De Wet Modernisering Faillissementsprocedure en de schuldsaneringsregeling
Overzicht van de bepalingen uit de Wet Modernisering Faillissementsprocedure (1-1-2019) die voor de Wsnp van belang (kunnen) zijn.
Theo Pouw
Op 1 januari 2019 is de Wet Modernisering Faillissementsprocedure (verder WMF) in werking getreden. Deze wet is voornamelijk bedoeld om de digitalisering van de insolventieprocedure te bevorderen en de toegankelijkheid tot informatie te vergroten. Verder wordt er een versnelling van de procedure mee beoogd en wordt de mogelijkheid geopend voor meer maatwerk, vooral in complexere zaken. Erg veel modernisering heeft deze wet niet gebracht, zeker niet voor de schuldsaneringsregeling, maar er zijn enkele bepalingen die wel voor de schuldsaneringsregeling van belang (kunnen) zijn. Hierna worden de betreffende artikelen in de volgorde van de Faillissementswet besproken.
- Met het nieuwe artikel 19 Fw zijn de decentrale registers, die elke rechtbank moest bijhouden, afgeschaft en is alleen het Centrale Insolventie Register (CIR) overgebleven. Aan de gegevens en informatie die reeds volgens het oude artikel 19 Fw in de registers moesten worden opgenomen, kunnen worden toegevoegd:
Artikel 19 lid 1 sub 8:
bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aan te wijzen stukken.
Naast hetgeen nu al moet worden gepubliceerd, zou die AMvB bijvoorbeeld als in te schrijven stukken kunnen aanwijzen de uitdelingslijsten, voor de schuldeisers relevante beschikkingen van de rechter-commissaris en andere relevante informatie.
- Om vooral in complexe zaken de toezichthoudende taak van de rechter-commissaris te verlichten, worden aan het eerste lid van art. 66 Fw twee zinnen toegevoegd:
Artikel 66 lid 1:
[….] Voorts kan de rechter-commissaris een deskundige benoemen voor zover dit nodig is voor de goede en effectieve vervulling van het toezicht op het beheer en de vereffening van de boedel. De kosten in verband met de benoeming van de deskundige komen ten laste van de boedel.
Het gaat hierbij om andere deskundigen dan bedoeld in artikel 291 lid 1 Fw (onderzoek naar de staat van de boedel). Met name vanwege de tweede zin van de toevoeging aan dit artikel zal er naar verwachting weinig gebruik van worden gemaakt in de schuldsaneringsregeling. Desondanks bestaat de mogelijkheid en kan een bewindvoerder zelfs aandringen op benoeming, bijvoorbeeld wanneer een schuldenaar een complexe financiële onderneming heeft (gehad) of de expertise van een accountant nodig is om jaarstukken te beoordelen.
- Op grond van het bepaalde in artikel 110 Fw dat ex artikel 328 Fw van overeenkomstige toepassing is in de schuldsaneringsregeling, mag een bewindvoerder voortaan vorderingen uit eigen beweging plaatsen op de lijsten van voorlopig erkende of betwiste vorderingen. Dit is mogelijk geworden door aan het betreffende artikel één enkel woordje toe te voegen: indiening ‘bij de curator’ is geworden indiening ‘door of bij de curator’. Dit ondanks het feit dat de Hoge Raad nog in 2014 heeft overwogen dat: ‘de in artikel 110 Fw vereiste vermelding van de aard en het bedrag der vordering, overlegging van bewijsstukken of afschriften daarvan, en opgave of op een voorrecht, pand, hypotheek of retentierecht aanspraak wordt gemaakt, kunnen uit hun aard slechts door de desbetreffende schuldeiser(s) zelf worden gedaan’ (HR 28 november 2014, NJ 2015-123).
De bewindvoerders zullen bij het bij zichzelf indienen van vorderingen uiterst zorgvuldig te werk moeten gaan en veel zal daarbij afhangen van de toestand waarin de administratie van de schuldenaar zich bevindt. Maar in procedures met veel schuldeisers – er zijn zaken bekend met meer dan 2.500 schuldeisers kan deze methode een aanzienlijke besparing van tijd en energie opleveren, niet alleen voor de bewindvoerder, maar ook voor de schuldeisers, die zelf geen moeite meer hoeven doen voor de indiening van hun vorderingen. Wel zal de bewindvoerder de betrokken schuldeisers nadien goed moeten informeren en in de gelegenheid moeten stellen om op de lijsten te reageren en alleen wanneer zich nadien een schuldeiser meldt, omdat hij meent dat de vermelding van zijn vordering niet juist is, hoeft de bewindvoerder in actie te komen. Bovendien hebben de schuldeisers altijd de mogelijkheid om tijdens de verificatievergadering hun stem te laten horen. Overigens gaat het hierbij om een discretionaire bevoegdheid van de bewindvoerder, zodat hij niet gedwongen kan worden er gebruik van te maken.
- Dan is er de invoering van artikel 80a met als gevolg een noodzakelijke aanpassing van artikel 116 Fw. Om insolventieprocedures efficiënter te kunnen laten afwikkelen, heeft de wetgever de mogelijkheid geopend om vergaderingen van de schuldeisers, waaronder natuurlijk met name de verificatievergadering, op een ander manier te laten verlopen dan in fysieke aanwezigheid van alle betrokkenen. Vanaf nu worden dergelijke vergaderingen gehouden op de door de rechter-commissaris te bepalen wijze en voortaan kan dat met gebruikmaking van elektronische communicatiemiddelen. Daarvoor is artikel 80a Fw ingevoerd.
Artikel 80a:
De rechter-commissaris bepaalt of een vergadering van schuldeisers fysiek, dan wel schriftelijk of met gebruikmaking van een elektronisch communicatiemiddel plaatsvindt.
Die wijziging bracht mee dat ook artikel 116 Fw, dat tot 1 januari 1919 bepaalde dat de gefailleerde en dus ook de saniet de verificatievergadering in persoon bijwoont, moest worden aangepast.
Art. 116:
De gefailleerde neemt op een door de rechter-commissaris te bepalen wijze aan de verificatievergadering deel.
Op grond van het bepaalde in artikel 328 Fw is artikel 116 Fw van overeenkomstige toepassing in de schuldsaneringsregeling, echter zonder verwijzing naar artikel 80a Fw. Dat de wetgever dat wel heeft bedoeld, valt af te leiden uit het woordgebruik in het vernieuwde artikel 116 Fw: ‘op een door de rechter-commissaris te bepalen wijze’, waar er voorheen maar één manier was: in persoon. Dat geldt echter niet voor artikel 328 lid 1 Fw (vaststelling van dag en plaats van de verificatievergadering in de schuldsaneringsregeling). De praktijk moet kennelijk maar afleiden uit de wijze waarop de schuldenaar door de rechter-commissaris wordt bevolen om aan de verificatievergadering deel te nemen, dat ook hier het nieuwe artikel 80a Fw geldt. Wonderlijk is dan dat in het nieuwe lid 3 van artikel 119 Fw, dat ook in de schuldsaneringsregeling van overeenkomstige toepassing is en waarin de mogelijkheid wordt geopend om een nadere verificatievergadering te bepalen, weer wel wordt gesproken over de wijze waarop vergaderd wordt, echter ook weer zonder verwijzing naar artikel 80a Fw:
Artikel 119 lid 3:
De rechter-commissaris kan bepalen dat er een nadere verificatievergadering wordt gehouden. De rechter-commissaris stelt dag, uur, plaats en wijze waarop wordt vergaderd vast. De curator stelt de bekende schuldeisers hiervan schriftelijk in kennis.
Het is niet duidelijk of de wetgever dit bewust zo geregeld heeft of dat er sprake is van slordigheden en er in de artikelen 116 en 119 Fw een verwijzing naar artikel 80a Fw zou behoren te staan. De parlementaire stukken geven hierover geen duidelijkheid.
- Om verificatievergaderingen efficiënter te kunnen laten verlopen brengt artikel 119 lid 1 Fw een wijziging in de gang van zaken tijdens een vergadering. De eerste zin van het eerste lid, komt te luiden:
Artikel 119 lid 1:
Tijdens de verificatievergadering, dan wel, nadere verificatievergadering, worden de schuldeisers door of namens de rechter-commissaris behoorlijk geïnformeerd over de lijsten van voorlopig erkende en voorlopig betwiste schuldvorderingen. Heeft reeds publicatie van een lijst plaatsgevonden, dan kan de rechter-commissaris volstaan met verwijzing daarnaar.
Vooral in schuldsaneringen met veel schuldeisers kan deze nieuwe bepaling een aanzienlijke tijdsbesparing opleveren. Er zijn zaken bekend met meer dan tweeduizend schuldeisers en maar één daarvan hoeft aan te dringen op een ‘gewone’ verificatievergadering (artikel 328a lid 3 Fw) of volgens het oude artikel 119 Fw zou de rechter-commissaris de lijsten van voorlopig erkende en betwiste vorderingen van a tot z moeten voorlezen.
De in dit artikellid bedoelde publicatie moet volgens de memorie van toelichting in ruime zin worden opgevat. Publicatie op internet of via een digitaal systeem waartoe de schuldeisers toegang hebben is mogelijk, maar ook toezending per post aan de individuele schuldeisers is voldoende.
- Voor faillissementen is veruit de belangrijkste procedurewijziging vervat in artikel 127 Fw. Vorderingen moeten vanaf nu altijd uiterlijk veertien dagen vóór de eerste verificatievergadering zijn ingediend (lid 1), tenzij de rechter-commissaris anders bepaalt (lid 1 en 2). Blijkens lid 3 en de memorie van toelichting gaat het hierbij om een fatale termijn:
Artikel 127 lid 3:
Een vordering ingediend na de dag, bedoeld in het eerste lid, wordt niet voor verificatie in behandeling genomen.
De mogelijkheden van de oude artikelen 127 lid 1 (indiening tot twee dagen vóór de verificatievergadering), 178 (verificatie tijdens een zogenoemde bezemvergadering), 186 (verificatie bij verzet tegen de uitdelingslijst) en 191 Fw (verificatie pas nadat reeds uitdelingen hebben plaatsgevonden) zijn voor faillissementscrediteuren komen te vervallen. Voor de schuldsaneringsregeling vond de wetgever dat alles echter te ver gaan. Voor die insolventieprocedure moest alles bij het oude blijven, waardoor het noodzakelijk werd om het systeem van Titel 1 Fw over te brengen naar Titel 3 Fw. Dat is gedaan door invoering van de artikelen 328b, 328c en 349aa Fw.
Artikel 328b
- Vorderingen, na afloop van de in artikel 289, derde lid, genoemde termijn, doch uiterlijk twee dagen vóór de dag waarop de verificatievergadering zal worden gehouden bij de bewindvoerder ingediend, worden op daartoe ter vergadering gedaan verzoek geverifieerd, indien noch de bewindvoerder noch een van de aanwezige schuldeisers daartegen bezwaar maakt.
- Vorderingen, ingediend na het in het eerste lid genoemde tijdstip, worden niet geverifieerd.
- De bepalingen van het eerste en tweede lid zijn niet toepasselijk, indien de schuldeiser buiten het Rijk in Europa woont en daardoor verhinderd was zich eerder aan te melden.
- In geval van bezwaar, zoals in het eerste lid bedoeld, of van verhindering, zoals in het derde lid bedoeld, beslist de rechter-commissaris na raadpleging van de verificatievergadering.
Artikel 328c
- Aan schuldeisers die ten gevolge van hun verzuim om op te komen pas geverifieerd worden nadat er reeds een uitdeling heeft plaats gehad, wordt uit de nog voorhanden baten een bedrag vooruitbetaald, evenredig aan hetgeen door de overige erkende schuldeisers reeds is ontvangen.
- Schuldeisers met voorrang verliezen die voorrang voor zover de opbrengst van de zaak, waaraan die voorrang kleefde, bij een vroegere uitdelingslijst aan andere schuldeisers bij voorrang is toegekend.
Artikel 349aa
- De schuldeiser van wie de vordering niet of voor een te laag bedrag is geverifieerd, ook al was dit overeenkomstig zijn opgave, kan bij de overeenkomstige toepassing van artikel 184 in verzet komen. De schuldeiser dient daartoe een bezwaarschrift in met het verzoek om geverifieerd te worden uiterlijk twee dagen vóór die waarop het verzet ter openbare zitting zal behandeld worden. Voorts dient de schuldeiser de vordering of het niet-geverifieerde deel van de vordering in bij de curator en voegt een afschrift daarvan bij het bezwaarschrift.
- De verificatie, bedoeld in het vorige lid, vindt plaats zoals bepaald bij artikel 119 en volgende, ter openbare zitting, bestemd voor de behandeling van het verzet en voordat met de behandeling van het verzet een aanvang wordt gemaakt.
- Indien dit verzet alleen verificatie als schuldeiser tot doel heeft, en niet tevens door anderen verzet is gedaan, komen de kosten van het verzet ten laste van deze schuldeiser.
- Door een schuldeiser bedoeld in artikel 110, derde lid, kan niet het in het eerste lid bedoelde verzet worden gedaan.
Voor de schuldsaneringsregeling is er op dit punt dus niets veranderd en kunnen vorderingen ook ná de door de rechter-commissaris bepaalde datum voor de indiening daarvan nog worden geverifieerd.
- Als gevolg van de hierboven besproken wijzigingen werd ook een aantal vernummeringen noodzakelijk. In artikel 328 Fw bijvoorbeeld moest verwijzing naar artikel 127 Fw vervangen worden door verwijzing naar artikel 328b Fw en verwijzing naar de artikelen 186 en 191 Fw moest worden geschrapt, omdat die artikelen zijn vervallen. Deze technische aanpassingen spreken voor zich. Daarmee is de bespreking van de WMF, voor zover van belang voor de schuldsaneringsregeling, voltooid.
Conclusie
Dit alles overziend, heeft de WMF weinig nieuws gebracht voor de schuldsaneringsprocedure. Toch is het goed om zich van alle wijzigingen, hoe gering soms ook, op de hoogte te stellen. Met het voorgaande heeft de redactie daaraan een bijdrage willen leveren.
Documentsoort
- Vakliteratuur
- Wsnp periodiek
Trefwoorden
- Wsnp Periodiek
Gerelateerd
Dit artikel beschouwt de afhandeling van de compensatie kinderopvangtoeslagaffaire in relatie met de Wsnp.
Geen schone lei wordt toegekend in een Wsnp die eindigt omdat alle (aangemelde) vorderingen voldaan kunnen worden. Dit artikel legt uit hoe te werk te gaan om toch een schone lei te krijgen.
Dit artikel informeert over een aantal wetsvoorstellen ten aanzien van de Wsnp, te weten: verkorting goede-trouw-termijn en de flexibilisering wachttermijn tien jaar.