Niet zomaar verlenging aan het einde van de looptijd
De Hoge Raad geeft duidelijkheid over de (on)mogelijkheid van verlenging aan het einde van de Wsnp-termijn. Als de schuldenaar heeft voldaan aan zijn verplichtingen, dan moet na de termijn van artikel 349a Fw de schone lei worden verleend. Er kan geen sprake zijn van een belangenafweging.
Eva Timmermans*
- Hoge Raad 30 juni 2017, ECLI:NL:HR:2017:1203
1. Inleiding
In antwoord op door het Hof ’s‑Hertogenbosch gestelde prejudiciële vragen (ECLI: NL:GHSHE:2014:1474) besliste de Hoge Raad op 10 oktober 2014 (ECLI:NL:HR:2014:2935) dat een schuldsaneringsregeling ook ná het verstrijken van de termijn van artikel 349a Fw verlengd kan worden. Op 30 juni 2017 heeft de Hoge Raad (in ECLI:NL:HR:2017:1203) doorgeborduurd op het thema ‘verlenging’. In paragraaf 2 bespreek ik eerst de casus die tot dit arrest leidde. Daarna volgt in paragraaf 3 het oordeel van rechtbank en hof en in paragraaf 4 komt het arrest van de Hoge Raad aan de orde. Behalve dat het gaat om verlenging van de schuldsaneringsregeling, is een andere overeenkomst tussen deze zaak en die van 10 oktober 2014, dat deze procedures wellicht niet nodig zouden zijn geweest als bewindvoerder en rechter-commissaris adequater hadden gecommuniceerd. Wat deze zaak ons leert, bespreek ik daarom tot slot in paragraaf 5.
2. De casus
Op 29 november 2013 is de schuldenares toegelaten tot de schuldsaneringsregeling. Omdat zij in september 2013 net aan een vierjarige voltijd HBO-opleiding begonnen was, heeft de rechtbank bij toelating bepaald dat zij zich dient te houden aan de afspraken die in overleg met de bewindvoerder en na instemming van de rechter-commissaris worden gemaakt ten aanzien van (een eventuele verlenging van) de looptijd en de verplichting te werken naast de opleiding. Immers, het volgen van een dagopleiding gaat in de regel niet samen met de inspanningsverplichting die volgt uit toelating tot de Wsnp. Na overleg met de bewindvoerder heeft de rechter-commissaris de inspanningsverplichting vervolgens gesteld op 20 uur per week. In de voortgangsverslagen heeft de bewindvoerder daarover telkens geschreven:
“[…] is in september 2013 begonnen met een vierjarige voltijd HBO-opleiding. De rechtbank heeft haar in de gelegenheid gesteld om deze opleiding voort te zetten gedurende de reguliere termijn van de schuldsaneringsregeling waarbij aangetekend dient te worden dat deze termijn eventueel verlengd kan worden. Op 30-12-2013 heeft de rechter-commissaris het voorstel van de bewindvoerder om de sollicitatieplicht te verlichten naar 20 uur per week (…) goedgekeurd.”
De schuldenares was werkzaam voor 12 uur per week, zodat zij voor 8 uur aanvullend diende te solliciteren. Het staat vast dat zij tijdens de schuldsaneringsregeling aan die verplichting heeft voldaan. De bewindvoerder heeft in de ‘beredeneerde verklaring vanwege verzoek beëindiging schuldsaneringsregeling’ opgemerkt dat een nieuwe schuld was ontstaan waarop de schuldenares afloste. Daarnaast heeft de bewindvoerder voorgesteld het volgen van de voltijd opleiding, die immers het fulltime werken in de weg heeft gestaan, te compenseren met een verlenging van de schuldsaneringsregeling voor twee jaar; de rechter-commissaris heeft daarentegen geadviseerd de schone lei te verlenen.
Overigens blijkt tijdens de procedure dat de vermeende nieuwe schuld een vordering betreft die op grond van artikel 299 Fw onder de werking van de schuldsaneringsregeling valt. De ‘nieuwe schuld’ zal daarom in dit artikel niet verder aan de orde komen.
3. Rechtbank en hof
De rechtbank die zich vervolgens moest buigen over het al dan niet verlenen van de schone lei heeft de termijn van de schuldsaneringsregeling met twee jaar verlengd. Volgens de rechtbank had de schuldenares, kort gezegd, kunnen begrijpen dat er een compensatie moet staan tegenover het niet volledig beschikbaar zijn voor de arbeidsmarkt. De schuldenares vindt de verlenging echter niet begrijpelijk en stelt hoger beroep in. Bij het Gerechtshof Amsterdam vangt zij bot: het hof oordeelt dat de rechtbank terecht en op goede gronden heeft beslist tot verlenging van de schuldsaneringstermijn. Het niet volledig voldoen aan de inspanningsverplichting kan een reden zijn de schuldsaneringstermijn te verlengen, aldus het hof in rechtsoverweging 2.5, nu immers de schone lei in beginsel slechts wordt verleend indien aan alle kernverplichtingen is voldaan. Daarbij laat het hof het belang van de schuldeisers meewegen: door het alsnog volledig voldoen aan de inspanningsverplichting kan gedurende de verlengde looptijd alsnog (meer) worden gespaard, zodat het volgen van de opleiding niet alleen een beter perspectief voor de schuldenares, maar ook voor de schuldeisers heeft gecreëerd. De verlenging zou tot slot voor de schuldenares niet als een verrassing moeten zijn gekomen, omdat haar door de bewindvoerder in de openbare verslagen al wordt voorgehouden dat zij daar rekening mee moet houden. Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank daarom.
4. Hoge Raad
Tegen het arrest van het hof heeft de schuldenares beroep in cassatie ingesteld. De eerste klacht betreft het oordeel van het hof dat de schuldenares niet volledig aan haar inspanningsverplichting heeft voldaan, omdat zij gedurende de reguliere termijn van de schuldsaneringsregeling niet volledig beschikbaar is geweest voor de schuldeisers: omdat haar een gedeeltelijke ontheffing van de inspanningsverplichting was verleend, kan het feit dat zij gedurende de regeling niet fulltime heeft gewerkt niet worden aangemerkt als een (toerekenbare) tekortkoming. Deze klacht slaagt. De rechter-commissaris heeft de sollicitatieverplichting immers op 20 uur per week gesteld en vaststaat dat – zie het eind van ro. 2.4 – aan deze verplichting is voldaan. Verder wordt door de schuldenares betoogd dat verlenging slechts aan de orde kan zijn als niet is voldaan aan de voorwaarden voor het verlenen van een schone lei en dat bij de beoordeling daarvan de belangen van de schuldeisers geen rol spelen. Kortom, in welke gevallen kan de rechter bij het einde van de looptijd de termijn van de schuldsaneringsregeling verlengen? De Hoge Raad zet in ro. 3.4.3 eerst de gang van zaken bij de nadering van het einde van de vastgestelde looptijd van de schuldsaneringsregeling uiteen. Vervolgens verbindt de Hoge Raad aan deze regeling de conclusie dat, indien de schuldenaar toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van een of meer uit de schuldsanering regeling voortvloeiende verplichtingen en geen toepassing wordt gegeven aan art. 354 lid 2 Fw, de rechter in plaats van een schone lei te onthouden, kan besluiten tot verlenging van de schuldsaneringsregeling. Of omgekeerd: verlenging van de schuldsaneringsregeling aan het einde van de looptijd daarvan is niet mogelijk op andere dan de wettelijke gronden. De belangen van de schuldeisers kunnen voor verlenging geen zelfstandige grond zijn. De overige klachten behoeven geen behandeling omdat op basis van het voorgaande de schuldsaneringsregeling dient te worden beëindigd onder verlening van de schone lei. Vastgesteld werd immers al dat de schuldenares niet is tekortgeschoten in de nakoming van de op haar uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen, zodat er geen grond voor verlenging aanwezig is.
5. Conclusie
Gevoelsmatig zijn de beslissingen van rechtbank en gerechtshof wel begrijpelijk. Verlichting van de sollicitatieplicht in verband met een fulltime opleiding, daar moet wat tegenover staan. Een verlenging ligt dan al gauw in de rede. Het kan immers, zoals het hof overweegt, niet zo zijn dat de vruchten van de genoten opleiding geheel en al aan de schuldenares en in geen enkel opzicht aan haar schuldeisers toevallen. Maar mijns inziens ligt het voor de hand een dergelijke verlenging al bij aanvang van de regeling voor te stellen. Bijvoorbeeld op het moment dat het verzoek om verlichting van de sollicitatieplicht aan de rechter-commissaris wordt voorgelegd. Dat is in deze zaak kennelijk niet gebeurd. De bewindvoerder betoogt in hoger beroep dat het gebruikelijk is dat de schuldsaneringsregeling wordt verlengd wanneer de schuldenaar een opleiding volgt maar dat het, hoewel uiteraard wenselijk, niet vereist is dat een beslissing tot verlenging van de looptijd in een vroeg stadium wordt genomen (ro. 2.2). Naar nu blijkt moet dus ook niet tot het allerlaatste moment worden gewacht. Kortom, zodra duidelijk is dat de schuldenaar niet fulltime beschikbaar is voor de arbeidsmarkt – als gevolg van een opleiding, maar er kan ook een andere reden zijn – dient direct met de rechtercommissaris overlegd te worden of daaraan een consequentie in de vorm van verlenging van de termijn dient te worden verbonden. Men kan zich overigens afvragen of een schuldenaar die een fulltime opleiding volgt überhaupt tot de schuldsaneringsregeling zou moeten worden toegelaten, maar dat terzijde.
Ook in het kader van de rechtszekerheid is het wenselijk dat in een vroeg stadium voor de schuldenaar duidelijkheid bestaat omtrent de termijn van de schuldsaneringsregeling. Mijns inziens moet een schuldenaar niet in de openbare verslagen over het verloop van zijn of haar schuldsaneringsregeling teruglezen dat eventueel met een verlenging rekening gehouden moet worden. Er had eenvoudigweg beter én in een vroeger stadium gecommuniceerd moeten worden.
Nadat in 2014 door de Hoge Raad al werd geoordeeld dat verlenging van de schuldsaneringsregeling ook mogelijk is nadat de termijn van artikel 349a Fw verstreken is – zie daarover de tweedelige bijdrage van Theo Pouw in WP 2015/01 en 02 – heeft de Hoge Raad nu duidelijkheid gegeven over de gronden van verlenging aan het eind van de rit. Verlenging is niet een resultaat van een belangenafweging: de rechter heeft geen beslissingsruimte indien vaststaat dat de schuldenaar niet in de nakoming van een of meer uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen is tekortgeschoten. De schone lei moet dan eenvoudigweg worden verleend.
* Eva (E.F.C.) Timmermans is als bewindvoerder werkzaam bij Poelmann van den Broek Advocaten te Nijmegen.
Organisatie
- Rechtspraak
Documentsoort
- Vakliteratuur
- Wsnp periodiek
Trefwoorden
- Inspanningsplicht
- Verlenging termijn
- Wsnp Periodiek
Gerelateerd
Verzoek ontheffing inspanningsplicht (en daarmee sollicitatieplicht) en hoe dit zich verhoudt met de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG).
In hoeverre moet of kan voor de Wsnp een ontheffing van de sollicitatieplicht door een uitkeringsinstantie worden overgenomen? Een beschouwing aan de hand van jurisprudentie.
Wat nu als een schuldenaar in de Wsnp verslaafd blijkt te zijn? En van mening is daardoor niet te kunnen voldoen aan de inspanningsplicht? Uitleg over de situatie waarin de verslavingsproblematiek reeds ten tijde van het toelatingsverzoek ...