Afwijzing verzoek 287b Fw want nog geen reële start minnelijke schuldhulpverlening
Beschikking op grond van artikel 287b lid 1 van de Faillissementswet: het verzoek om een voorlopige voorziening uit te spreken waarbij ontruiming van de woning van verzoekster voor zes maanden wordt verboden, wordt door rechtbank Den Haag afgewezen.
Het doel van artikel 287b Fw is om een soort adempauze (ook wel moratorium of afkoelingsperiode) te bereiken die de schuldenaar in staat moet stellen het minnelijk traject voort te zetten om met de schuldeisers een regeling van de schulden te bereiken c.q. af te ronden. Om het moratorium uit te spreken moet dus wel al een aanvang zijn gemaakt met het minnelijk schuldsaneringstraject.
Verzoekster heeft zich pas op 5 april 2024 tot schuldhulpverlening gewend. Dit maakt dat niet of nauwelijks een reëel begin kan zijn gemaakt met de schuldhulpverlening. Verder is ook niet gebleken dat de stabilisatiefase met succes is doorlopen. Daardoor is onvoldoende aannemelijk dat sprake is van een financieel stabiele situatie. Tot slot is niet aannemelijk gemaakt dat de lopende huurtermijnen én de andere kosten van levensonderhoud volledig en tijdig kunnen en zullen worden betaald.
Het belang van de verhuurder daarbij in acht genomen maakt dat de rechtbank het verzoek tot het geven van de gevraagde voorziening afwijst.
Organisatie
- Rechtbank Den Haag
Documentsoort
- Uitspraken en jurisprudentie
Trefwoorden
- Dwangmiddelen
- Moratorium (287b Fw)
- Rechtbank
- Rechtspraak
- Schuldhulpverlening (Msnp)
Gerelateerd
ING stemt als enige schuldeiser niet in met een aangeboden schuldregeling. Naar het oordeel van de rechtbank wekt ING de indruk dat niet-NVVK-leden meer en niet-noodzakelijke gegevens moeten aanleveren, voordat een voorstel in behandeling wordt ...
Van de 29 schuldeisers stemmen 28 schuldeisers in met de aangeboden schuldregeling. Verzoekster werkt parttime, aan alle waarborgen die ervoor moeten zorgen dat zij het maximale ten behoeve van haar schuldeisers zal afdragen, is voldaan. De ...
CJIB weigert op formalistische grond, en niet uit de wet of jurisprudentie van de Hoge Raad af te leiden weigeringsgronden, het aanbod in het minnelijk traject. De rechtbank oordeelt dat dit onnodige kostenopdrijvend is en misbruik van recht ...