Geen griffierecht verschuldigd bij hoger beroep tegen een beslissing van de rechter-commissaris inzake de omvang van de boedelafdracht
De auteurs bespreken een zaak waarbij het ging om hoger beroep tegen de beslissing van de rechter-commissaris over de omvang van de boedelafdracht en in hoeverre dan griffierecht is verschuldigd.
WSNP Periodiek november 2020, nr. 4
Anita Brekelmans en Quinten van Riet*
1. Inleiding
In de februari-uitgave van dit tijdschrift schreven wij over het onderwerp van het heffen van griffierecht bij hoger beroep tegen een beslissing inzake termijnverkorting van de schuldsaneringsregeling.1 Wij sloten onze bijdrage af met het stellen van de vraag of personen die zijn toegelaten tot de schuldsaneringsregeling ook (geen) griffierecht zijn verschuldigd in ándere rechtsgeschillen die niet gaan over toegang tot de schuldsaneringsregeling of over de beëindiging of de duur daarvan.
2. Rechtbank Limburg d.d. 24 juli 2020
De Rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, mocht die vraag beantwoorden in een zaak waarbij het ging om hoger beroep tegen de beslissing van de rechter-commissaris over de omvang van de boedelafdracht. De rechtbank oordeelde op 24 juli 2020 als volgt:
De rechtbank is van oordeel dat uit voornoemd arrest2 lijkt te volgen dat de Hoge Raad van oordeel is dat in hoger beroep tegen beschikkingen van de rechter-commissaris ex artikel 315 Fw geen griffierecht is verschuldigd door personen die een verzoek hebben gedaan tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. Uit het arrest volgt namelijk niet in welke gevallen van de saniet wel of geen griffierecht mag worden geheven. De Hoge Raad lijkt geen onderscheid te maken voor wat betreft het onderwerp van het hoger beroep.
De Hoge Raad wijst er op dat het in de regel gaat om personen die, gelet op de toepassing op hen van de schuldsaneringsregeling, minder financiële draagkracht hebben dan bijstandsgerechtigden en derhalve over onvoldoende financiële draagkracht beschikken om het in hoger beroep en in cassatie verschuldigde griffierecht te betalen. Een dergelijke situatie doet zich ook voor indien het om een ander verzoek gaat dan het verzoek als bedoeld in artikel 4 lid 2, aanhef en onder j van de Wgbz, zo leidt de rechtbank uit dit arrest af. De Hoge Raad volgt daarmee niet de conclusie van de advocaat-generaal (ECLI:NL:PHR:2019:1138), die (primair) een beperktere lezing betoogt. Gelet op dit arrest van de Hoge Raad is de rechtbank dan ook van oordeel dat ook in geval hoger beroep wordt ingesteld tegen een beslissing van de rechtercommissaris over een extra afdracht aan de boedel, zoals hier aan de orde, geen griffierecht is verschuldigd.3
Het verzet tegen de beslissing van de griffier om griffierecht te heffen, werd gegrond verklaard.
De rechtbank geeft in haar vonnis naar onze mening terecht aan dat uit het arrest van de Hoge Raad niet volgt in welke gevallen van de saniet wel of geen griffierecht mag worden geheven. De situatie dat het om personen gaat die, gelet op de toepassing van de schuldsaneringsregeling, minder financiële draagkracht hebben dan bijstandsgerechtigden en derhalve over onvoldoende financiële draagkracht beschikken om het in hoger beroep en in cassatie verschuldigde griffierecht te betalen, doet zich inderdaad ook voor indien het hoger beroep betrekking heeft op een geschil over de boedelafdracht.
3. Griffierecht in andere rechtsgeschillen?
Wij stellen ons evenwel nog steeds de vraag of de gedachte, die in deze uitspraken tot uitdrukking komt, mutatis mutandis kan worden toegepast op rechtszaken waarbij de saniet procedeert over een onderwerp dat geheel los staat van de schuldsaneringsregeling van de saniet. Zodra de mogelijkheid zich aandient, zal deze vraag aan de rechter worden voorgelegd.
* Anita Brekelmans is zelfstandig curator en wsnp-bewindvoerder in Venlo; Quinten van Riet is advocaat en voert praktijk in Venlo. Beiden waren inhoudelijk betrokken in de zaak die leidde tot de besproken uitspraak van de Hoge Raad.
Voetnoten
- Anita Brekelmans en Quinten van Riet, “Geen griffierecht verschuldigd bij hoger beroep of cassatie tegen een beslissing inzake termijnverkorting van de schuldsaneringsregeling”, WP, 2020/01, p.13.
- De rechtbank verwijst naar HR d.d. 19 december 2019, ECLI:NL:HR:2019:1947.
- Rb Limburg d.d. 24 juli 2020, ECLI:NL:RBLIM:2020:5757, rov. 2.6.
Documentsoort
- Vakliteratuur
- Wsnp periodiek
Trefwoorden
- Bezwaar en de Wsnp
- Boedelkosten
- Verplichtingen Wsnp
- Wsnp Periodiek
Gerelateerd
In dit artikel wordt de casus die aanleiding was voor het arrest van de Hoge Raad van 12 juni 2009 (LJN BI0455) besproken. Daarin is bepaald dat voor tussentijdse beëindiging van een Wsnp wegens het niet nakomen van de Wsnp-verplichtingen (art. ...
Dit artikel informeert hoe tijdens de start van de Wsnp om te (kunnen) gaan met de maandelijkse inkomsten als deze vlak voor de toelatingsdatum zijn gestort.
Uitleg over (het verloop van) de procedure van een hoger beroep tegen een rc-beschikking (o.g.v. art. 315 fw) en de ruimte die de rechtbank heeft om tot een (nieuwe) beslissing te komen.