Wie is aansprakelijk voor studieboekenschuld: kind en/of ouder?
Wie is tijdens de Wsnp aansprakelijk voor de schuld van het bestellen van studieboeken voor de meerderjarige zoon? Een casus uit de praktijk.
WSNP Periodiek augustus 2019, nr. 3
Margreet van Bommel
1. Inleiding
Aan mij werd door een bewindvoerder een zaak doorverwezen waarbij de (inmiddels meerderjarige) zoon in januari 2018 werd gedagvaard door Van Dijk Studieboeken (verder te noemen: ‘Van Dijk’), terwijl op de moeder de wettelijke schuldsaneringsregeling van toepassing was verklaard. Volgens Van Dijk was de zoon gehouden de onbetaald gelaten factuur met betrekking tot de in augustus 2013 gekochte studieboeken te voldoen. De zoon was toen 16 jaar oud en dus minderjarig. De totale koopsom van de boeken bedroeg € 648,49, waarvan de moeder € 214,- had aanbetaald. Later heeft zij nog een deelbetaling van € 88,30 gedaan. Er stond dus nog een bedrag van € 346,19 (exclusief kosten en rente) open. De moeder heeft zich in december 2013 aangemeld bij de gemeentelijke schuldhulpverlening. Na een mislukt minnelijk traject is de moeder op 2 februari 2015 toegelaten tot de Wsnp.
Met betrekking tot de vordering van Van Dijk heeft de bewindvoerder op 24 maart 2015 Bos Incasso op de hoogte gesteld van de toelating van de moeder tot de Wsnp. Bos Incasso en/of Van Dijk dienen geen vordering ter verificatie in. Overigens had Bos Incasso al eerder aangegeven niet mee te willen werken aan het minnelijk traject. Op 7 maart 2018 verkrijgt de moeder de schone lei. Er heeft geen uitdeling aan de schuldeisers plaatsgevonden.
De vraag is of Van Dijk de zoon in rechte kan aanspreken voor de nog openstaande factuur. Van belang in deze casus is om vast te stellen wie feitelijk de bestelling heeft geplaatst: de ouder of de minderjarige (par. 2)? En indien dat de minderjarige is geweest, is hij dan bekwaam om deze rechtshandeling te verrichten (par. 3)? De zaak is voorgelegd aan de kantonrechter in Zaandam. Omdat de zaak tussen partijen uiteindelijk is geschikt, is er geen vonnis gewezen. Hieronder geef ik de belangrijkste standpunten van partijen weer.
2. Wie heeft de bestelling geplaatst: de ouder of de minderjarige?
Van Dijk stelt dat de zoon en niet de moeder de boeken heeft besteld en dat daarom de zoon aansprakelijk is voor het onbetaald gelaten bedrag.
Ik heb mij echter op het standpunt gesteld dat de moeder de bestelling heeft geplaatst. Zij zat achter de computer en heeft voor haar (inwonende) minderjarige zoon op een onlinesite van Van Dijk boeken besteld. Volgens de moeder kon de bestelling uitsluitend worden gedaan als zij op het online bestelformulier de persoonlijke gegevens van de student alsmede het inschrijfnummer van de onderwijsinstelling invulde. Dat betrof dus uiteraard de gegevens van haar zoon, maar dat maakt de zoon nog niet tot degene die de bestelling heeft geplaatst. Hij is dan ook reeds op die grond niet verantwoordelijk voor de nakoming van de koopovereenkomst die zijn moeder is aangegaan. Dienovereenkomstig oordeelde de Rechtbank Den Haag ook op 28 november 2017 (ECLI:NL:RBDHA:2017:13975) in een soortgelijke casus.
Daarnaast is van belang dat de moeder naast de persoonlijke (student)gegevens van haar zoon, tevens haar eigen gegevens ingevoerd heeft bij debiteurgegevens, zijnde haar emailadres, woonadres en bankrekeningnummer. De moeder heeft bijna de helft (€ 302,30) van de totale koopsom (€ 648,49) betaald. De zoon heeft nooit enige betaling verricht. Ook hieruit kan mijns inziens geconcludeerd worden dat de moeder contractspartij is geweest en niet de zoon.
Ook zijn er aanwijzingen dat Van Dijk zelf, in ieder geval in eerste instantie, ervan uit gegaan is dat de moeder contractspartij is geweest. Uit het dossier blijkt dat Bos Incasso in 2013/2014 de ouders/verzorgers van de zoon heeft aangemaand, niet de zoon zelf. Nadat Bos Incasso deurwaarderskantoor LAVG heeft ingeschakeld voor het gerechtelijk traject, is de zoon pas in het najaar 2017, dan inmiddels meerderjarig, tweemaal aangemaand. Op 26 januari 2018, ruim vier jaar na de laatste betaling door moeder, wordt vervolgens de zoon gedagvaard.
Van Dijk stelt nimmer in de veronderstelling geweest te zijn dat de overeenkomst door de moeder is aangegaan, zodat zij om die reden geen opgave hebben gedaan van de schuld in het Wsnp-traject van de moeder. Er is echter veelvuldig correspondentie geweest tussen schuldhulpinstantie Sezo (minnelijk traject) en de Wsnp-bewindvoerder in het wettelijk traject. Het enkele gegeven dat Van Dijk geen vordering heeft ingediend in de schuldsaneringsregeling van de moeder kan niet tot de conclusie leiden dat zij dús de zoon als contractspartij hebben gezien. Als dat zo was geweest dan hadden Van Dijk, Bos Incasso en/of LAVG zich op het standpunt kunnen stellen dat zij niets te maken hebben met het schuldentraject van de moeder en dat zij enkel de zoon als hun contractspartij zagen – hetgeen nooit is gebeurd.
3. Is de minderjarige bekwaam rechtshandelingen te verrichten?
Indien er van zou moeten worden uitgegaan dat de (minderjarige) zoon wél zelf de bestelling heeft geplaatst, dan is van belang na te gaan of hij wel handelingsbekwaam was om die rechtshandeling te verrichten en of hij gehouden is de bijbehorende betalingsverplichting op zich te nemen.
Artikel 1:234 BW bepaalt het volgende:
Lid 1. Een minderjarige is, mits hij met toestemming van zijn wettelijke vertegenwoordiger handelt, bekwaam rechtshandelingen te verrichten, voor zover de wet niet anders bepaalt. (…)
Lid 3. De toestemming wordt aan de minderjarige verondersteld te zijn verleend, indien het een rechtshandeling betreft ten aanzien waarvan in het maatschappelijk verkeer gebruikelijk is dat minderjarigen van zijn leeftijd deze zelfstandig verrichten.
Rechtbank Midden Nederland (ECLI:NL:RBMNE:2014:1830) oordeelde op 14 mei 2014 dat het niet ongebruikelijk is dat een jongere van 16 jaar zelf zijn schoolboeken bestelt, maar dat het niet vanzelf spreekt dat die jongere ook de bijbehorende betalingsverplichting op zich neemt. Bovendien hebben de meeste jongeren ook niet zo veel inkomen dat zij dit soort lasten zelf kunnen betalen. De rechter kwam tot het oordeel dat op grond van artikel 1:404 BW schoolboeken voor een minderjarige tot de kosten van verzorging en opvoeding behoren die de ouders behoren te dragen. De vordering die Van Dijk tegen de minderjarige had ingesteld in die zaak, werd daarom door de rechter afgewezen.
Rechtbank Rotterdam (zaaknummer 5737024 CV EXPL 17-6098) kwam in haar vonnis van 18 augustus 2017 echter tot een ander oordeel: de minderjarige die, 16 jaar oud, met toestemming van zijn moeder de overeenkomst zelf sluit, gaat rechtsgeldig een (koop)overeenkomst aan. De minderjarige is contractspartij en derhalve aansprakelijk. De rechter oordeelt: ‘Het door xxx gedane beroep op art. 1:404 BW kan hem hier niet baten. Daarin is weliswaar bepaald dat ouders verplicht zijn naar draagkracht te voorzien in de kosten van verzorging en opvoeding van hun minderjarige kinderen, maar dit artikel geeft een derde (zoals hier Van Dijk) geen rechtstreeks vorderingsrecht op die ouders ingeval, zoals hier, de overeenkomst door de (destijds) minderjarige zelf werd aangegaan. Het artikel ziet (enkel) op de onderlinge verhouding tussen de ouders en de minderjarige’. Dit standpunt van de rechtbank lijkt mij juist.
4. Conclusie
Gelet op het bovenstaande kom ik tot de conclusie dat indien de scholier van 16 – 17 jaar oud zélf zijn studieboeken bestelt, hij dan ook aansprakelijk is voor de betaling van die boeken. Dat betekent dus ook dat die schuld niet meegenomen kan worden in de eventuele schuldsaneringsregeling van zijn ouders. Heeft de ouder de boeken besteld voor de minderjarige leerling, dan is enkel de ouder en niet de minderjarige aansprakelijk en valt de vordering wel onder de werking van de Wsnp van de ouders. Voor de bewindvoerder is dit een aandachtspunt bij het vaststellen van de vorderingen die door Van Dijk worden ingediend.
Documentsoort
- Vakliteratuur
- Wsnp periodiek
Trefwoorden
- Gedeelde schulden/hoofdelijk aansprakelijk
- Kinderen
- Wsnp Periodiek
Gerelateerd
Vervolgartikel op het in Wsnp Periodiek november 2017 verschenen artikel met dezelfde titel, naar aanleiding van het arrest van de Hoge Raad van 19 april 2019.
Hoe in het minnelijke traject om te gaan met een mogelijke toekomstige regresvordering? Een beschouwing.
Artikel over de vraag hoe moet worden omgegaan met saldi op de spaarrekeningen van minderjarige kinderen van de schuldenaar.