Schuldige nalatigheid en de schone lei
Uitleg over iemand die schuldig nalatig (schunal) is verklaard (door het niet betalen van de AOW-premie) en wordt toegelaten tot de Wsnp. Wat voor invloed heeft de schone lei hierop?
Wsnp Periodiek februari 2017, nummer 6
Theo Pouw
1. Vraagstelling
Onlangs werd een Wsnp-bewindvoerder benaderd door een van zijn voormalige sanieten, nadat die de pensioengerechtigde leeftijd had bereikt. Op zijn AOW-uitkering wordt door de Sociale Verzekeringsbank 4% gekort. Navraag leerde dat hij meer dan vijftien jaar geleden door de SVB ‘schuldig-nalatig’ was verklaard, hetgeen de reden bleek te zijn voor de korting op zijn AOW-uitkering. Van de bewindvoerder wilde de ex-saniet weten hoe dat mogelijk is, nu hij onlangs de schuldsaneringsregeling met goed gevolg had doorlopen en een schone lei had verworven, waarmee toch alle ‘oud zeer’ moest zijn opgelost.
2. Wat is schuldige nalatigheid?
Naast loon- of inkomstenbelasting is iedereen die in Nederland woont of werkt jaarlijks een bedrag aan ‘premies volksverzekeringen’ verschuldigd (AOW, Anw en Wlz). De premies worden vastgesteld door de overheid en worden door de belastingdienst geïnd. Verzuimt iemand om de verschuldigde premies over een bepaald jaar te voldoen dan meldt de belastingdienst dat aan de SVB. Die beoordeelt vervolgens of de premieplichtige een verwijt valt te maken van de niet-betaling en als dat zo is, wordt de premieplichtige schuldignalatig verklaard1. Gevolg daarvan is dat bij het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd 2% per niet-betaalde jaarpremie wordt gekort op de AOW-uitkering2.
Op grond van art. 62 van de Wet Financiering Sociale Verzekeringen is beroep mogelijk tegen een schuldig-nalatig verklaring. Daarbij kan niet als argument gelden dat de aanslag ten onrechte of tot een te hoog bedrag is vastgesteld. Dat de aanslag of de beslissing niet zou zijn ontvangen, moet door de premieplichtige aannemelijk worden gemaakt. Er mag bovendien geen sprake zijn van omstandigheden op grond waarvan de niet-ontvangst de premieplichtige kan worden toegerekend.
3. De Sociale Verzekeringsbank en de schone lei
Maar wat nu als iemand die schuldig nalatig is verklaard, wordt toegelaten tot de schuldsaneringsregeling en aan het eind van dat traject een schone lei verwerft? De situatie dus van bovenbedoelde, inmiddels gepensioneerde ex-saniet. Valt de niet-betaalde premieschuld dan onder de werking van de schone lei en mag de SVB dus vervolgens niet meer korten op de AOW-uitkering? Deze vragen werden voorgelegd aan de SVB, die daarop letterlijk als volgt reageerde:
‘Als de betrokkene onder de wettelijke schuldsanering (WSNP) valt en de schuldsanering is beëindigd met een schone lei, onderzoeken wij of het door de Belastingdienst voorgedragen (aanslag)jaar binnen de wettelijke schuldsanering valt. Als dat het geval is en de schuld van de Belastingdienst is meegenomen bij deze schuldsanering wordt betrokkene NIET schuldig nalatig verklaard. Wanneer de schuld echter is ontstaan vóór het traject van de wettelijke schuldsanering en de belastingschuld is niet meegenomen bij de sanering kan betrokkene over dat (aanslag)jaar wél schuldig nalatig worden verklaard en kan de AOW bij het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd worden gekort.’
Uit dit ietwat cryptisch geformuleerde antwoord begrijp ik dat de SVB onderscheid maakt tussen premieschulden die ontstaan vóór en tijdens een schuldsaneringsregeling. De eerste categorie kan leiden tot schuldignalatig verklaring, de tweede niet.
Als dat juist is, en ik kan het antwoord van de SVB niet op een andere manier lezen, dan gaat er naar mijn mening iets fout. Immers, een schuld die ontstaat tijdens een schuldsanering wordt nooit ‘meegenomen’ in de regeling, omdat een dergelijke schuld niet valt onder de werking van art. 299 lid 1 Fw. Wanneer de schuld daarentegen is ontstaan vóór toelating van de schuldenaar tot de schuldsanering en de regeling wordt met succes beëindigd, dan valt die schuld wél onder de werking van de schone lei.
4. De Leidraad Invordering 2008
De belastingdienst neemt op dit punt een aanzienlijk zuiverder standpunt in, zoals blijkt uit par. 73.2.2 van de Leidraad Invordering 2008, die als volgt luidt:
Belastingvorderingen waarop de wettelijke schuldsaneringsregeling van toepassing is en voor zover die na de beëindiging op grond van artikel 356, tweede lid, Fw onvoldaan zijn gebleven, zijn aan te merken als natuurlijke verbintenissen ongeacht of de vorderingen door de ontvanger bij de bewindvoerder zijn aangemeld. Mocht in dit verband sprake zijn van een als natuurlijke verbintenis aan te merken aanslag in de premie voor de volksverzekeringen, dan wordt zo’n aanslag niet meer3 bij de Sociale Verzekeringsbank aangemeld in verband met schuldig-nalatig verklaring als bedoeld in artikel 61 Wet financiering sociale verzekeringen.
Voorheen gebeurde dat dus wel met als gevolg dat schuldig-nalatig verklaring mogelijk was, ondanks het feit dat de betreffende schuld ingevolge art. 358 Fw was aan te merken als een natuurlijke verbintenis en dus viel onder de werking van de schone lei. Sinds 1 januari 2013 worden premieschulden die onder de werking van schuldsaneringsregeling vallen dus niet meer gemeld bij de SVB in verband met schuldig-nalatig verklaring, maar wat als die melding al heeft plaatsgevonden voordat de premieplichtige is toegelaten tot de schuldsaneringsregeling?
5. Effect van formele rechtskracht
Om onder de werking van de schuldsaneringsregeling te vallen moet een schuld bestaan op het moment van toelating van de schuldenaar tot de regeling. De vraag is dus of een niet-betaalde premieschuld vervalt door een schuldignalatig verklaring. Dat lijkt niet het geval te zijn, nu er als gevolg van schuldignalatig verklaring geen kwijtschelding plaatsvindt.
Uit de wettekst blijkt bovendien dat er na schuldig-nalatig verklaring een ‘terme de grace’ is van vijf jaar om de niet-betaalde premie aan te zuiveren en zo korting op de AOW-uitkering te voorkomen4, hetgeen onmogelijk is als de schuld niet meer bestaat. Ook kan de belastingdienst de invordering van de betreffende premieschuld hervatten wanneer een schuldsanering zonder schone lei wordt beëindigd (art. 358, lid 2 Fw) of een schone lei wordt ontnomen (art. 358a, lid 1 Fw)5. Ook dat kan alleen als de schuld nog bestaat. De SVB redeneert echter dat zodra een schuldig-nalatig verklaring formele rechtskracht heeft verkregen voordat de premieplichtige is toegelaten tot de schuldsaneringsregeling, korting op de AOW-uitkering moet plaatsvinden.
Is er dan verschil tussen een besluit van een overheidsorgaan met formele rechtskracht en een vonnis dat in kracht van gewijsde is gegaan? Er is toch niemand die zal weerspreken dat bijvoorbeeld een veroordeling door een kantonrechter om een geldbedrag te betalen onder de werking van de schone lei valt, wanneer het betreffende vonnis onherroepelijk is geworden voordat de schuldenaar is toegelaten tot de schuldsaneringsregeling zonder dat hij aan het vonnis heeft voldaan. Daarmee staat in mijn ogen vast dat wanneer een premieplichtige schuldig-nalatig is verklaard de premieschuld blijft bestaan.
6. Vervolgcontact met de SVB
Er werd daarom verdere navraag gedaan bij de SVB, waarbij nog eens werd bevestigd dat schuldig-nalatig verklaring inderdaad alleen achterwege blijft als de premieschuld wordt ‘meegenomen’ in de schuldsanering. De slotvraag is dan of de SVB zich wel realiseert wat dat meenemen betekent. Juist daar lijkt het mis te gaan, zoals blijkt uit de reactie van de SVB op het concept van dit artikel:
Voor ons is het belangrijkste dat uit artikel 61 van de Wet financiering sociale verzekeringen volgt dat de SVB de beslissing tot schuldige nalatigheid alleen wijzigt of intrekt als de verschuldigde premie alsnog tijdig wordt betaald. De SVB heeft geen vrijheid om van deze bepaling af te wijken. De ‘schone lei’ geldt daarom niet voor de beslissing tot schuldige nalatigheid.
De redenering dat art. 61 van de Wet Financiering Sociale Verzekeringen de SVB geen vrijheid geeft om daarvan af te wijken, lijkt echter in het kader van de Wsnp niet het effect te hebben dat de SVB daaraan meent te kunnen verbinden. Ook het UWV kan alleen onder strikte voorwaarden afzien van terugvordering van teveel betaalde WW-uitkering (art. 36 WW) en kan in dat verband daarom veelal niet instemmen met een minnelijke regeling. Het UWV kan echter wel door de rechter wel veroordeeld worden om aan een minnelijke regeling mee te werken (zie bijvoorbeeld Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 25 maart 2009, ECLI:NL:GHSHE:2009:BI6348).
Ook de Hoge Raad is van oordeel dat een vordering tot terugbetaling van teveel ontvangen WW-uitkering, die is ontstaan vóór toelating van de werkloze tot de schuldsaneringsregeling, onder de schone lei valt (HR 17 juni 2011, ECLI:NL:HR:BQ0709). Hetzelfde geldt onder meer voor teveel betaalde uitkeringen op grond van de Ziektewet (art. 33) en de AOW (art. 24). Het dwingendrechtelijke karakter van deze bepalingen is dus afhankelijk van de omstandigheden van het geval betrekkelijk. Het is dus zeer de vraag of de SVB zich in dit kader terecht baseert op het dwingendrechtelijk karakter van art. 61 Wfsv.
Bovendien bleek men bij de SVB niet op de hoogte te zijn van art. 358 Fw, waarin is bepaald dat schulden ten aanzien waarvan de schuldsaneringsregeling werkt, dus die bestaan op het moment van toelating van een schuldenaar tot de regeling, voor zover deze onvoldaan zijn gebleven, niet langer afdwingbaar zijn, onverschillig of de schuldeiser al dan niet in de schuldsaneringsregeling is opgekomen en onverschillig of de vordering al dan niet is geverifieerd. Niet valt in te zien waarom dat niet zou gelden voor ‘oude’ onvoldaan gebleven premieschulden.
7. Conclusie
Als juist is dat de premieschulden niet verdwijnen door een schuldig-nalatig verklaring en dat art. 61 Wfsv in het kader van de Wsnp geen dwingendrechtelijk effect heeft, kan niet anders worden geconcludeerd dan dat een schuldig-nalatig verklaring, daterend van vóór toelating van een premieplichtige schuldenaar tot de schuldsaneringsregeling, moet vervallen zodra hij een schone lei wordt verworven. De premieschulden bestaan immers nog op het moment van toelating en vallen dus zoals gezegd onder de werking van de regeling en de schone lei. Wanneer wegens dergelijke schulden dan toch wordt gekort op de AOW-uitkering, is dat naar mijn mening in strijd met de wet.
Los daarvan ligt hier misschien een taak voor de bewindvoerder. Immers, zou deze kwestie tijdens een schuldsaneringsregeling op zijn beloop worden gelaten, dan bestaat het risico dat degene die schuldig nalatig is verklaard te eniger tijd en daarbij kan het gaan om veertig jaar of meer zelf aanspraak moet maken op intrekking van bedoeld besluit en hoe moet hij dan nog bewijzen dat hij ooit een schone lei heeft verworven? Door de schuldenaar wordt de bewindvoerder ervan op de hoogte gesteld dat een schuldig-nalatig verklaring heeft plaatsgevonden. Slechts één extra vraag bij het huisbezoek kan dat al uitwijzen. De bewindvoerder kan dan aan de SVB melden dat de premieplichtige schuldenaar is toegelaten tot de schuldsaneringsregeling en aanspraak maken op verval van de schuldig-nalatig verklaring indien en zodra de premieplichtige een schone lei verwerft. Mocht de SVB niet van het ingenomen standpunt willen afwijken, dan zal een (proef )procedure uitkomst moeten brengen.
Voetnoten
- Wet Financiering Sociale Verzekeringen, art. 61: Indien een premieplichtige heeft nagelaten over een bepaald jaar de op aanslag verschuldigde premie voor de volksverzekeringen te betalen, beslist de SVB dat sprake is van schuldig nalaten als bedoeld in artikel 13 van de Algemene Ouderdomswet, behoudens voor zover de premieplichtige aantoont dat er omstandigheden aanwezig zijn op grond waarvan het niet betalen van de premie hem niet toegerekend kan worden.
- Algemene Ouderdomswet, artikel 13, lid 1, sub b: Op het bruto-ouderdomspensioen […] wordt een korting toegepast van 2% voor elk kalenderjaar dat de pensioengerechtigde na het bereiken van de aanvangsleeftijd schuldig nalatig is geweest als bedoeld in artikel 61 van de Wet financiering sociale verzekeringen, de over dat jaar verschuldigde premie […] te betalen.
- Na aanpassing van de Leidraad Invordering geldt dit ‘niet meer’ sinds 1 januari 2013.
- Wet Financiering Sociale Verzekeringen, art. 61, lid 4.
- Leidraad Invordering 2008, par. 73.2.3.
Documentsoort
- Vakliteratuur
- Wsnp periodiek
Trefwoorden
- Belastingdienst/toeslagen
- Schunal
- Wsnp Periodiek
Gerelateerd
Dit artikel beschouwt de afhandeling van de compensatie kinderopvangtoeslagaffaire in relatie met de Wsnp.
In haar brief van 20 april 2021 bericht de Staatssecretaris dat in alle Wsnp-dossiers waarin is vastgesteld dat saniet recht heeft op de compensatievergoeding van € 30.000,-, naast kwijtschelding van de publieke schulden, een garantie wordt ...
Uitleg over toeslagen en de samenloop met de Wsnp. Hoe om te gaan met toeslagvorderingen, verrekening, beslag en een betalingsregeling.