Toelating Wsnp zonder poging tot buitengerechtelijke schuldregeling
De 285-verklaring (artikel 285 lid 1 onder f Fw) is “een met redenen omklede verklaring dat er geen reële mogelijkheden zijn om tot een buitengerechtelijke schuldregeling te komen”. Sinds 1 juli 2023 staat daarover in de wet: “als aannemelijk is dat onvoldoende aflossingsmogelijkheden bij de schuldenaar of andere omstandigheden het onmogelijk maken om tot een buitengerechtelijke schuldregeling te komen, hoeft voor de afgifte van deze verklaring niet eerst een poging te zijn gedaan om tot een dergelijke regeling te komen.”
Hier vindt u verzamelde uitspraken over zaken waarin geen poging is gedaan een buitengerechtelijk schuldregeling tot stand te brengen.
Rechtbank Den Haag, 4 november 2024: niet-ontvankelijk
Verzoeker wenst te worden toegelaten tot de Wsnp. Er is in het minnelijk traject geen aanbod aan zijn schuldeisers gedaan. Hiertoe is in de 285-verklaring aangevoerd dat er sprake is geweest van dakloosheid en dat daarom onbekend is of alle schuldeisers in beeld zijn gebracht of kunnen worden.
De rechtbank neemt tot uitgangspunt dat voor een correcte uitvoering van een buitengerechtelijke traject een zo goed mogelijk beeld zal moeten bestaan van inkomsten, bezittingen en uitgaven. Van een schuldenaar moet dus worden gevergd dat deze – ook – ten minste een zo goed mogelijk beeld van zijn schuldenlast geeft. Dit volgt ook uit de omstandigheid dat in een WSNP-verzoek een staat van baten en schulden moet worden opgenomen (artikel 285 lid 1 sub a Fw). Bovendien moet de rechtbank in staat worden gesteld te beoordelen of aannemelijk is dat de schuldenaar ten aanzien van het ontstaan en onbetaald laten van zijn schulden te goeder trouw is geweest (artikel 288 lid 1 onder b Fw).
Uit de uitspraak wordt niet duidelijk hoe lang er sprake is geweest van dakloosheid. Wel wordt vermeld dat verzoeker sinds anderhalf jaar een vaste woon-/verblijfplaats heeft waar hij staat ingeschreven. Ter zitting heeft verzoeker verteld dat hij sindsdien geen brieven, aanmaningen of sommaties heeft ontvangen van andere schuldeisers dan die op het ingediende schuldenoverzicht staan vermeld. De rechtbank kan er dus niet van uitgaan dat de vrees, dat zich na een buitengerechtelijk schuldregelingstraject nog andere schuldeisers zullen aandienen, gerechtvaardigd is.
Het ontbreken van een correcte 285-verklaring leidt er toe dat de rechtbank van oordeel is dat verzoeker niet-ontvankelijk is in zijn verzoek.
Nog meer rechtbank Den Haag
In een drietal uitspraken van de rechtbank Den Haag worden verzoekers niet-ontvankelijk verklaard vanwege het ontbreken van een poging om tot een buitengerechtelijke schuldregeling te komen. In deze uitspraak van 26 augustus 2024 werd de vrees dat zich alsnog schuldeisers zullen aandienen onvoldoende geacht om er zonder meer van uit te kunnen gaan dat het onmogelijk is om tot een buitengerechtelijke schuldregeling te komen. De rechtbank hanteert hetzelfde criterium voor deze uitspraak van 26 augustus 2024. In deze uitspraak, ook van 26 augustus 2024, oordeelt de rechtbank dat niet is gebleken dat geen schuldenlijst kan worden vastgesteld.
In dit licht is mede van belang de hieronder te bespreken uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 6 augustus 2024 waarin het hof aanleiding zag om een uitzondering te maken op de hoofdregel en het verzoek tot toelating tot de WSNP te toetsen zonder dat verzoeker eerst een (mislukte) poging hoeft te doen om tot een buitengerechtelijke schuldregeling te komen.
Gerechtshof Den Haag, 6 augustus 2024: toelating Wsnp
Verzoeker heeft bij de rechtbank een verzoek ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. De rechtbank heeft hem niet-ontvankelijk verklaard: de rechtbank vindt dat geen deugdelijke poging is gedaan om tot een buitengerechtelijke schuldregeling te komen. Verzoeker is in hoger beroep gegaan.Kort gezegd is namens verzoeker het standpunt ingenomen dat het feit dat niet alle schuldeisers hebben gereageerd op de "inventarisatiebrief", en ook niet op een rappel, moet worden opgevat als een afwijzing bij voorbaat van welk akkoord dan ook. Bij gebreke van een reactie van een aantal schuldeisers is het onmogelijk om te berekenen welk aanbod kan worden gedaan uitgaande van de afloscapaciteit van appellant. Zodoende wenst verzoeker rechtstreeks toegelaten te worden tot de wettelijke schuldsaneringsregeling.
Geen deugdelijke poging
Uitgangspunt van de wetgever is - ook ná de wetswijziging van 1 juli 2023 - dat in voldoende mate een poging tot een buitengerechtelijke schuldregeling moet zijn gedaan. De schuldenaar is in beginsel gehouden een reëel en kwalitatief behoorlijk aanbod tot een minnelijke schuldregeling aan de schuldeisers te doen. Het hof is met de rechtbank van oordeel dat de inventarisatiebrief niet als een aanbod of deugdelijke poging tot een buitengerechtelijke schuldregeling kan worden beschouwd. Het hof volgt verzoeker daarom ook niet in zijn betoog dat toen een aantal schuldeisers niet reageerde op de inventarisatiebrief (die later nog een keer werd verstuurd) het zinloos was om alsnog een concreet aanbod te doen en zich dus een uitzonderingssituatie voordeed en het onmogelijk was om tot een buitengerechtelijke schuldregeling te komen.
Wél een bijzondere omstandigheid
Verzoeker heeft echter ook betoogd dat het in zijn geval onmogelijk is om binnen afzienbare tijd een volledig beeld te krijgen van alle schulden, omdat tijdens het minnelijk traject duidelijk is geworden dat de RVO en het UWV niet binnen afzienbare termijn definitieve beschikkingen zullen afgeven over (terugvordering van) de tegemoetkoming in de coronasteunmaatregelen. Daarbij valt de uitkomst daarvan ook niet in te schatten. Het hof ziet daarin wél voldoende aanleiding om een uitzondering te maken op de hoofdregel en het verzoek tot toelating tot de Wsnp te toetsen zonder dat verzoeker eerst een (mislukte) poging hoeft te doen om tot een buitengerechtelijke schuldregeling te komen.
Hoewel het hof het dus met de rechtbank eens is, dat alleen het versturen van de inventarisatiebrief en het uitblijven daarvan niet kwalificeert als deugdelijke poging tot een buitengerechtelijke schuldregeling, concludeert het hof in deze zaak dat het verzoekschrift met de door de schuldhulpverlener afgegeven verklaring dat het onmogelijk is om te komen tot een buitengerechtelijke schuldregeling, gelet op bovengenoemde bijzondere omstandigheid, voldoet aan de daaraan gestelde eisen en dat verzoeker ontvankelijk is in zijn verzoek.
Het hof vernietigt het vonnis van de rechtbank en spreekt de toepassing van de schuldsaneringsregeling uit ten aanzien van verzoeker.
Documentsoort
- Uitspraken en jurisprudentie
Trefwoorden
- 285 Fw-verklaring
- 285-verklaring
- Rechtspraak
- Schuldhulpverlening (Msnp)
Gerelateerd
Verzoeker heeft, nadat hem daarvoor de maximale termijn van één maand voor was verleend, niet de aanvullende gegevens aangeleverd en is ook niet ter zitting verschenen. De rechtbank vermoedt misbruik van recht. Verzoeker wordt niet-ontvankelijk ...
Ook na wetswijziging 1 juli 2023 moet minnelijk traject beproefd worden voordat toelating tot de Wsnp mogelijk is (Art.285 lid 1 sub f Fw). Alleen als het proberen van de Msnp duidelijk zinloos is, kan directe doorstroom naar de Wsnp plaatsvinden.
Het langverwachte antwoord van de Hoge Raad op de prejudiciële vragen die het gerechtshof Den Haag heeft gesteld is er! Bijna precies een jaar geleden, namelijk op 22 december 2023, stelde het hof prejudiciële vragen over de uitleg van het per 1 ...