Verzoek om bij wijze van voorlopige voorziening het loonbeslag op te schorten
Verzoek om bij wijze van voorlopige voorziening art. 287 lid 4 het loonbeslag op te heffen. Spoedeisend belang bij voortzetting minnelijke regeling.
De rechtbank wijst het verzoek tot opschorting van de loonbeslagen toe. Verzoekster heeft een spoedeisend belang nu zij door de loonbeslagen mogelijk niet alle vaste lasten kan betalen en zij het risico loopt dat er nieuwe schulden ontstaan. De berekening van het VTLB, zoals dat in het minnelijk traject zal gelden, valt immers door een aantal correcties hoger uit dan de beslagvrije voet die door de beslagleggende deurwaarders wordt gehanteerd in het onderhavige geval. Door de loonbeslagen loopt niet alleen de financiële stabiliteit van verzoekster gevaar, maar ook het gehele minnelijk traject, omdat de schuldhulpverlening wordt afgebroken bij het ontstaan van nieuwe schulden.
Het spoedeisend belang is hierin gelegen dat dit minnelijk traject zo snel mogelijk moet worden gestart. Dat de schuldhulpverlener niet eerder een verzoek heeft gedaan om de loonbeslagen op te schorten neemt het spoedeisende karakter van de gevraagde voorziening niet weg, omdat de schuldhulpverlener niet kan worden verweten dat hij in de achterliggende maanden heeft stilgezeten: in deze periode heeft hij de financiën gestabiliseerd, de schulden in kaart gebracht en de schuldeisers twee maal aangeschreven.
Organisatie
- Rechtbank Den Haag
Documentsoort
- Uitspraken en jurisprudentie
Trefwoorden
- Dwangmiddelen
- Nieuwe schulden
- Rechtspraak
- Voorlopige voorziening (287 lid 4 Fw)
Gerelateerd
Twee uitspraken van rechtbank Noord-Nederland waarin het verzoek tot een voorlopige voorziening wordt afgewezen. In beide gevallen was geen sprake van een acute noodsituatie.
De rechtbank wijst een voorlopige voorziening ex artikel 287 lid 4 Fw voor de duur van drie maanden toe; een langere termijn dan één maand wordt gegund omdat de rechtbank het voorzienbaar acht dat verzoeker meer tijd nodig zal hebben om het ...
Rechtbank wijst een VoVo (art. 287 lid 4 Fw) toe, en verbiedt officier van justitie (c.q. het CJIB) over te gaan tot inneming van het rijbewijs van de schuldenaar.