Verplicht eigen risico zorgverzekering en Wsnp
De auteur bespreekt een uitspraak van de rechtbank Leeuwarden waarin moest worden geoordeeld of en in welke omvang het verplicht eigen risico van een ziektekostenverzekering onder de werking van de Wsnp valt.
Wsnp Periodiek november 2012, nummer 28
André Moerman*
Rechtbank Leeuwarden 20 juli 2011, LJN BX7920
1. Samenvatting
Wanneer iemand toegelaten is tot de Wet schuldsanering natuurlijke personen (Wsnp) vallen in beginsel alle vorderingen die ten tijde van de uitspraak bestaan, onder de regeling. Cruciaal is dus het ontstaansmoment van de vordering. De rechtbank Leeuwarden moest oordelen over de vraag of en in welke omvang het verplicht eigen risico van een ziektekostenverzekering onder de werking van de Wsnp valt.
2. Het geschil
Gedaagde heeft bij Menzis een basiszorgverzekering afgesloten. Het verplicht eigen risico voor het jaar 2010 bedroeg € 165,00. Menzis heeft op 13 juni en 11 september 2010 uitkeringsspecificaties en kort daarna acceptgiro’s verstuurd voor respectievelijk € 111,60 en € 53,40 in verband met het verplicht eigen risico over het jaar 2010. Gedaagde heeft op 7 december 2010 de nota ad € 53,40 voldaan. De nota ad € 111,60 is niet voldaan. Op 30 maart 2010 heeft de rechtbank Leeuwarden de toepassing van de schuldsaneringsregeling (hierna: Wsnp) uitgesproken ten aanzien van gedaagde. In geschil is de vraag of de vordering onder de werking van de Wsnp valt.
3. Standpunt Menzis
De vordering van Menzis uit het verplicht eigen risico ontstaat nadat Menzis de kosten van de verzekerde prestatie aan de zorgaanbieder heeft voldaan. Een zorgaanbieder heeft wettelijk de gelegenheid tot 31 december van het jaar volgend op het jaar van de behandeling om de kosten aan Menzis in rekening te brengen. Pas daarna kan het eigen risico worden berekend en doorbelast aan de verzekerde. Op dat moment ontstaat pas de vordering van Menzis op de verzekerde.
Menzis heeft op 6 april en 3 mei 2010 nota’s voldaan aan de zorgaanbieder. Enige tijd nadien heeft Menzis de kosten voor het verplicht eigen risico aan gedaagde in rekening gebracht. Nu dit in rekening brengen dateert van na 30 maart 2010 (de ingangsdatum van de werking Wsnp) valt de vordering van Menzis volgens haar niet onder de schuldsaneringsregeling en hoeft deze door Menzis niet ter verificatie te worden aangeboden.
4. Standpunt gedaagde
Ingevolge artikel 299 lid 1 sub a Fw is het tijdstip van de uitspraak van de schuldsanering (30 maart 2010) het fixatiemoment. De schuldsaneringsregeling werkt ten aanzien van vorderingen op de schuldenaar die op dat moment “bestaan”. Schulden die ten tijde van de uitspraak van de schuldsaneringsregeling nog niet bekend waren, zijn hiervan niet uitgezonderd. De vraag wanneer de vordering van Menzis geacht kon worden te “bestaan” hangt niet of van de datum van verzending van de acceptgiro’s door Menzis, maar wordt bepaald door de vraag op welk moment gedaagde de medische behandeling heeft ondergaan. Dat is het moment dat de materiële vordering ontstaat. Nu de medische behandeling waarvoor Menzis op 13 juni 2010 een uitkeringsspecificatie heeft gezonden, dateert van vóór 30 maart 2011, valt de vordering van Menzis onder de schuldsaneringsregeling. Een andere interpretatie zou in strijd zijn met het fixatiebeginsel van de Wsnp. Immers, als gedaagde geen zorgverzekeraar zou hebben, zou de zorgaanbieder de kosten rechtstreeks in rekening hebben gebracht. Alsdan zou de vordering van de zorgaanbieder wèl onder de werking van de schuldsaneringsregeling vallen. Andere zorgverzekeraars volgen dit standpunt, Menzis is een uitzondering, aldus gedaagde.
5. Oordeel kantonrechter
De kern van het geschil tussen partijen is de vraag wanneer de vordering van Menzis tot incasso van het verplicht eigen risico geacht kan worden te zijn ontstaan. Artikel 299 lid 1a Fw bepaalt dat de schuldsaneringsregeling werkt ten aanzien van vorderingen op de schuldenaar die ten tijde van de uitspraak tot de toepassing van de schuldsaneringsregeling bestaan. De vordering van Menzis is weliswaar gebaseerd op de door Menzis met gedaagde gesloten verzekeringsovereenkomst, maar voor wat betreft de verschuldigdheid van het verplicht eigen risico vindt de vordering haar grondslag in artikel 19 lid 1 Zorgverzekeringswet. Dat artikellid bepaalt dat iedere verzekerde van 18 jaar of ouder een verplicht eigen risico heeft van (in 2010) € 165,00 per kalenderjaar. De vordering van Menzis tot incasso van het verplicht eigen risico vloeit daarmee niet voort uit overeenkomst, maar vloeit rechtstreeks voort uit de wet. Naar analogie van vaste rechtspraak van de Hoge Raad (HR 11 oktober 1985, NJ 1986, 68 en HR 4 juni 2004, NJ 2004, 412) betekent dit dat de vordering tot incasso van het verplicht eigen risico over enig jaar ontstaat op het moment dat het betreffende kalenderjaar aanvangt.
Voor het opeisbaar worden van een zodanige vordering is weliswaar nog noodzakelijk dat een verzekerde in een bepaald kalenderjaar een behandeling ondergaat bij een zorgaanbieder (waarna de zorgaanbieder de kosten daarvan aan de verzekeraar declareert en de zorgverzekeraar het eigen risico, op basis van artikel 19 lid 4 Zorgverzekeringswet, aan de verzekerde in rekening brengt), maar dit doet niets af aan het feit dat de vordering (uit de wet) al eerder is ontstaan.
Vast staat dat gedaagde in het kalenderjaar 2010 geneeskundige behandelingen heeft ondergaan (zowel voor als na het moment van de uitspraak van de schuldsanering), zodat over het kalenderjaar 2010 het volledige verplicht eigen risico over 2010 verschuldigd is. Ingevolge artikel 22 Zorgverzekeringswet is het verplicht eigen risico pro rata gerelateerd aan het verstrijken van de tijd. Nu de toepassing van de schuldsaneringsregeling per 30 maart 2010 is uitgesproken, betekent dit dat het verplicht eigen risico voor 89/365 deel onder de schuldsaneringsregeling valt en voor 276/365 deel niet. Menzis dient haar vordering dus voor 89/365 deel van € 165,00, oftewel voor € 40,23, ter verificatie aan te melden conform artikel 299 lid 2 Fw. Het resterende deel (276/365 deel van € 165,00) ad € 124,77 kan in de tijd worden toegerekend aan de periode gelegen na het fixatiemoment van 30 maart 2010 en valt daarmee niet onder de schuldsaneringsregeling. Nu vast staat dat gedaagde een bedrag van € 53,40 aan Menzis heeft voldaan, resteert nog te voldoen een bedrag van € 71,37. Dit gedeelte van de vordering van Menzis zal worden toegewezen.
* André Moerman is voorzitter van de signaleringcommissie van de Landelijke Organisatie Sociaal Raadslieden en manager sociaal raadslieden en schuldhulpverlening bij Rijnstad Arnhem. Dit artikel is afkomstig van zijn website www.schuldinfo.nl.
Documentsoort
- Vakliteratuur
- Wsnp periodiek
Trefwoorden
- Tijdstip ontstaan vordering
- Wsnp Periodiek
Gerelateerd
Uitleg over toeslagen en de samenloop met de Wsnp. Hoe om te gaan met toeslagvorderingen, verrekening, beslag en een betalingsregeling.
De auteur bespreekt de casus die aanleiding was voor de uitspraak van rechtbank Gelderland d.d. 30 oktober 2018.
Vervolg op het overzicht van situaties wanneer verrekening door uitkeringsinstanties wel en niet mogelijk is, uit WP 2010/01, naar aanleiding van drie recente uitspraken.