Helpdeskperikelen: huwelijksvermogensrecht, vtlb, en afdracht
Sommige vragen die wij ontvangen bij de helpdesk zijn de moeite waard om breder te delen in de nieuwsbrief. Zo ook de vraag van een bewindvoerder met betrekking tot het nieuw huwelijksvermogensrecht (d.w.z. een huwelijk/geregistreerd partnerschap gesloten op of na 1-1-2018).
Bij een huwelijk zonder huwelijkse voorwaarden valt het inkomen van beide partners in de boedel, ook in het nieuw huwelijksvermogensrecht
Bewindvoerder: Ik heb een nieuwe zaak waarbij meneer in 2018 is gehuwd zonder dat er voorwaarden zijn opgemaakt. Hij heeft 1 privéschuld die dateert uit 2015. Als ik de VTLB-berekening maak op basis van deze gegevens: gemeenschap van goederen/niet beiden in regeling, wordt het inkomen van de partner helemaal meegenomen. Klopt dat?
Antwoord: ja, dat klopt. Als er geen huwelijkse voorwaarden zijn opgemaakt, geldt vanaf de datum van huwelijk de gemeenschap van goederen, ook als het huwelijk na 1 januari 2018 is gesloten. Het inkomen van beide partners valt daarmee in de boedel. Bij de berekening van het vtlb moeten de inkomens van beide partners worden meegenomen.
'Nieuwe' gemeenschap van goederen, één partner doorloopt de Wsnp: helft van de afdracht voor privéschulden retour naar partner
De vraag van de bewindvoerder gaat verder:
Bewindvoerder: In paragraaf 1.4.1. van het VTLB-rapport staat vervolgens: Indien er van een stel slechts 1 partner is toegelaten, die alleen privéschulden heeft, wordt de helft van de gespaarde gemeenschapsboedel verdeeld over de schuldeisers van deze partner en vloeit de andere helft van de gemeenschapsboedel in het vermogen van de partner die niet in de regeling zit. Het bedrag wat in het vermogen van de andere partner vloeit wordt niet gezien als inkomen van die partner (en heeft daarmee geen gevolgen voor het gezamenlijk inkomen en de boedelafdracht).
Hoe moet ik deze zin interpreteren? Is de helft van het gespaarde bedrag aan het einde van de WSNP bestemd voor de partner of moet ik maar de helft van de afdracht incasseren?
Antwoord: De gehele afdracht moet geïncasseerd worden, want tijdens de Wsnp kunnen nog schulden opkomen die gemeenschappelijk blijken te zijn. Pas na de verificatievergadering kan vastgesteld worden dat er alleen sprake is van privéschulden van de toegelaten partner.
Pas dan - en na overleg met de rechter-commissaris - kan de helft van het gespaarde bedrag uitbetaald worden aan de partner die niet in de regeling zit. Mocht de partner-niet-in-de-regeling in de problemen komen doordat deze een soms aanzienlijk deel van zijn inkomen mist, dan kan de verificatievergadering op gemotiveerd verzoek, versneld gehouden worden.
De kosten van de Wsnp-regeling mogen alleen worden betaald uit het gedeelte dat in de boedel blijft en beschikbaar is voor de schuldeiser(s). Is er onvoldoende gespaard voor een verificatievergadering? Dan volgt verdeling van het boedelsaldo aan het einde van de regeling.
Volledigheidshalve ook nog de regels in een minnelijke regeling
Is sprake van een minnelijke regeling dan worden de schulden geacht vast te staan aan het einde van de 120 dagen. Op dat moment kan over de afgelopen (maximaal) 4 maanden de helft van het gespaarde bedrag worden uitgekeerd aan de partner-niet-in-de-regeling. En dat geldt dus ook voor de nog resterende 32 maanden! Ook hier mogen de eventuele kosten van de schuldregeling (9% en 6 euro per maand) alleen worden berekend over het bedrag dat voor de schuldeisers wordt gereserveerd! En een eventueel saneringskrediet wordt dus berekend met de helft van de afloscapaciteit.