Immateriële schadevergoeding buiten boedel met instemming schuldeisers
De hoofdregel in de Wsnp is dat immateriële schadevergoedingen in de boedel vallen. Op grond van artikel 295 lid 1 Fw omvat de boedel immers alle goederen van de schuldenaar ten tijde van de uitspraak tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, en alle goederen die hij tijdens de toepassing van de regeling verkrijgt.
Schuldenares heeft een geldbedrag van € 5.000,- ontvangen van het Schadefonds Geweldsmisdrijven. Deze betaling is een tegemoetkoming op basis van de Tijdelijke regeling financiële tegemoetkoming voor slachtoffers van geweld in de jeugdzorg. De schuldenares heeft aan de rechter-commissaris gevraagd of de tegemoetkoming van het Schadefonds Geweldsmisdrijven die zij heeft ontvangen buiten de boedel kan worden gehouden.
De rechter-commissaris behandelt het verzoek als een verzoek ex artikel 317 van de Faillissementswet (Fw), inhoudende het verzoek om de bewindvoerder te bevelen het bedrag van € 5.000,- niet voor de boedel op te eisen en niet te betrekken bij de (slot)uitdeling, maar aan schuldenares vrij te laten.
De tegemoetkoming zoals schuldenares die heeft ontvangen is niet van de hoofdregel van artikel 295 lid 1 Fw uitgezonderd en valt evenmin onder de uitzonderingen van artikel 295 lid 4 Fw.
De wetgever heeft er van afgezien om voor deze tegemoetkoming een zelfde regeling te treffen als voor de tegemoetkoming voor door de toeslagenaffaire gedupeerde ouders die zich in de schuldsanering bevinden, gelet op de verschillen in de aard van de tegemoetkoming. Er is daarbij met name gewezen op het feit dat het causale verband tussen het overheidshandelen en de schulden bij de Toeslagenaffaire directer aanwezig is dan bij de misstanden in de jeugdzorg.
Op verzoek van de rechter-commissaris heeft de bewindvoerder de schuldeisers benaderd, met het verzoek mee te delen of zij ermee kunnen instemmen dat de vergoeding in het kader van de Tijdelijke regeling financiële tegemoetkoming voor slachtoffers van geweld in de jeugdzorg, in deze zaak buiten de boedel blijft.
Nu geen van de schuldeisers kenbaar heeft gemaakt er bezwaar tegen te hebben als het bedrag van € 5.000,- niet aan de boedel wordt af gedragen, ziet de rechter-commissaris aanleiding het verzoek van schuldenares toe te wijzen. De rechter-commissaris weegt daarbij de aard en achtergrond van de ontvangen compensatie mee. Het betreft hier een immateriële schadevergoeding voor handelen onder verantwoordelijkheid van de overheid dat een ernstige impact heeft gehad op het persoonlijke leven van de slachtoffers.
Rechtbank Limburg volgt
Op 20 september 2023 deed rechtbank Limburg uitspraak in hoger beroep tegen een beschikking van de rechter-commissaris. Ook in die zaak is aan de schuldeisers voorgelegd of zij konden instemmen met het buiten de boedel houden van de vergoeding. Van de elf schuldeisers stemden er zes in; de vijf andere schuldeisers reageerden niet. De rechter-commissaris oordeelde dat om die reden de vergoeding op de boedelrekening moest worden gestort.
De schuldenares kon zich in die beslissing niet vinden en stelde tijdig hoger beroep in. Onder andere volgde uit de tekst van de brief aan de schuldeisers dat door niet te reageren, zij kennelijk geen bezwaar hebben tegen het buiten de boedel laten van de vergoeding. De rechtbank oordeelt dat inderdaad niet is gebleken van enig bezwaar van de schuldeisers tegen het voorstel om de vergoeding buiten de boedel te laten. De beslissing van de rechter-commissaris, dat de vergoeding op de boedelrekening moet worden gestort, kan daarom geen stand houden. Het beroep wordt gegrond verklaard en het ontvangen bedrag van € 5.000,- wordt aan de schuldenares vrijgelaten.
Zie ook schuldinfo.nl
Meer informatie vindt u op schuldinfo.nl in Schadevergoeding misstanden jeugdzorg naar schuldeisers?.
Documentsoort
- Uitspraken en jurisprudentie
Trefwoorden
- Afdrachtplicht
- Maatwerk/uitzonderingen
- Rechtspraak
- Schadevergoeding
Gerelateerd
Aan de start van de Wsnp, vóórdat de schuldenaar beschikt over het eerste vtlb, behoudt de schuldenaar in beginsel een deel van zijn financiële middelen, om daarmee in de kosten van levensonderhoud en vaste lasten te kunnen voorzien.
De Hoge Raad buigt zich over de vraag of het hof mocht oordelen dat de afdrachtverplichting herleeft nadat de boedelachterstand is ingelopen.
Schuldenaar verzoekt om toelating tot de wsnp en om de looptijd van de wsnp met 18 maanden te verkorten. De rechtbank wijst dat verzoek gedeeltelijk toe met een korting van 12 maanden. Schuldenaar heeft voor de verdere looptijd van zes maanden ...