemelijk is geworden dat voor een eigen verantwoordelijkheid van de schuldenaar geen plaats is, maar wijst erop dat het wel op de weg van de beschermingsbewindvoerder had gelegen om eerder actie te ondernemen. Het Hof Amsterdam heeft derhalve het vonnis van de rechtbank bekrachtigd (Hof Amsterdam 25 oktober 2010, ECLI:NL:GHAMS:2010:BO1736).
3. Hof Amsterdam, 8 juli 2014
In juli 2014 lijkt het Amsterdamse Hof een andere afweging te maken. In deze zaak (Hof Amsterdam 8 juli 2014, ECLI:NL:GHAMS:2014:3182) kwam de schuldenaar verschillende verplichtingen niet correct na. Zo ontbrak er diverse informatie in het dossier van de bewindvoerder en had de schuldenaar nieuwe schulden laten ontstaan. Voor de rechter in eerste aanleg was dit voldoende reden om de schuldsanering tussentijds te beëindigen. Het hof oordeelde echter dat de schuldenaar wegens psychische problemen niet in staat was de eigen administratie te voeren en daardoor onder beschermingsbewind was gesteld. Tevens stelde het hof vast dat sprake was van een gebrekkige communicatie tussen de beschermingsbewindvoerder en de Wsnp-bewindvoerder. Onder deze omstandigheden was het hof van oordeel, dat niet was komen vast te staan dat het niet nakomen van de verplichtingen in voldoende mate aan de schuldenaar was te wijten. Het oordeel van de rechtbank werd daarom vernietigd.
4. Hof Amsterdam, 4 september 2014
Enkele maanden later moest het Hof Amsterdam opnieuw oordelen over de vraag of een schuldsanering, ondanks dat de schuldenaar een beschermingsbewindvoerder had, moest worden beëindigd. In de zaak van 4 september 2014 (Hof Amsterdam 4 september 2014, ECLI:NL:GHAMS:2014:4408) was sprake van een schuldenaar met psychische problemen die diverse nieuwe schulden had laten ontstaan. De beschermingsbewindvoerder had vervolgens geen uitvoering gegeven aan het plan van aanpak om de nieuwe schulden in te lopen. Sterker nog, de beschermingsbewindvoerder had geen stabiliserende maatregelen genomen, waardoor de totale nieuwe schuldenlast enkel was toegenomen. In deze zaak oordeelde het Hof Amsterdam opnieuw dat niet was vast komen te staan dat het niet nakomen van de uit de Wsnp voortvloeiende verplichtingen aan de schuldenaar was toe te rekenen.
5. Hof ‘s-Hertogenbosch, 30 juli 2015
Het Hof ‘s-Hertogenbosch heeft recentelijk een uitspraak gedaan die meer in lijn is met het eerste arrest dat ik besproken heb. In deze zaak (Hof ‘s-Hertogenbosch 30 juli 2015, ECLI:NL:GHSHE:2015:2912) was de schuldenaar de informatieplicht en de afdrachtplicht niet correct nagekomen. Daarnaast waren diverse nieuwe schulden ontstaan. Deze nieuwe schulden waren onder andere ontstaan doordat de beschermingsbewindvoerder toeslagen was blijven ontvangen terwijl de schuldenaar hier geen recht op had. De schuldenaar heeft zijn beschermingsbewindvoerder hiervoor gewaarschuwd. Er waren echter ook schulden ontstaan van meer huishoudelijke aard waarvan de schuldenaar op de hoogte was. De schuldenaar stelde zich op het standpunt dat het niet nakomen van de verplichtingen niet aan hem was toe te rekenen, omdat zijn beschermingsbewindvoerder zorg hoorde te dragen voor het op juiste wijze beheren van het budget en het overleggen van alle relevante informatie. Het Hof ‘s-Hertogenbosch gaat niet mee in dit argument en beslist dat een schuldenaar “te allen tijde verantwoordelijk is en blijft voor het nakomen van de uit de wettelijke schuldsaneringsregeling voortkomende verplichtingen”.
6. Een wenselijke lijn?
Hoewel het met het oog op de rechtszekerheid wenselijk is om één lijn te hanteren, lijkt van een dergelijke vaste lijn weinig sprake. Er kan gerust gesteld worden dat een schuldenaar in het kader van de schuldsanering niet van zijn beschermingsbewindvoerder mag verwachten dat hij diens verplichtingen overneemt. Dit zou immers een vrijbrief zijn om aan het strikte regime van de schuldsanering te ontsnappen, hetgeen niet wenselijk is. Tegelijkertijd lijkt het onjuist dat een schuldenaar te allen tijde zelf verantwoordelijk is voor het nakomen van zijn verplichtingen. Het Hof Amsterdam heeft immers in een tweetal zaken geoordeeld dat het niet nakomen van de verplichtingen niet (voldoende) aan de schuldenaar is toe te rekenen, wanneer de beschermingsbewindvoerder verzuimt zijn taak uit te voeren. Hieruit maak ik op dat blijkbaar sprake kan zijn van situaties waarin de schuldenaar zijn verplichtingen niet nakomt en hier geen consequenties aan verbonden hoeven te worden. Een dergelijke uitspraak voelt niet vreemd aan. De schuldenaren in kwestie waren niet voor niets onder beschermingsbewind gesteld. Zij konden immers niet zelfstandig hun administratie en financiën beheren.
Wat opvalt is dat de zaken waarin een schuldenaar wordt geacht niet toerekenbaar tekort te zijn geschoten, sprake was van een psychische stoornis. Het is onjuist om te stellen dat het hebben van een psychische stoornis bepalend is voor de vraag of het niet nakomen van de verplichtingen (voldoende) aan de schuldenaar toe te rekenen is. Immers moet een schuldenaar die onder beschermingsbewind staat, geacht worden niet in staat te zijn de eigen administratie te beheren. De reden hiervan is van ondergeschikt belang.
Mijns inziens heeft het Hof Amsterdam in de zaak uit 2010 de enig juiste norm gehanteerd. In deze uitspraak valt – tussen de regels door – te lezen dat sprake is van een ‘verhoogde drempel’ om de Wsnp te beëindigen wanneer sprake is van een beschermingsbewindvoerder. Dit houdt onder andere in dat de Wsnp niet tussentijds kan worden beëindigd wanneer er geen of slechts zeer beperkte communicatie is geweest tussen de beschermingsbewindvoerder en de Wsnp-bewindvoerder, terwijl de schuldenaar wel op de hoogte was van de problematiek. Zowel de schuldenaar als diens beschermingsbewindvoerder moeten zich voldoende realiseren welke gevolgen hun handelen (of nalaten) kan hebben op het verloop van de schuldsanering.
Er blijft echter altijd enige ruimte voor de eigen verantwoordelijkheid voor de schuldenaar, ook wanneer duidelijk is dat het niet nakomen van de verplichtingen slechts in zeer beperkte mate aan hem te wijten valt. Hiermee wordt bewerkstelligd dat het strikte regime van de Wsnp gehandhaafd kan worden. Wanneer het instellen van beschermingsbewind ervoor zorgt dat dit regime ontdoken kan worden, worden de belangen van de schuldeisers verwaarloosd en kan de Wsnp-bewindvoerder zijn taak niet naar behoren uitvoeren. Dit moet als zeer onwenselijk worden beschouwd. De bewoordingen van het Hof ‘s-Hertogenbosch zijn echter te stellig en geven een onwenselijke norm weer.
7. Een falende beschermingsbewindvoerder, wat nu?
Stelt u zich de situatie voor waarin een schuldsanering tussentijds wordt beëindigd omdat er nieuwe schulden zijn ontstaan en de relevante informatie niet tijdig is overgelegd aan de Wsnp-bewindvoerder, terwijl zowel de schuldenaar als zijn beschermingsbewindvoerder verschillende keren zijn gewezen op wat er van hen verwacht werd. Daarbij komt vast te staan dat de schuldenaar zich in zo’n positie bevindt, dat het niet nakomen van de verplichtingen eigenlijk enkel is toe te rekenen aan de beschermingsbewindvoerder. Of stelt u zich de situatie voor waarin de beschermingsbewindvoerder de schuldenaar verkeerd voorlicht, bijvoorbeeld over de gevolgen voor de Wsnp van het aanvragen van een (renteloze) lening. Hoewel hiervoor toestemming nodig is van de schuldenaar (art. 1:441 lid 2 BW), kan dit gebrek aan kennis niet aan de schuldenaar worden toegerekend. De schuldenaar mag er naar mijn idee namelijk op vertrouwen dat zijn beschermingsbewindvoerder juiste informatie verstrekt.
In situaties zoals hierboven beschreven kan de schuldenaar zich wenden tot de burgerlijke rechter en, op basis van artikel 1:444 BW, een schadevergoeding eisen. Een vraag die naar mijn weten nog niet beantwoord is, is hoe dit zal uitpakken. De vraag is immers welke schade er wordt geleden wanneer de Wsnp wordt beëindigd. Draait de beschermingsbewindvoerder op voor de totale schuldenlast van de schuldenaar? Of is er ruimte om bijvoorbeeld het leerstuk van proportionele aansprakelijkheid toe te passen, waarbij de schade zal worden bepaald aan de hand van het deel ‘eigen schuld’ van de schuldenaar en de ‘schuld’ van de beschermingsbewindvoerder? Hoewel dit zeer relevante vragen zijn, zal hier niet verder op worden ingegaan.
8. Toekomstige beschermingsbewindvoerder
Wel zal nog worden ingegaan op het fenomeen van de ‘toekomstige bewindvoerder’. Van een toekomstige beschermingsbewindvoerder is sprake wanneer de schuldenaar een aanvraag heeft gedaan voor beschermingsbewind, maar de rechtbank dit verzoek nog niet heeft behandeld.
Stelt u zich voor dat een schuldsanering al een tijd niet correct verloopt en maar blijft ‘doormodderen’. De Wsnp-bewindvoerder of de rechter-commissaris besluit de schuldsanering tussentijds te willen beëindigen. Op dat moment neemt de schuldenaar contact op met een beschermingsbewindvoerder en wordt de aanvraag voor het uitspreken van het beschermingsbewind naar de rechtbank verstuurd.
De vraag die moet worden beantwoord is of in een dergelijk geval ook (al) sprake is van de ‘verhoogde drempel’ om de schuldsanering te beëindigen. Ik ben van mening dat dit wel het geval is. Uiteraard kan men betogen dat het toepassen van de ‘verhoogde drempel’ bij een toekomstige beschermingsbewindvoerder slechts uitstel van executie betekent en de schuldsanering op deze wijze onnodig lang doorloopt (met alle kosten van dien). Daarnaast kan worden aangevoerd dat er bij beëindiging vooral moet worden gekeken naar wat er is gebeurd, niet naar wat mogelijk nog gaat gebeuren. Deze argumenten wegen echter niet op tegen de belangen van de schuldenaar. Daarbij komt dat het aanvragen van beschermingsbewind kan worden beschouwd als een poging alsnog de administratie op de rit te krijgen en daarmee aan de uit de Wsnp voortvloeiende verplichtingen te gaan voldoen. Het verlengen van de termijn van de Wsnp is dan een passendere optie.
Het standpunt dat ook bij een toekomstige beschermingsbewindvoerder sprake is van een verhoogde drempel om de Wsnp te beëindigen, brengt met zich mee dat de toekomstige beschermingsbewindvoerder in de gelegenheid moet worden gesteld om het budget op te starten en de administratie op orde te krijgen. Mijns inziens begint de tijd hiervoor echter te lopen vanaf het moment dat de schuldenaar contact opneemt met de beschermingsbewindvoerder en dus niet vanaf het moment dat de rechtbank de schuldenaar daadwerkelijk onder beschermingsbewind stelt. Het dient namelijk geen belang om de schuldsanering te laten voortduren, wanneer in deze ‘tussenperiode’ geen verbetering zichtbaar is. Het is in deze periode de taak van zowel de schuldenaar als de toekomstige beschermingsbewindvoerder om de problematiek niet verder te laten escaleren.
9. Conclusie
Wanneer sprake is van een (toekomstige) beschermingsbewindvoerder kan de schuldsanering niet zomaar worden beëindigd. Er geldt in deze gevallen naar mijn mening een verhoogde drempel. Zowel de schuldenaar als de beschermingsbewindvoerder moeten doordrongen zijn van de gevolgen voor de schuldsanering wanneer bepaalde problematiek niet wordt opgelost. Wanneer vast komt te staan dat het niet-nakomen van de verplichtingen hoofdzakelijk de schuld is van de beschermingsbewindvoerder, betekent dat niet dat de schuldsanering zonder meer beëindigd kan worden. Er blijft wel altijd sprake van enige eigen verantwoordelijkheid van de schuldenaar. Gesteld kan echter worden dat de beschermingsbewindvoerder als een parachute werkt die de Wsnp bewindvoerder afremt bij het ondernemen van actie wanneer de schuldsanering niet juist verloopt.
Het is wenselijk dat rechtbanken en gerechtshoven deze norm op juiste wijze verwoorden en hanteren. Niemand is gediend bij een te strikt regime, waar de uitspraak van het Hof ‘s‑Hertogenbosch uit 2015 wel aanleiding toe geeft. Tevens is het onjuist en onwenselijk om schuldenaren met een beschermingsbewindvoerder een vrijbrief te geven om niet aan de uit de schuldsanering voortvloeiende verplichtingen te voldoen. Wanneer vast staat dat de beschermingsbewindvoerder steken heeft laten vallen waardoor de Wsnp is beëindigd, kan de schuldenaar zich wenden tot de burgerlijke rechter en een schadevergoeding eisen. Of een dergelijke schadevergoedingsprocedure kansrijk is, durf ik niet te zeggen.
Voetnoten
* Mr. Nick Poggenklaas is als juridisch medewerker werkzaam bij Van Diepen Van der Kroef Advocaten in Alkmaar.
Documentsoort
- Vakliteratuur
- Wsnp periodiek
Trefwoorden
- Beschermingsbewind/flankerende hulpverlening
- Wsnp Periodiek
Gerelateerd
De auteur beschrijft haar ervaringen met, en de verschillen tussen, de Wsnp-bewindvoerders waar zij in haar werk als beschermingsbewindvoerder mee te maken krijgt.
Samenloop van Wsnp-bewind en beschermingsbewind. De verhouding tussen de twee bewindvoerders aan de hand van fictieve en praktijkvoorbeelden.
Het samengaan van de Wsnp en het beschermingsbewind en enkele onderwerpen hieruit belicht.