De taken van de Wsnp-bewindvoerder
Is het de taak van de Wsnp-bewindvoerder om te monitoren of de schuldenaar beschermingsbewind aanvraagt als de rechtbank deze hiertoe verplicht? De Hoge Raad oordeelde dat de Wsnp-bewindvoerder als taak heeft te monitoren of de schuldenaar beschermingsbewind aanvraagt als de rechter deze hiertoe verplicht tijdens de toelatingszitting of het Wsnp-traject.
WSNP Periodiek augustus 2017, nr. 3
Elsbeth de Vos* Jaap Kunst*
1. Inleiding
Op 27 januari 2017 heeft de Hoge Raad (hierna: HR) een arrest gewezen1 waarin hij heeft geoordeeld dat tekortkomingen in de nakoming van de schuldsaneringsverplichtingen niet zonder meer aan de schuldenaar kunnen worden toegerekend indien een bewindvoerder zijn verplichting om het aanvragen van beschermingsbewind ‘nauwgezet te monitoren’ niet is nagekomen. In deze bijdrage zullen wij het arrest bespreken en de vraag stellen — en beantwoorden — of sprake is van een verandering c.q. uitbreiding van de (wettelijke) taken en verplichtingen van de WSNP-bewindvoerder. Het accent in dit artikel zal, gelet op de uitspraak van de HR, op de mogelijk ‘begeleidende’ taak van de bewindvoerder liggen.2
2. Voorgeschiedenis
Bij vonnis van 3 april 2015 wijst de Rechtbank Rotterdam een voordracht tot tussentijdse beëindiging van een wettelijke schuldsanering af, onder meer overwegende, dat het niet naar behoren nakomen van de informatieverplichting en het laten ontstaan van een boedelachterstand niet geheel verwijtbaar zijn aan schuldenares, omdat zij grote moeite heeft met het doen van haar administratie, als gevolg van haar leeftijd en psychische gesteldheid. De rechtbank acht beschermingsbewind noodzakelijk voor schuldenares en verzoekt de bewindvoerder — onder andere omdat schuldenares ter zitting verklaart niet te weten wat beschermingsbewind is — “nauwgezet te monitoren” dat schuldenares deze voorwaarde naleeft. Vervolgens zijn er wederom nieuwe schulden ontstaan en wordt de schuldsanering in verband met deze tekortkomingen zonder schone lei beëindigd. Uit het vonnis van 17 maart 2016 blijkt dat het noodzakelijk geachte beschermingsbewind niet is aangevraagd. In dit eindvonnis wordt door de rechtbank over het aanvragen van het beschermingsbewind het volgende opgemerkt : “in het vonnis tussentijdse beëindiging (…) heeft de rechtbank schuldenares een laatste kans gegeven om de schuldsaneringsregeling tot een goed einde te brengen onder voorwaarde dat schuldenares zo spoedig mogelijk beschermingsbewind aanvraagt. Desondanks heeft schuldenares nagelaten beschermingsbewind aan te vragen. Dat bovengenoemde tekortkomingen schuldenares niet te verwijten zijn, is onvoldoende aannemelijk geworden”. Met geen woord wordt in dit vonnis gerept over de opdracht die de rechtbank in haar vonnis van 3 april 2015 aan de bewindvoerder gaf. Dat de bewindvoerder zich mogelijk niet (volledig) van de omschreven monitorende taak heeft gekweten, betrekt de rechtbank niet bij haar eindoordeel.
Ook het Hof Den Haag betrekt dit niet in haar oordeel en bekrachtigt het beëindigingsvonnis bij arrest van 24 mei 2016 zonder in te gaan op de vraag of de bewindvoerder is tekortgeschoten in de hem bij vonnis van 3 april 2015 opgelegde monitorende taak, terwijl daarover wel wordt gegriefd.
3. Artikel 316 Fw en overige regelgeving
Alvorens het arrest van de HR te bespreken willen we eerst bekijken wat het takenpakket van de WSNP-bewindvoerder thans inhoudt. Hiervoor zullen wij kijken naar de Faillissementswet, de Recofa-richtlijnen en de Gedragscode voor WSNP-bewindvoerders.
De Faillissementswet belast de bewindvoerder in artikel 316 met:
- Het toezicht op de naleving door de schuldenaar van diens verplichtingen die uit de schuldsaneringsregeling voortvloeien, en
- Het beheer en de vereffening van de boedel.
In zijn commentaar bij artikel 316 Fw wijst mr. F.J.M.E. Koppenol3 erop, dat de schuldsanering – anders dan faillissement – ten doel heeft de financiële positie van de schuldenaar op orde te brengen, hetgeen onder andere meebrengt dat de bewindvoerder de schuldenaar daarin ook dient te begeleiden [cursivering Koppenol]. A-G Huydecoper relativeert in zijn conclusie4 bij HR 21 november 2008 deze begeleidingsplicht. Met het (meermaals) doorverwijzen van de schuldenaar naar de hulpinstanties die in begeleiding kunnen voorzien komt de bewindvoerder ruimschoots tegemoet aan wat in dit verband van hem mag worden verwacht.
Onder artikel 3.1 van de Richtlijnen voor schuldsaneringen somt Recofa (voor het laatst in 2009) een viertal verplichtingen jegens de schuldenaar op. Voor het overige zwijgt Recofa over taken of verplichtingen van de bewindvoerder jegens de schuldenaar. De genoemde verplichtingen luiden als volgt:
- De bewindvoerder legt de schuldenaar duidelijk uit waarover contact kan worden gezocht. De bewindvoerder kan daarbij aangeven dat dit contact bij voorkeur schriftelijk zal geschieden.
- De bewindvoerder is tenminste enkele uren per week telefonisch bereikbaar voor de schuldenaar. Hij de schuldenaar mee [sic] op welke dagen en binnen welke tijden dit het geval is.
- Indien de bewindvoerder heeft toegezegd dat de schuldenaar wordt teruggebeld, komt hij deze toezegging ook na.
- De bewindvoerder houdt van de telefoongesprekken die hij voert notities bij.
Anders dan de aanhef van het artikel doet vermoeden, beoogt Recofa niet zozeer verplichtingen van de bewindvoerder jegens de schuldenaar te formuleren, als wel aan de schuldenaar duidelijk te maken dat deze niet zomaar een beroep op zijn bewindvoerder kan doen. Hoewel dat ongetwijfeld niet zo bedoeld zal zijn, lijkt de verplichting onder c) zelfs impliciet te suggereren dat de bewindvoerder in andere gevallen dan een terugbel-toezegging zijn woord jegens de schuldenaar niet altijd gestand behoeft te doen, terwijl de verplichting onder d) bijna een waarschuwend karakter richting de schuldenaar lijkt te hebben. Wij moeten dan ook concluderen dat Recofa niet van mening is dat op de bewindvoerder speciale verplichtingen jegens de schuldenaar rusten, anders dan die van artikel 316 Fw.
Op 4 maart 2013 is de Gedragscode bewindvoerders WSNP in de Staatscourant gepubliceerd. De navolgende artikelen 3) en 7) zien (mede) op de reikwijdte van de taak van de bewindvoerder.
3) De bewindvoerder vervult geen functies die strijdig (kunnen) zijn met de belangen van zijn functie als bewindvoerder WSNP.
Uit de toelichting bij artikel 3 blijkt dat (de Minister van V&J, namens deze) de Raad voor Rechtsbijstand het, omdat de schijn van belangenverstrengeling moet worden vermeden, niet voor de hand vindt liggen de persoon die als rechtsbijstandverlener voor een schuldenaar is opgetreden, daarna als bewindvoerder te benoemen. Kennelijk is men van mening, dat de hulpverlenende taak van een rechtsbijstandverlener en de toezichthoudende taak van een bewindvoerder op gespannen voet met elkaar staan.
7) De bewindvoerder heeft, naast de taken die voortvloeien uit weten regelgeving, oog voor de oorzaken van schulden en het opheffen van deze oorzaken gedurende de schuldsanering. Hij is daar echter in beginsel niet verantwoordelijk en/of aansprakelijk voor, tenzij deze aan hem zijn toe te rekenen.
De toelichting bij artikel 7 luidt als volgt. “De bewindvoerder heeft aandacht voor eventuele onderliggende oorzaken van de schulden. Hij kan de schuldenaar en/of de rechtercommissaris adviseren over aanvullende begeleiding. De bewindvoerder is nadrukkelijk niet verantwoordelijk voor concrete begeleiding en de resultaten daarvan.”
4. Het arrest van 27 januari 2017
Heeft het arrest van de HR in de hierboven opgesomde verplichtingen verandering gebracht? A-G mr. G.R.B. van Peursem, in zijn conclusie bij het arrest5, stelt de vraag naar de reikwijdte van de taak van de WSNP-bewindvoerder in het geval van opspelende persoonlijkheidsproblematiek centraal. Het uitgangspunt is dat de verantwoordelijkheid voor nakoming van de verplichtingen uit hoofde van de schuldsaneringsregeling nadrukkelijk bij de schuldenaar zelf is neergelegd. De bewindvoerder is binnen het stelsel van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen belast met het toezicht op de naleving door de schuldenaar van diens verplichtingen en het beheren en vereffenen van de boedel. Tevens heeft hij oog voor de oorzaken van de schulden en de mogelijke wegen om deze op te heffen, maar de bewindvoerder is daar in beginsel niet voor aansprakelijk of verantwoordelijk. De A-G verwijst onder meer naar de regelgeving, die hier onder 2 is opgesomd.
Vervolgens stelt hij de vraag wat, in geval van een schuldenaar met (psychische) beperkingen, mag worden verwacht van een bewindvoerder. Na het doorlopen van de totstandkomingsgeschiedenis van de wettelijke schuldsaneringsregeling en de herziening van de regeling in 2008 komt hij tot de conclusie dat de wetgever uit is gegaan van een beperkte taak (namelijk toezien op de naleving van de verplichtingen en het beheer en vereffening van de boedel) en dat integrale schuldhulpverlening niet tot de wettelijke taken van de bewindvoerder behoort. Maar wat wordt er dan wel verwacht van de bewindvoerder in deze gevallen? Uit de jurisprudentie leidt de A-G af dat de reikwijdte van de taak van de bewindvoerder in het algemeen niet verder gaat dan hierboven geschetst. Hij verwijst ook naar de literatuur waar deze taak benoemd wordt als ‘begeleiding met de nodige distantie’. Hoe ver die ‘begeleiding met distantie’ dient te gaan hangt volgens de A-G af van alle bijzondere omstandigheden van het voorliggende geval.
In de onderhavige situatie, waarin een schuldenaar — ter zitting en niet bijgestaan door een advocaat — aangeeft niet te bevatten wat beschermingsbewind is en een bewindvoerder die op de eerdere zitting heeft aangegeven van mening te zijn dat beschermingsbewind gelet op de situatie van de schuldenaar noodzakelijk is, kan die distantie echter niet zover gaan, dat hij de aansporing van de rechter naast zich neerlegt onder het betoog dat dat zijn taak niet is. De rechtbank had de WSNP-bewindvoerder in haar vonnis immers uitdrukkelijk een opdracht gegeven. Volgens de A-G is daarbij geen sprake van verschuiven van toezicht naar schuldhulpverlening, of dat laatste oneigenlijk onder de taak van de bewindvoerder brengen, maar van het aanzoeken van een instrument dat volgens inzicht van de rechter kan leiden tot juiste nakoming van de verplichtingen door de schuldenaar, gelet op de persoonlijke problematiek van betrokkene. Zo beschouwd ligt deze taak dan ook in het rechtstreekse verlengde van de toezichthoudende taak van de Wsnp-bewindvoerder.
De Hoge Raad sluit zich aan bij de A-G, vernietigt het arrest van het hof en verwijst de zaak terug: het hof kon niet oordelen dat de tekortkomingen aan schuldenares toe te rekenen zijn, zonder de rechtbank-overwegingen in het vonnis van 3 april 2015 bij zijn motivering te betrekken. Het hof dient (alsnog) in te gaan op de vraag in hoeverre het (gestelde) verzuim van de bewindvoerder — die immers van de rechtbank de opdracht had gekregen nauwgezet te monitoren dat schuldenares zich onder beschermingsbewind zou laten stellen — verandering brengt in de toerekenbaarheid aan schuldenares van de tekortkomingen.
5. Conclusie
Wat kunnen we nu afleiden uit het bovenstaande met betrekking tot de reikwijdte van de taken van een WSNP-bewindvoerder van een schuldenaar met psychische problemen? Het arrest is niet de aardverschuiving die wellicht bij eerste lezing (even) gevoeld wordt.
Uit de wet, jurisprudentie en lagere regelgeving komt een consequent beeld naar voren van een bewindvoerder die – buiten een beperkte begeleidende taak, die niet afdoet aan de verantwoordelijkheid van de schuldenaar – geen verantwoordelijkheid draagt voor de nakoming door de schuldenaar van diens verplichtingen, ook niet als de schuldenaar geestelijke en/of sociale beperkingen kent. Het is aan de schuldenaar zo goed als mogelijk aan de voor hem uit de schuldsanering voortvloeiende verplichtingen te voldoen, desnoods met het inschakelen van derden. Het uitgangspunt is dus in beginsel dat de schuldenaar zelf deze hulp moet organiseren. Op de bewindvoerder rust de taak toezicht te houden op de nakoming van die verplichtingen en verslag daarvan te doen aan de rechter-commissaris. Hoe ver die toezichthoudende taak gaat in geval van schuldenaren met psychische problemen hangt af van de bijzondere omstandigheden van het geval.
In het kader van de toezichthoudende taak van de bewindvoerder, daar onder verstaan wij ook de hiervoor beschreven beperkte begeleidende taak, kan de rechtbank, zoals in dit geval is gedaan door de Rechtbank Rotterdam in haar eerste beslissing, de bewindvoerder een specifieke opdracht geven. In die gevallen rust er dan een verplichting, binnen het kader van de door de rechtbank gegeven opdracht, op de bewindvoerder de schuldenaar te wijzen op de mogelijkheden die er zijn om hulp te zoeken voor zijn problemen. Dit gaat niet zo ver dat de bewindvoerder als het ware de verantwoordelijkheid voor het nakomen van de verplichtingen die uit de schuldsaneringsregeling voortvloeien van de schuldenaar overneemt. Meer dan een ‘wegwijsfunctie’ lijkt er niet te zijn. Echter, dit klinkt in theorie eenvoudiger dan het in de praktijk blijkt te zijn. In sommige gevallen, en waarschijnlijk meestal in het geval van schuldenaren met psychische problemen, is het toch maatwerk. Het is aan de rechtbank, de toezichthoudend rechter-commissaris en de bewindvoerder om per zaak uit te maken hoe ver die wegwijsfunctie gaat met in het achterhoofd de toch wel duidelijke beperking die de wetgever heeft gegeven: de schuldenaar, ook die met psychische problemen, blijft zelf verantwoordelijk voor de nakoming van de verplichtingen uit de regeling.
Wel maakt het arrest van 27 januari 2017 duidelijk dat indien de rechtbank de bewindvoerder expliciet een opdracht geeft, deze zich hier niet aan kan onttrekken en deze opdracht naast zich neer kan leggen, met het argument dat dit niet tot zijn takenpakket hoort. ‘Passief afwachten’, zoals het handelen van de bewindvoerder in de onderhavige zaak door de A-G in zijn conclusie is getypeerd, is in ieder geval geen invulling van de opdracht om ‘nauwgezet te monitoren’ of de schuldenaar beschermingsbewind zou aanvragen. Is de bewindvoerder van mening dat de gegeven opdracht buiten zijn wettelijke taak valt, dan kan hij altijd in hoger beroep gaan van deze beslissing. Is hij van mening dat de opdracht onduidelijk is dan moet hij zich tot de rechter-commissaris wenden voor uitleg.
Ook wordt uit het arrest duidelijk dat een opvolgende rechtbank bij beantwoording van de vraag of het aan de schuldenaar al dan niet kan worden toegerekend dat hij niet aan zijn verplichtingen uit de regeling heeft voldaan, rekening dient te houden met een eerdere uitspraak op dat punt. De rechtbank, en later het hof, had in haar oordeel over de toerekenbaarheid van de tekortkomingen aan de schuldenaar de wijze waarop de bewindvoerder de opdracht van de rechtbank ten uitvoer heeft gelegd, moeten betrekken en meewegen. Dit hebben zij beide nagelaten en dat is de reden waarom de HR de zaak heeft terugverwezen.
Voetnoten
* Mr. A.E. de Vos is rechter-commissaris bij de Rechtbank Amsterdam.
* J. Kunst is senior juridisch medewerker bij de Rechtbank Amsterdam.
- HR 27 januari 2017 ECLI:NL:HR:2017:110
- Voor een uitgebreid overzicht van de taken van de WSNP bewindvoerder verwijzen wij naar het artikel van Arnoud Noordam, ‘Taak en aansprakelijkheid Wsnp-bewindvoerder’, WP, 2011/02, p. 1 e.v.
- JOR insolventierecht 29 september 2014 , commentaar op faillissementswet art. 316, te raadplegen via Legal Intelligence.
- ECLI:NL:PHR:2008:BF7409
- ECLI:NL:PHR:2016:1434
Documentsoort
- Vakliteratuur
- Wsnp periodiek
Trefwoorden
- Afdrachtplicht
- Beëindigingsgrond
- Beschermingsbewind
- Beschermingsbewind/flankerende hulpverlening
- Bezwaar en de Wsnp
- Informatieplicht
- Niet voldoen verplichtingen
- Wsnp Periodiek
Gerelateerd
In dit artikel wordt de casus die aanleiding was voor het arrest van de Hoge Raad van 12 juni 2009 (LJN BI0455) besproken. Daarin is bepaald dat voor tussentijdse beëindiging van een Wsnp wegens het niet nakomen van de Wsnp-verplichtingen (art. ...
Uitleg over (de slagingskans van) een hoger beroep gericht tegen een tussentijdse beëindiging van de Wsnp.
Een toelichting over de positie van de Wsnp-bewindvoerder bij een procedure tot tussentijdse beëindiging, op voordracht door de rechter-commissaris, op verzoek van de bewindvoerder. Kan een Wsnp-bewindvoerder in hoger beroep gaan als de ...