Ook in hoger beroep afwijzing verzoek eerdere ingangsdatum
Op 8 november 2023 is appellant tot de Wsnp toegelaten en heeft de rechtbank de termijn van de Wsnp op 18 maanden bepaald. Appellant is het met dat laatste niet eens en verzoekt het hof om de ingangsdatum van de Wsnp alsnog te bepalen op de startdatum van het minnelijk traject. Bij het hof vangt hij bot: het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank.
Appellant heeft bij zijn Wsnp-verzoek verzocht om een eerdere ingangsdatum. Hij heeft stukken aangeleverd ter onderbouwing van zijn verzoek om de termijn te laten ingaan (primair) met ingang van de startdatum van het minnelijk traject danwel (subsidiair) met ingang van een vóór 8 november 2023 gelegen datum waarop kan worden vastgesteld dat hij aan de vereisten heeft voldaan. Uit de overwegingen van de rechtbank blijkt dat deze stukken wel door de rechtbank zijn ontvangen, maar uit de overwegingen volgt volgens appellant in het geheel niet waarom op dit verzoek niet (positief) is beslist.
Ontvankelijkheid
Ten eerste oordeelt het hof over de ontvankelijkheid. Van een toelating tot de Wsnp is geen hoger beroep mogelijk. Het hoger beroep ziet echter specifiek op de afwijzende beslissing op het verzoek om een eerdere ingangsdatum. Daarvan is, onder verwijzing naar ECLI:NL:GHARL:2023:7171, wél hoger beroep mogelijk.
Beoordeling
Het hof stelt vast dat het - tegen de achtergrond van de doelstellingen van de Wsnp en het feit dat de wetswijziging die doelstellingen niet veranderd heeft - slechts redelijk is om tot een eerdere aanvangsdatum over te gaan indien de schuldenaar, in de fase voorafgaand aan de Wsnp, een maximale inspanning heeft geleverd om een zo hoog mogelijke aflossing aan de gezamenlijke schuldeisers te realiseren.
Bij de beoordeling daarvan zal moeten worden onderzocht of de schuldenaar in de periode voorafgaand aan de Wsnp heeft geleefd conform de verplichtingen zoals die ook tijdens de Wsnp op de schuldenaar van toepassing zijn. Dat betekent dat de schuldenaar onder meer moet hebben voldaan aan de arbeids- of sollicitatieplicht en aan de afdrachtplicht conform het vrij te laten bedrag (vtlb).
Sollicitatieplicht
Appellant heeft niet 36 uur per week gewerkt en/of gesolliciteerd tijdens het minnelijk traject. Daarbij komt dat er geen keuringsrapport aanwezig is waaruit blijkt dat hij daartoe niet in staat was. Appellant had weliswaar in het kader van de Participatiewet een 'rustperiode' gekregen in verband met de problematiek waarmee hij kampt, maar dat wil niet zeggen dat een keuringsarts tot dezelfde conclusie zou zijn gekomen.
Afdrachtplicht
Op de uitkering van appellant werd maandelijks door de gemeente een bedrag ingehouden. Deze inhouding betrof een broninhouding, ter verrekening met een openstaande vordering van de gemeente. Anders dan waar appellant van uit lijkt te gaan, betrof dit geen inhouding ten gunste van de gezamenlijke schuldeisers. Het hof verwerpt het betoog dat appellant erop mocht vertrouwen dat de inhouding door de gemeente, gezien de schuldregelingsovereenkomst, was bedoeld voor alle schuldeisers. Bovendien blijkt uit de overlegde Vtlb-berekeningen ook nog eens dat er in het minnelijk traject helemaal geen spaarcapaciteit was.
Tot slot heeft de appellant ter zitting nog een beroep op de hardheidsclausule gedaan. Die ziet echter op een andere situatie, namelijk die van het verzoek tot toelating tot de Wsnp. Aangezien appellant al is toegelaten tot de Wsnp, is voor een beroep op de hardheidsclausule geen ruimte.
Het hof ziet al met al geen aanleiding om een eerdere ingangsdatum van de Wsnp te bepalen en bekrachtigt het vonnis van de rechtbank.
Organisatie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Documentsoort
- Uitspraken en jurisprudentie
Trefwoorden
- Rechtspraak
- Schuldhulpverlening (Msnp)
- Verplichtingen Wsnp
- Wetswijziging 1 juli 2023
Gerelateerd
Het langverwachte antwoord van de Hoge Raad op de prejudiciële vragen die het gerechtshof Den Haag heeft gesteld is er! Bijna precies een jaar geleden, namelijk op 22 december 2023, stelde het hof prejudiciële vragen over de uitleg van het per 1 ...
Volgens de rechtbank is niet komen vast te staan dat schuldenares zich de gehele periode van 3 jaar vóór indiening van het Wsnp-verzoek maximaal heeft ingespannen om de regresvordering van haar ex-partner zo klein mogelijk te houden. Haar de ...
In dit artikel is een overzicht opgenomen van uitspraken waarin door de betreffende instantie het verzoek om een eerdere ingangsdatum van de Wsnp is afgewezen.