Wsnp en verslavingsproblematiek
Wat nu als een schuldenaar in de Wsnp verslaafd blijkt te zijn? En van mening is daardoor niet te kunnen voldoen aan de inspanningsplicht? Uitleg over de situatie waarin de verslavingsproblematiek reeds ten tijde van het toelatingsverzoek bestaat. En de situatie waarin die problematiek tijdens de Wsnp ontstaat.
WSNP Periodiek mei 2017, nr. 2
Ron Cats*
‘Dope Sucks’ zong onze toenmalige nationale rockster en ervaringsdeskundige Herman Brood in 1992. Hij scheen desondanks onvermoeibaar zijn werk als muzikant te kunnen blijven verrichten. In schuldsaneringsregelingen zien wij dat wel eens anders. Wat nu als een schuldenaar in de schuldsaneringsregeling verslaafd blijkt te zijn en meent daardoor niet te kunnen voldoen aan de inspanningsplicht? Hierover enkele korte bespiegelingen, waarbij ik onderscheid maak tussen de situatie waarin de verslavingsproblematiek reeds ten tijde van het toelatingsverzoek bestaat en de situatie waarin die problematiek tijdens de regeling ontstaat.
1. Verslaving ten tijde van toelating
In de landelijk uniforme beoordelingscriteria toelating schuldsaneringsregeling (bijlage 5.4 bij het Procesreglement verzoekschriftprocedures insolventiezaken rechtbanken) wordt onder meer het volgende bepaald: Een verzoeker met verslavingsproblemen wordt in beginsel alleen toegelaten tot de schuldsaneringsregeling, indien aannemelijk is dat de verslaving al enige tijd onder controle is, in die zin dat de verzoeker al enige tijd geen drugs of alcohol meer gebruikt en/of al enige tijd niet meer gokt. De periode waarover de verslaving onder controle dient te zijn bedraagt in beginsel één jaar. Deze periode kan korter of langer zijn afhankelijk van, onder meer, de ernst en de duur van de verslaving. Dat de verslaving onder controle is, dient te worden bevestigd door een hulpverlener of door een hulpverlenende instantie.
Voorts bepalen de genoemde beoordelingscriteria dat van een situatie als bedoeld in artikel 288, eerste lid, aanhef en onder b Fw in beginsel geen sprake is, indien in de in dit artikel genoemde periode van vijf jaar schulden zijn aangegaan die voortvloeien uit een verslaving aan bijvoorbeeld gokken, alcohol en/of drugs. In dat geval zal dus veelal niet aannemelijk zijn dat de schuldenaar ten aanzien van het ontstaan van die schulden te goeder trouw is geweest.
Deze beoordelingscriteria geven bij verslaving ten tijde van een toelatingsverzoek duidelijke handvatten. Echter, hoe te handelen indien in de toelatingsstukken niets is terug te vinden over verslaving, hiervan ook ter terechtzitting geen melding wordt gemaakt en nadien blijkt dat schuldenaar reeds bij toelating te kampen had met verslavingsproblematiek?
Bij het niet melden van verslavingsproblemen bij toelating tot de schuldsaneringsregeling kan het zich alsnog openbaren van die problemen leiden tot tussentijdse beëindiging van die regeling. Dit kan het geval zijn indien kan worden vastgesteld dat sprake is van schulden die uit een verslaving voortvloeien en dit reden zou zijn geweest om het toelatingsverzoek af te wijzen1. Ook kan dit zich voordoen indien kan worden geoordeeld dat het toelatingsverzoek zou zijn afgewezen omdat de met verslavingsproblematiek kampende schuldenaar niet aannemelijk heeft gemaakt dat de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen naar behoren zullen (kunnen) worden nagekomen2. Ik meen dat in beide gevallen tussentijdse beëindiging van de regeling veelal beperkt dient te blijven tot de gevallen waarin er voor is gekozen om een toelatingsverzoek te doen zonder eerst de verslavingsproblematiek te lijf te gaan en zonder de verslavingsproblematiek en de daarmee verband houdende medische beperkingen te vermelden.
Indien de regeling niet tussentijds wordt beëindigd en de schuldenaar zichzelf niet tot werken in staat acht, doet de vraag zich voor op welke wijze de verslavingsproblematiek een rol speelt bij de beoordeling van een verzoek tot ontheffing van de sollicitatieplicht. Die ontheffing wordt onder meer gegeven indien en voor zover de schuldenaar op medische gronden niet in staat is arbeid te verrichten (art. 3.5 Recofa-richtlijnen voor schuldsaneringsregelingen). Of van dergelijke gronden sprake is, wordt veelal beoordeeld op basis van een keuringsrapport van GGD of UWV.
In het kader van het ontheffingsverzoek dient derhalve te worden beoordeeld of de verslaving is aan te merken als een ziekte die een ontheffing van de sollicitatieplicht op medische gronden rechtvaardigt. Hierbij kan jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep inzake de vaststelling van het recht op een uitkering ingevolge Ziektewet of Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen als leidraad worden genomen. De Raad heeft als volgt beslist in een situatie waarin een appellante zich door verslaving in een ontredderde situatie bevond en onmogelijk kon werken: “Nu de verslaving op zich niet is aan te merken als ziekte of gebrek, zijn de sociale problemen die een gevolg zijn van de verslaving ook niet als zodanig aan te merken. Dit is slechts anders als de verslaving en de sociale gevolgen daarvan leiden tot objectieve medische beperkingen. Daarvan was bij appellante geen sprake. Haar vluchtgedrag werd veroorzaakt door een reële angst en hing niet samen met een psychiatrisch ziektebeeld. Deze angstgevoelens vormden dan ook geen beletsel voor het verrichten van arbeid.”3. Enkele jaren eerder had de Raad beslist dat een verslaving aan verdovende middelen op zich niet als een ziekte of gebrek wordt aangemerkt, maar dat wel sprake is van een ziekte of gebrek indien uit die verslaving gebreken voortvloeien dan wel indien die verslaving noodzaakt tot een klinische opname of behandeling4. Het komt mij voor dat dit ook bij de beoordeling van een verzoek tot ontheffing van de sollicitatieplicht een werkbaar criterium is. Immers, niet iedere verslaving leidt tot arbeidsongeschiktheid. Het is hierbij wel van belang dat de keuringsarts wordt verzocht zich mede uit te laten over de vraag of (tevens) sprake is van enige vorm van verslavingsproblematiek, en zo ja, of die verslaving leidt tot objectieve medische beperkingen die aan het verrichten van betaalde arbeid in de weg staan en in welke mate dat het geval is.
Voor alle volledigheid wijs ik er hier nog op dat de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende inspanningsplicht meer omvat dan solliciteren. Ingeval van arbeidsongeschiktheid valt daaronder namelijk ook de plicht om zich in te spannen weer arbeidsgeschikt te worden5, en dus om zich onder behandeling te stellen en aan behandeling mee te werken.
Maakt het “onder meer” in artikel 3.5 Recofa-richtlijnen voor schuldsaneringsregelingen dat er ruimte is om ontheffing van de sollicitatieplicht te verlenen indien de verslaving niet heeft geleid tot objectieve medische beperkingen? Ik meen dat dit in beginsel niet het geval is. Dit verhoudt zich immers niet tot één van de uitgangspunten van de Wsnp die inhoudt dat van de schuldenaar een zo groot mogelijke bijdrage en inspanning moet worden gevergd om zoveel mogelijk activa in de boedel te brengen in het belang van de schuldeisers6.
2. Verslaving na toelating
Indien een schuldenaar gedurende de schuldsaneringsregeling vervalt of terugvalt in een verslaving, kan de vraag zich voordoen of dit een grond is voor tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling. Wanneer dit niet leidt tot de hiervoor genoemde objectieve medische beperkingen zal dit niet het geval zijn. Doen die beperkingen zich wel voor dan zou gesteld kunnen worden dat de verslaving als gevolg waarvan de schuldenaar ziek is geworden en die tot arbeidsongeschiktheid leidt, gelijk is te stellen met het opzettelijk teweegbrengen van een situatie waarin de verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling niet kunnen worden nagekomen en die tot benadeling van de schuldeisers leidt7. Dit gaat mij te ver. Het zoeken van toevlucht in alcohol of drugs zal veelal niet worden ingegeven door de bedoeling de schuldeisers te benadelen, doch eerder door ernstige problemen én het gebrek aan inzicht in de mogelijkheden om hulp voor die problemen te krijgen. Bovendien lijkt een dergelijke zienswijze niet in lijn te zijn met een uitspraak van de Hoge Raad van 8 oktober 20048, waarin wordt overwogen dat het er in zijn algemeenheid niet voor kan worden gehouden dat de gevolgen van een alcoholprobleem rechtens voor rekening van een werknemer dienen te komen. Het ging daarbij om werknemer met een alcoholprobleem die op staande voet was ontslagen, maar het komt mij voor dat dit in schuldsaneringszaken niet veel anders zal worden geoordeeld.
3. Conclusie
De landelijk uniforme beoordelingscriteria toelating schuldsaneringsregeling bieden voldoende handvatten voor de beoordeling van een toelatingsverzoek van een schuldenaar die met verslavingsproblematiek heeft te kampen. Is die problematiek echter verzwegen en pas tijdens de regeling bekend geworden, dan kan dit tot tussentijdse beëindiging leiden. Dit zal doorgaans niet het geval zijn indien een schuldenaar tijdens de regeling verslaafd raakt of terugvalt in een eerdere verslaving. De verslaving van de schuldenaar zal niet zonder meer tot ontheffing van de sollicitatieplicht leiden. Dit kan wel het geval zijn indien de verslaving leidt tot objectieve medische beperkingen of noodzaakt tot klinische opname of behandeling.
Voetnoten
*Mr. R. Cats is rechter-commissaris in het Insolventieteam van de Rechtbank Den Haag.
- Artikel 350 lid 3, aanhef en sub f, Fw jº artikel 288 lid 1, aanhef en sub b, Fw.
- Artikel 350 lid 3, aanhef en sub f, Fw jº artikel 288 lid 1, aanhef en sub b, Fw.
- CRvB 4 december 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:2680.
- CRvB 8 januari 2008, ECLI:NL:CRVB:2008:BC1551.
- HR 27 mei 2011, ECLI:NL:HR:2011:BP8708.
- Memorie van Toelichting, Kamerstukken II 1992/1993, nr. 3, p. 5.
- Zie ook Kantonrechter Gouda 23 augustus 2007, ECLI:NL:KTGGOU:2007:BB5673.
- HR 8 oktober 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO9549.
Documentsoort
- Vakliteratuur
- Wsnp periodiek
Trefwoorden
- Hardheidsclausule (288 lid 3 Fw)
- Inspanningsplicht
- Medisch en gezondheid
- Verplichtingen Wsnp
- Wsnp Periodiek
Gerelateerd
In hoeverre moet of kan voor de Wsnp een ontheffing van de sollicitatieplicht door een uitkeringsinstantie worden overgenomen? Een beschouwing aan de hand van jurisprudentie.
Verzoek ontheffing inspanningsplicht (en daarmee sollicitatieplicht) en hoe dit zich verhoudt met de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG).
Artikel 288, eerste lid, onder c, van de Faillissementswet bepaalt dat de schuldenaar ‘zich zal inspannen om zoveel mogelijk baten voor de boedel te verwerven’. Hieruit vloeit de sollicitatieplicht voort. Dit artikel bespreekt de ...