Beschermingsbsewindvoerder aansprakelijk voor boedeltekort
Uitspraak waarin rechtbank Roermond beschermingsbewindvoerders hoofdelijk aansprakelijk stelt voor het boedeltekort in de Wsnp.
Vonnis
RECHTBANK ROERMOND
Sector civielrecht
zaaknummer / rolnummer: 76253 / HA ZA 06-758
Vonnis van 5 september 2007
in de zaak van
[EISER]
in hoedanigheid van bewindvoerder in de wettelijke schuldsaneringsregeling van [belanghebbende], wonende te [adres], gemeente [woonplaats],
eiseres,
procureur mr. J.P. Bakkers,
tegen
1. [GEDAAGDE 1]
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
procureur mr. M.N. van Geenen,
2. [GEDAAGDE 2]
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
procureur mr. F.A. Dronkers.
Partijen zullen hierna [Eiser] q.q., [gedaagden] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord van [verweerder 1]
- de conclusie van antwoord van [verweerder 2]
- het tussenvonnis van 9 mei 2007
- het proces-verbaal van comparitie van 3 juli 2007.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Op 16 april 2003 is door deze rechtbank ten aanzien van de heer [belanghebbende] de definitieve toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling uitgesproken met benoeming van [Eiser] als bewindvoerder.
zaaknummer: 76253 / HA ZA 06-758
2.2. Bij beschikking van deze rechtbank, sector kanton, locatie Venlo, van 25 april 2005 is ten aanzien van [belanghebbende] een onderbewindstelling uitgesproken, waarbij een bewind is ingesteld over alle goederen die aan [belanghebbende] toebehoren of zullen toebehoren en wel voor onbepaalde tijd. Hierbij zijn [gedaagden] tot bewindvoerder benoemd.
3. Het geschil
3.1. [Eiser] q.q. vordert – samengevat – veroordeling van [gedaagden] tot betaling van EUR 10.765,87, vermeerderd met rente en kosten.
3.2. [gedaagden] voeren verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. [Eiser] q.q. heeft, in haar hoedanigheid van bewindvoerder in de wettelijke schuldsanering van [belanghebbende], aan haar vordering ten grondslag gelegd dat uit haar berekeningen van het inkomen van [belanghebbende] is gebleken dat er aan de boedel een bedrag van EUR 22.265,87 afgedragen had moeten worden. Door [gedaagden] is, als bewindvoerders van [belanghebbende], echter slechts een bedrag van EUR 11.500,- aan de boedel afgedragen, zodat er nog een bedrag van EUR 10.765,87 betaald dient te worden. Door dit na te laten zijn [gedaagden] in hun hoedanigheid van bewindvoerders van [belanghebbende] tekortgeschoten in de nakoming van hun wettelijke verplichtingen jegens [Eiser] q.q.
4.2. [gedaagden] hebben vooreerst aangevoerd dat [Eiser] q.q. niet ontvankelijk verklaard dient te worden in haar vordering, nu zij ten tijde van het uitspreken van de beschikking door de kantonrechter te Venlo vennoten waren in een vennootschap onder firma, genaamd [organisatie] v.o.f. Deze v.o.f. is vervolgens ingebracht in een door hen opgerichte BV, te weten [organisatie] BV. De BV is dan ook te beschouwen als rechtsopvolgster onder algemene titel van de voormalige vennootschap onder firma. Gelet hierop had de BV gedagvaard moeten worden en niet [gedaagden] in privé.
4.3. Deze stellingen treffen naar het oordeel van de rechtbank geen doel, daar niet [organisatie] v.o.f. door de kantonrechter als bewindvoerder is benoemd, maar [gedaagden]. Hetgeen is aangevoerd omtrent de v.o.f. en de inbreng in een BV is dan ook niet relevant. [Eiser] q.q. is ontvankelijk in haar vordering.
4.4. In het onderhavige geval was er, naast het beschermingsbewind, ten aanzien van [belanghebbende] sprake van een wettelijke schuldsaneringsregeling. Op grond daarvan diende door (of, in het onderhavige geval, namens) [belanghebbende] gelden afgedragen te worden aan de schuldsaneringsbewindvoerder en wel in beginsel ál hetgeen is ontvangen boven de beslagvrije voet in WSNP-zaken van 90% van de bijstandsnorm.
4.5. Vast staat – immers niet (genoegzaam) weersproken – dat gedurende de periode van het beschermingsbewind door [belanghebbende] in totaal een bedrag van EUR 34.229,39 is ontvangen, terwijl het vrij te laten bedrag de somma beloopt van EUR 11.963,52. In beginsel diende dan ook een bedrag van EUR 22.265,87 aan de schuldsaneringsboedel afgedragen te worden, terwijl feitelijk – zo staat tussen partijen vast – slechts een bedrag van EUR 11.500,- is afgedragen.
4.6. Door [gedaagden] is gesteld dat zij deugdelijk bewind hebben gevoerd en dat ten aanzien van het door hen gevoerde bewind inmiddels rekening en verantwoording is afgelegd, onder meer omtrent de inkomsten van [belanghebbende] en de afgedragen gelden. Van die stelling is overigens geen enkel bewijs in het geding gebracht.
4.7. Nu er in de onderhavige zaak op grond van het vorenstaande als vaststaand van uitgegaan dient te worden dat [gedaagden] als professionele bewindvoerders van [belanghebbende] niet alle gelden boven de beslagvrije voet aan [Eiser] q.q. hebben overgemaakt, dient (nog afgezien van de vraag of [gedaagden] aan [Eiser] q.q. voldoende informatie hebben verschaft) geoordeeld te worden dat [gedaagden] hebben gehandeld in strijd met een wettelijke plicht en met de door hen in acht te nemen maatschappelijke zorgvuldigheid en dat zij daarmee onrechtmatig hebben gehandeld. Door dit handelen is schade ontstaan: door dit handelen is er immers het actief in de schuldsaneringsboedel minder groot dan er beschikbaar had moeten zijn voor de gezamenlijke schuldeisers van [belanghebbende]. De vordering van [Eiser] q.q., optredende namens die gezamenlijke schuldeisers, is op grond van het vorenstaande voor toewijzing vatbaar.
4.8. Door [gedaagden] is ter gelegenheid van de comparitie nog aangevoerd dat de schade in geen verhouding staat tot de vergoeding die zij als bewindvoerder hebben ontvangen. Deze omstandigheid kan echter naar het oordeel van de rechtbank niet aan een veroordeling van [gedaagden] tot betaling van de schade in de weg staan.
4.9. [Eiser] q.q. heeft buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. Bij de beoordeling van de vraag of de gevorderde buitengerechtelijke (incasso-) kosten voor vergoeding in aanmerking komen, hanteert de rechtbank het uitgangspunt, dat verrichtingen voorafgaand aan het geding worden gezien als voorbereiding van de gedingstukken en instructie van de zaak. Bij afzonderlijk voor vergoeding in aanmerking komende kosten moet het gaan om verrichtingen die meer omvatten dan een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. Daarvan is in deze zaak niet gebleken. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten zal daarom worden afgewezen.
4.10. [Eiser] q.q. heeft verder een vergoeding gevorderd voor kosten, die na deze uitspraak zullen ontstaan, de zogenaamde nakosten Voor de verkrijging van deze kosten zal zo nodig de procedure gevolgd moeten als bedoeld in artikel 237, lid 4, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en daarom zal ook deze vordering worden afgewezen.
4.11. [gedaagden] zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [Eiser] q.q. worden begroot op:
- dagvaarding EUR 84,87
- vast recht 299,00
- salaris procureur 904 00 (2,0 punten x tarief EUR 452,00)
Totaal EUR l.287,87
4.12. De rente over de proceskosten tenslotte zal worden toegewezen vanaf 14 dagen na betekening van dit vonnis.
5. De beslissing
De rechtbank
5 .1. veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, om aan [Eiser] q.q. te betalen een bedrag van EUR 10.765,87 (tienduizend zevenhonderd vijfenzestig euro en zevenentachtig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 augustus 2006 tot de dag van volledige betaling,
5.2. veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, in de proceskosten, aan de zijde van [Eiser] q.q. tot op heden begroot op EUR 1.287,87, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de veertiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5 .3. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5 .4. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.K. Kleine en in het openbaar uitgesproken op 5 september 2007.
Organisatie
- Rechtbank Roermond
Documentsoort
- Uitspraken en jurisprudentie
Trefwoorden
- Beschermingsbewind
- Beschermingsbewind/flankerende hulpverlening
- Rechtspraak
Gerelateerd
De rechtbank Den Haag heeft in een aantal uitspraken verzoekers, ondanks de wetswijziging van juli 2023, niet-ontvankelijk verklaard omdat een "285-verklaring" ontbrak.
Verzoeker heeft bij de rechtbank een verzoek ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. De rechtbank heeft hem niet-ontvankelijk verklaard: de rechtbank vindt dat geen deugdelijke poging is gedaan om tot een buitengerechtelijke ...
De rechtbank wijst het verzoek van de schuldenaren, om te worden toegelaten tot de Wsnp, af en motiveert dat als volgt.