Tussentijdse beëindiging op grond van een herroepelijke uitspraak op een ander rechtsgebied, deel 2
Vervolgartikel op 'Tussentijdse beëindiging op grond van herroepelijke uitspraak op een ander rechtsgebied'. De gemeente is in cassatie gegaan; de rechtbank wijst de aansprakelijkheid van de hand. Dit artikel bekijkt de details.
Christiane Koppelman en Matthieu Verhoeven*
Hoge Raad 17 mei 2019, ECLI:NL:HR:2019:738
In het vorige artikel over deze materie (WP, 2019/02, p. 15 t/m 20) werden twee arresten van het Hof Arnhem-Leeuwarden besproken waarin de gemeente aansprakelijk werd geacht voor de schade bij een schuldenares als gevolg van een onrechtmatig geoordeeld besluit.
De casus is als volgt. Op de schuldenares wordt op 14 mei 2009 de schuldsaneringsregeling van toepassing verklaard. De gemeente vordert na bezwaar op 24 mei 2011 over een periode die volledig in de schuldsaneringsregeling valt ruim € 11.000,-- aan bijstandsuitkering terug. De Rechtbank Arnhem beëindigt op 8 maart 2012 in verband met het terugvorderingsbesluit de schuldsaneringsregeling tussentijds. Op 1 oktober 2013 draait de Centrale Raad van Beroep in een bestuursrechtelijke procedure de terugvordering van bijstand terug. De schuldenares heeft vervolgens de gemeente aangesproken tot vergoeding van de schade die zij lijdt door het onrechtmatige besluit van de gemeente om de bijstandsuitkering terug te vorderen en het daardoor mislopen van de schone lei. De gemeente en Rechtbank Arnhem wijzen de aansprakelijkheid van de hand.
Het hof oordeelde echter dat genoegzaam was komen vast te staan dat als het onrechtmatig besluit (intrekking en terugvordering van de uitkering) niet zou zijn genomen, aan de schuldenares de schone lei zou zijn verleend.
De gemeente is in cassatie gegaan tegen die twee arresten, met succes. Op 17 mei 2019 vernietigde de Hoge Raad de arresten en verwees de zaak (ECLI:NL:HR:2019:738). Een leerzaam arrest waarin nog eens duidelijk wordt gemaakt hoe de rechtsmacht tussen de civiele rechter en de bestuursrechter is verdeeld en wat nu precies valt onder de begrippen “formele rechtskracht” en “gezag van gewijsde” en wat niet.
Een van de cassatiemiddelen van de gemeente was dat het hof onbegrijpelijk had geoordeeld dat de omstandigheid dat verweerster haar informatieplicht niet had nageleefd voor de rechtbank geen grond vormde om daarop de tussentijdse beëindiging mede te baseren. Deze klacht was een inkoppertje: de rechtbank had immers in haar vonnis waarin de schuldsaneringsregeling tussentijds werd beëindigd letterlijk in aanmerking genomen dat verweerster niet had voldaan aan haar informatieplicht jegens de bewindvoerder nu zij die bewindvoerder niet had geïnformeerd over het verblijf van haar ex-partner in de woning. En dat is, los van al het andere, een zelfstandige grond voor tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling.
Een andere klacht was dat het hof had miskend dat de burgerlijke rechter (in deze aansprakelijkheidsprocedure) wèl is gebonden aan de uitspraak van de CRvB tot ongedaanmaking van het besluit van de gemeente tot intrekking en terugvordering van de bijstandsuitkering, maar daarbij niet is gebonden aan de daaraan ten grondslag liggende overweging van de CRvB dat niet is komen vast te staan dat de ex-echtgenoot in de bewuste periode zijn hoofdverblijf had in de woning van schuldenares. En dat was eigenlijk de kern van de arresten van het hof: de rechter moet zowel in de procedure tot tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling als in de aansprakelijkheidsprocedure uitgaan van het oordeel van de CRvB dat niet is komen vast te staan dat de ex-echtgenoot in die periode zijn hoofdverblijf in de woning van verweerster had en dat daarom ook niet kan worden aangenomen dat de schuldenares was tekortgeschoten in haar informatieplicht.
De Hoge Raad legt duidelijk uit waarom dat oordeel fout is. Formele rechtskracht houdt in dat, indien de bestuursrechter uitspraak heeft gedaan over een besluit waarvan beroep bij hem openstaat, de burgerlijke rechter is gebonden aan het oordeel van de bestuursrechter over de rechtmatigheid van dat besluit. De taakverdeling tussen bestuurs- en burgerlijke rechter brengt dat met zich mee (en dat voorkomt dat hetzelfde geschil bij verschillende soorten rechters aanhangig kan worden gemaakt). Maar daar houdt het niet bij op. De burgerlijke rechter is bij de beoordeling van het geschilpunt dat aan hem is voorgelegd namelijk niet gebonden aan de inhoudelijke overwegingen die ten grondslag liggen aan het oordeel van de bestuursrechter over dat besluit. Met andere woorden: bij de beoordeling van een geschilpunt dat niet gaat over de rechtmatigheid van het besluit, is de burgerlijke rechter niet gebonden aan de inhoudelijke overwegingen van de bestuursrechter die oordeelt over de rechtmatigheid van dat besluit. Dat betekent dat de burgerlijke rechter zelfstandig dient te oordelen over de stellingen die geen betrekking hebben op de rechtmatigheid van het besluit en dus niet kan volstaan met de mededeling dat de bestuursrechter hier al over heeft beslist. In dit geval: het is dus mogelijk dat er sprake is van geen-samenwoning in de zin van de (vroegere) Bijstandswet, maar wel van schending van de informatieplicht door niets over het verblijf van de ex-echtgenoot te melden.
Natuurlijk kan het zijn dat 1) de bestuursrechter en 2) de burgerlijke rechter op grond van dezelfde feiten en omstandigheden tot het oordeel komen dat er 1) geen sprake is van samenwoning en 2) geen schending van de informatieplicht over de aanwezigheid van de ex-echtgenoot, maar de burgerlijke rechter kan, mits er op dat punt door de wederpartij voldoende is gesteld, niet volstaan met een verwijzing naar het oordeel van de bestuursrechter en zich gebonden achten aan diens inhoudelijke overwegingen. Het omgekeerde geldt natuurlijk ook, iedere rechter heeft zijn eigen taak.
Ook is het natuurlijk mogelijk dat de burgerlijke rechter de oordeelsvorming van de bestuursrechter geheel of gedeeltelijk overneemt, maar dan moet de burgerlijke rechter wel motiveren waarom hij dat doet. Daarmee worden de inhoudelijke overwegingen van de bestuursrechter in een ander geding de inhoudelijke overwegingen van de burgerlijke rechter in het civiele geding.
Kortom, rechters uit verschillende kolommen zijn gebonden aan elkaars oordelen op het onderdeel waar de ene kolom exclusief bevoegd voor is (de CRvB over de rechtmatigheid van een bijstandsbesluit van de gemeente), maar houden volledig hun eigen taak op hun eigen rechtsgebied (de burgerlijke rechter bij een zaak over tussentijdse beëindiging van de schuldsanering of de aansprakelijkheid daarvoor) en zijn daarbij niet gebonden aan inhoudelijke overwegingen “uit de andere kolom”.
Een rechtvaardiging voor deze systematische keuze is natuurlijk ook dat de gemeente niet betrokken was in de procedure die leidde tot een tussentijdse beëindiging. Zou die gebondenheid er wel zijn, dan bestaat het risico dat een partij wordt gehouden aan oordelen uit een procedure waarin hij niet is betrokken en dus ook niet zijn standpunten en de in zijn ogen relevante feiten en omstandigheden heeft kunnen aandragen.
Tot slot weer even terug naar de praktijk van alledag. Hoe nu om te gaan met niet-onherroepelijke uitspraken (op welk rechtsterrein dan ook) tijdens een lopende schuldsaneringsregeling of een verzoek tot toelating daartoe? Het blijft raadzaam te wachten met uitspraken over (het lot van de) schuldsaneringsregeling totdat in een zaak op een ander rechtsgebied uitspraak is gedaan. Formeel is dat niet nodig, immers de burgerlijke rechter heeft een eigen beslissingsbevoegdheid, maar verstandig is het wel. Het kan zijn dat de “andere” procedure nuttige inzichten over de feiten en omstandigheden oplevert en het voorkomt ook dat er hoger beroep wordt ingesteld met louter als doel het veiligstellen van rechten voor het geval het in die andere procedure gunstig afloopt. Als het echter zo is dat de beslissing in die andere procedure geen invloed heeft op de beslissing tot het al dan niet toelaten of tussentijds beëindigen, kan er natuurlijk gewoon uitspraak worden gedaan, zonder afwachten.
* Matthieu Verhoeven is senior rechter bij de Rechtbank Overijssel.
Documentsoort
- Vakliteratuur
- Wsnp periodiek
Trefwoorden
- Bezwaar en de Wsnp
- Niet voldoen verplichtingen
- Wsnp Periodiek
Gerelateerd
Uitleg over (de slagingskans van) een hoger beroep gericht tegen een tussentijdse beëindiging van de Wsnp.
Een toelichting over de positie van de Wsnp-bewindvoerder bij een procedure tot tussentijdse beëindiging, op voordracht door de rechter-commissaris, op verzoek van de bewindvoerder. Kan een Wsnp-bewindvoerder in hoger beroep gaan als de ...
Wsnp wordt tussentijds beëindigd door een uitspraak op een ander rechtsgebied. (Terugvorderingsbesluit [veronderstelde] onterechte bijstandsuitkering.) Het terugvorderingsbesluit wordt herroepen. De schuldenaar stelt de uitkeringsinstantie ...